Besnijdenis niet massief vervangen door doop
Prof. Van Bruggen laakt simpel 'kopiëren' naar nieuwe bedeling
OUDEWATER - Dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen, is niet op een massieve wijze te stellen, alsof de oudtestamentische besnijdenis regelrecht kan worden gekopieerd naar de nieuwtestamentische doop. Historisch gezien is de doop niet in plaats van de besnijdenis gekomen, maar functioneert deze wel ongeveer zoals de besnijdenis vroeger was.
Dat zei prof. dr. J. van Bruggen gisteren in Oudewater voor Gereformeerde-Bondsstudenten theologie, die deze week bijeen zijn voor een studieconferentie. Prof. Van Bruggen, hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit van de Gereforineerde Kerken Vrijgemaakt, sprak over "verbond en doop". Hij zei dat de reformatorische traditie met de stelling van "kinderdoop in plaats van de besnijdenis" kan „werken", maar „de argumenten moet men wel met de goede schroeven aandraaien".
Noch in de brieven van Paulus noch in Handelingen 15 (het zogeheten apostelconvent) wordt één keer gezegd dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen. „Waarom werd dat dan niet duidelijk gezegd, als ze daarvan overtuigd waren en ze de vlotte reformatorische formulering bij de hand hadden, zoals wij die hebben?" De relatie oudtestamentische besnijdenis en nieuwtestamentische doop is niet uit te bouwen tot een systeem, zonder nuanceringen aan te brengen, aldus Van Bruggen.
Ook de zogenaamde "huisteksten" zijn volgens hem niet als een "mathematisch bewijs" te beschouwen voor de vraag of kinderen ook daadwerkelijk ten tijde van het Nieuwe Testament zijn gedoopt.
Volwassendoop
In het Nieuwe Testament ligt het startpunt in de doop van volwassenen en het geloof van de ouders, aldus Van Bruggen. Zoals het Nieuwe Testament is geschreven vanuit de volwassendoop, zo hebben reformatorische christenen tegenwoordig „helaas" de kinderdoop als de gewone doop gezien; de kinderdoop is in de loop van de historie startpunt geworden in plaats van de geloofsdoop van volwassenen in het Nieuwe Testament. „De doop is in de eerste plaats de doop op het zendingsveld en de kinderdoop kan daar achteraan komen. Tegenover anabaptisten moeten we toegeven dat de doop het teken is van het aanvaarde Evangelie en dat we dus niet zonder meer aan kinderen de doop kunnen bedienen, want kinderen kunnen niet geloven".
Toch hield prof. Van Bruggen de huidige praktijk van kinderdoop staande, omdat de kinderen immers meegenomen worden in de doop van de ouders. Eerst wordt door de ouders het geloof beleden voordat kinderen gedoopt worden. De doop die kinderen als "voorschot" krijgen, moet later bij het opgroeien overgenomen worden. De kinderdoop verliest glans als de kinderen opgroeien en niet tot geloof komen, aldus Van Bruggen. Hij pleitte in dit verband voor een nauwe relatie tussen geloofsbelijdenis en doop. Doopbezoek van de predikant en zelfbeproeving voor de doop zouden meer benadrukt moeten worden, zo vond hij. Hij stelde voorts dat wij „in een wereldkerk leven", waar de doop van volwassen als „de normale vorm van doop" gezien wordt. In Korea worden bij voorbeeld duizenden volwassenen gedoopt. Verder kritiseerde hij de dooppraktijk van de volkskerk, „waar gigantisch gedoopt wordt wat niet gedoopt mag worden". Gereformeerd is het daarentegen te zeggen dat alleen kinderen van gelovigen gedoopt mogen worden. De groep van de "reformed baptists" bevindt zich dicht bij de gereformeerden en vormen een „gelukkige minderheid" binnen de wereldwijde stroming van de anapbaptisten, die volgens Van Bruggen toch aftijd een neiging hebben tot remonstrantisme (geloof als kwaliteit).
Doopformule
Prof. Van Bruggen pleitte er in zijn lezing voor om de Schriftgegevens recht te doen en niet latere ontwikkelingen daarin te lezen. Zo betwijfelde hij dat Matthëus 28:19 en Markus 16:16 expliciet spreken van de instelling van de waterdoop. „Uiteindelijk gaat het doopbevel wel hierop terug, maar het instellingsbevel is niet zo duidelijk als bij het Avondmaal". Het doopbevel is wel gefundeerd op de waterrite, die zijn oorsprong heeft bij Johannes de Doper; zijn doop was toen iets geheel nieuws (waardoor hij direct de bijnaam van "de Doper" kreeg).
De Kamper hoogleraar merkte verder op dat het Nieuwe Testament alleen in Matthëus 28:19 spreekt van een trinitarische doopformule, terwijl de rest van het Nieuwe Testament spreekt over de doop in Christus. Daarom is er volgens Van Bruggen „geen expliciete formuleringsopdracht" om de trinitarische formule te gebruiken, al geschiedt de doop wel op gezag van de Drieënige God.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1993
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1993
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's