Appellerende prediking geen bewijs opwekking
Ds. Visscher voor studenten Geref. Gem.:
GOUDA - Een sterk appellerende, emotionele prediking en een bloeiend gemeenteleven zijn geen afdoende indicaties om té spreken van veel geestelijk leven. Evenmin zijn het middelen die het meest geschikt zijn voor een opwekking.
Dat stelde ds. W. Visscher zaterdag in Gouda tijdens een bijeenkomst voor studerenden, georganiseerd door het deputaatschap voor studerenden van de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Visscher, predikant van de gereformeerde gemeente te Amersfoort, sprak over" Opwekking nu". De predikant zei dat elke prediking weliswaar appellerend moet zijn, maar zij is ook de bediening van de volle raad Gods, met verwijzing naar de soevereiniteit en het verkiezend handelen van God in de geschiedenis. De loop van Gods Kerk wordt bepaald door de raad van God en door het verkiezend welbehagen van God. Dit is een zeer bemoedigende en rustgevende gedachte, ook en vooral als er geen herleving in Nederland komt, aldus ds. Visscher. De Nederlandse kerkgeschiedenis van de laatste twee eeuwen kent volgens hem één grote opwekking met „een indrukwekkende vrucht, die tot op de dag van vandaag zichtbaar is", namelijk de Afscheiding van 1834. Ondanks negatieve elementen, zoals verdere versplintering, heeft God toch op een rijke manier willen werken en kwam de Bijbel weer op de kansel. Onder opwekking verstond ds. Visscher -in de lijn van ds. W. van Vlastuin- een intensievere openbaring van het werk van de Heilige Geest. Maar wanneer er na twee of drie generaties nog maar weinig van over is, betwijfelde hij of er gesproken kan worden van een opwekking. Dit element wordt volgens ds. Visscher in de literatuur te weinig benadrukt.
Als belangrijkste middelen gebruikt God voor opwekking de prediking, het gebed en de verootmoediging. Op de vraag of er perspectief is voor een opwekking, een verwachting van een bloeitijd voor Gods Kerk in Nederland, antwoordde ds. Visscher dat sommigen (zoals ds. W. van Vlastuin en ds. P. den Butter) hierop positief antwoorden. Men grondt dat vooral op de beloften voor het volk Israël en (nog onvervulde) profetiën in het Oude Testament. Ds. Visscher erkende dat dit gevoelen een duidelijke plaats heeft bij de Nadere Reformatoren en de Engelse puriteinen. Hij wilde noch pessimistisch noch optimistisch over deze zaak spreken. Jezus Zelf spreekt weinig rooskleurig over het einde der tijden. Of er wel of niet een bloeitijd zal komen, wilde ds. Visscher daarom „onbeslist" laten. Hij verwees naar de belijdenis (art. 27 NGB), die zegt dat God er altijd voor zal zorgen dat Zijn kerk er is en in stand gehouden wordt. De verwachting ligt in het feit dat Christus eeuwig Koning is. Het komt er op aan of wij een levend lidmaat van de Kerk worden. Over het algemeen toonde ds. Visscher zich in zijn inleiding somber over kerk en maatschappij. De maatschappij zag hij gekenmerkt door secularisatie, nihilisme en zelfbeschikking. Op het kerkelijk erf constateerde hij weinig doorbrekend geestelijk leven. De groei van de Gereformeerde Gemeenten is hoofdzakelijk een natuurlijke groei, „en zelfs die kalft af'. Hij herinnerde zich het verleden, waarin de werfkracht van de eigen gemeenten groter was en verscheidenen van buiten de Gereformeerde Gemeenten overkwamen. Verder constateerde hij droevige verdeeldheid, het opblazen van middelmatige zaken en een toenemende aanscherping van bepaalde onderdelen van de geloofsleer (waardoor het evenwicht zoek raakt).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 13 september 1993
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 13 september 1993
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's