Meer zuurs dan zoets voor Anna Bijns
„Trouwe es vervlogen, dit doet mijnen moed zinken, 't lijden es groot dat ik moet gedogen"
De Hervorming is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van een eigen reformatorische literatuur. Het recent verschenen proefschrift van Bert Hofman over de zestiende-eeuwse Schriftuurlijke lyriek geeft argumenten te over om deze stelling te onderbouwen. Minder bekend is dat er ook van contra-reformatorische zijde literatuur geschreven werd, bedoeld om de aangevallen Rooms-Katholieke Kerk te verdedigen en de afvalligen te veroordelen. Het aantal dichters aan de roomse kant is overigens veel kleiner dan dat van hen die de nieuw verworven bijbelse inzichten gestalte gaven in de vorm van lied en gedicht.
Zonder meer de belangrijkste figuur der literaire contra-reformatie is Anna Bijns geweest. Zij werd op 5 maart 1493 in Antwerpen geboren en overleed aldaar op 10 april 1575. Na de dood van haar vader in 1516 raakte het gezin in enigszins armelijke omstandigheden. Anna's broer Maarten opende in hun huis een school om in het levensonderhoud van het gezin te kunnen voorzien. Anna heeft haar broer daarbij geassisteerd. Toen deze in 1536 trouwde, besloot ze zelf ook school te gaan houden. Vanaf dat jaar tot korte tijd voor haar dood heeft ze het volgehouden om een aantal kinderen in haar woning "Het Roosterken" de lees-, schrijf- en rekenkunst bij te brengen, alsmede de eerste beginselen van de roomse catechimus. Tot een huwelijk is het nooit gekomen.
Kleurloos
Haar leven lijkt op het eerste gezicht kleurloos verlopen te zijn. Slechts enkele jaartallen springen er duidelijk uit, met name die waarin de drie door haar of anderen gepubliceerde gedichtenbundels verschenen, achtereenvolgens 1528, 1548 en 1567. Dat zijn zeker hoogtepunten in haar leven geweest. Voor het uitgeven van haar eerste Dundel was immers bepaald moed nodig. Gedichten aan de nog jonge drukpers toevertrouwen, was een daad die gemakkelijk als ijdelheid kon worden uitgelegd. Nog opzienbarender was het feit dat een vrouw tot publiceren kwam. Een vrouw die blijkens de kwaliteit van haar poëzie alle mannelijke collega-dichters gemakkelijk naar de kroon stak.
Zij schreef op de manier van de toentertijd bloeidende rederijkerij. Een graag gebruikte gedichtvorm van de rederijkers was het zogenaamde refrein. Dat is een betogend, argumenterend gedicht van ten minste vier strofen. Elke strofe telt tussen de acht en de achttien versregels. Het belangrijkste kenmerk van het refrein is dat de laatste regel van elke strofe dezelfde is. Daarmee wordt deze regel de basis, het thema van het gehele gedicht. Elke strofe bouwt op deze basis een of meer argumenten. De laatste strofe is ten slotte gericht aan de zogenaamde Prince, oorspronkelijk de beschermheer van een rederijkerskamer, maar weldra uitgroeiend tot een figuur aan wie men het refrein opdroeg.
Maarten Luther
Haar eerste refreinenbundel bevat 23 gedichten, die vrijwel alle gericht zijn tegen de Reformatie. Vooral aan Luther moet ze een gloeiende hekel gehad hebben. Hij is voor haar de verpersoonlijking van alle kwaad. Nog feller is de toon in haar tweede bundel met 24 refreinen, eveneens bijna zonder uitzondering tegen de hervormingsbeweging gericht. Beide bundels zijn door Anna Bijns zelf uitgegeven, maar zeker niet zonder de morele steun van de minderbroeders in Antwerpen, met wie zij vriendschappelijk omging. Deze minderbroeders nebben haar gestimuleerd de poëzie uit te geven, die in hun ogen de belangen van de heilige roomse moederkerk kon dienen. Het is opvallend dat Anna's derde bundel niet meer door haarzelf, maar door een overste der minderbroeders is uitgegeven. Zij waardeerden haar werk heel erg, niet alleen om de felle polemiek in haar eerste twee bundels, maar ook om de inhoud van haar vele andere gedichten, die vooral moralistisch en religieus van aard zijn en een plaats kregen in de derde bundel. Waren de eerste twee bundels vooral naar buiten gericht, tegen de vijanden van de moederkerk, de derde was meer voor intern gebruik bestemd. De bundel met niet minder dan 69 refreinen was een uitnemend instrument om de bewoners van het klooster der minderbroeders stof te bieden voor bezinning, maar ook voor ontspanning.
Het oorkussen
De refreinen die niet zo geschikt waren voor publikatie, zoals een aantal spottende gedichten op slechte of lachwekkende huwelijken, op hoogbejaarde liefdesparen of op zotte begijntjes, waren volledig op ontspanning gericht voor de kloosterlingen, voor wie ledigheid des duivels oorkussen was. Deze gedichten in handschriften werden pas aan het eind van de negentiende eeuw uitgegeven. Het is duidelijk dat met name door deze gedichten het beeld van Anna Bijns als een felle kenau wel is bijgesteld. Toch is ook in deze poëzie vaak een persoonlijk element van teleurstelling te herkennen. Het leven bood haar uiteindelijk "meer zuurs dan zoets"!
Anna Bijns moet geen gemakkelijk leven gehad nebben. In haar jeugd heeft zij waarschijnlijk een grote en heftige liefde gekend, zoals afgelezen kan worden uit weer andere refreinen die eveneens in handschrift zijn achtergebleven en ook in de negentiende eeuw werden gepubliceerd. Juist in die gedichten treedt een heel andere Anna Bijns naar voren dan die we uit haar strijdpoëzie kennen. Daaruit laat ze zich kennen als een heftig bewogen en tegelijk teer liefhebbende vrouw, die echter gekwetst wordt door de ontrouw van hem aan wie zij zo graag haar gehele leven had willen opofferen.
Verdriet
Het leven heeft Anna Bijns weinig te genieten gegeven. Ze leed onder het feit dat kerk en maatschappij revolutionaire omwentelingen moesten doormaken. Ze heeft ook in haar persoonlijke en familie-omstandigheden verdrietige dingen moeten meemaken. In een heel persoonlijk refrein geeft ze uiting van haar gemoedsgesteldheid: „Want vrienden en magen, neven en nichten / Tegen mij vichten en willen mij krinken. / Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken". En even later klaagt ze het uit: „Die voormaals mijn vriend hiet, heeft mij bedrogen; / Schoon beuzelen hij mij in d'ore stiet. / Wankelbaar als een riet, dobbel en doortogen / Heb ik en vonden, al scheen hij schoon voor ogen./ Trouwe es vervlogen, dit doet mijnen moed zinken. / 't Lijden es groot dat ik moet gedogen".
Eigenlijk kan ze niemand meer vertrouwen na het debacle in haar jeugd: „Dus wie dat gij zijt, en betrouwt niemand te wel; / (...) Ik zeg 't zonder verwijl: geen lijden zo fel; / Vriends ontrouwe en es geen kinderspel".
Botterikken
Het besef een kunstenaar te zijn, moet haar tot op zekere hoogte wel heoben getroost. Heel nadrukkelijk presenteert ze zich vanaf haar eerste bundel dan ook als een „eersame ende ingeniose maecht, subtilic ende retorijkckelic". In het opdrachtvers richt ze zich tot de ,Arrificiaal geesten, die na konste haakt", aldus een literair onderonsje suggererend. Ze kan dan ook minachtend doen over de botteriken die geen oog en oor hebben voor de verfijnde kunst. Ze troost zich echter met de gedachte: „'t Es verloren rozen voor zogen gestrooid". Mensen die de edele kunst van de retorica onteren, zijn eigenlijk niet waard dat ze leven. Ze voegt hun toe: „Voor zelken boeren die geen konste en kinnen, / En wilt niet roeren, maar houdt ze binnen".
Als kunstenares heeft ze overigens wel erkenning gekregen. Haar eerste bundel werd een jaar na uitgave zelfs in het Latijn vertaald. Tot ver in de zeventiende eeuw werden haar tegen de Hervorming gerichte refreinen herdrukt. De bewondering door haar tijdgenoten heeft echter haar levensvisie niet wezenlijk veranderd. Haar leven overziende, bleef ze bij haar spreuk: meer zuurs dan zoets.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's