De gesprenkelde vogel van Abingdon
In de voetsporen van William Tiptaft, dienaar van het Evangelie (II)
Sutton Courtney, een groot en genoeglijk plattelandsdorp in de vruchtbare vallei van Berks, gelegen aan de rivier de Isis. 1829. De Parish Church of All Saints heeft een predikantenvacature. Drieduizend zielen begeren hier „een oprechte man", om hen te hoeden in de weiden van het Woord. Sutton Courtney (tegenwoordig Sutton Courtenay), de derde gemeente van William Tiptaft.
Wat was dat voor prediker, die William Tiptaft? Een mens van vlees en bloed, wat alle mensverheerlijking uitsluit. Maar, er was meer. Tiptaft was een man, teer van geweten, heilig in zijn wandel, vol liefde en mededogen voor de kleinsten onder Gods volk, onbevreesd voor elke vijand, met vurige ijver en heilige ernst bezet als het ging om de eer van God. En buitengewoon mild.
Er waren wel dienaren van de Allerhoogste met meer gaven, zegt J. C. Philpot, „met meer talenten, met grotere natuurlijke bekwaamheden, met schoner kanselgaven, met een dieper inzicht in Goddelijke waarheden zelfs, weinigen waren er die zo dicht achter de Heere aankwamen". Philpot zag in Tiptaft „een groot en goed man", met een „zelfverloochening, iedere dag en ieder uur, als slechts enkelen hebben vertoond".
Toen Philpot na het overlijden van zijn vriend diens brieven nog eens ter hand nam, was hij getroffen door hun „waarlijk uitnemend en voornaam gehalte en door hun praktikale en bevindelijke wijsheid". William Tiptaft leefde vanuit het diepe besef dat hij slechts rentmeester was over zijn tijd, over zijn geld, over zijn gezondheid. Het was hem slechts in bewaring gegeven en hij kon ieder uur geroepen worden van dat rentmeesterschap rekenschap af te leggen.
Zwarte petten
Midden tussen oude en nieuwe graven staat de kerk van Sutton Courtney. Hier ligt sinds 1950 ook de bekende romanschrijver/journalist George Orwell begraven. Hier wordt Orwell weer bij zijn gewone naam genoemd; "Eric Blair". In de dood vervaagt elke rang en elke stand.
Het gebouw is een ruime preekkerk met veel lichtinval, stoere vierkante banken en een ruim middenpad, recht voor een oude preekstoel. Hier zaten ze, de gemeenteleden van dominee Tiptaft. Werklieden in blauwe kielen en met zwarte petten op, moeders in geruite schorten, met katoenen omslagdoeken, alsof ze zo uit het veld of uit de keuken waren weggelopen. Een eenvoudig en ongekunsteld gehoor. De kerk puilde uit. Hier was honger naar het Woord, hier waren afnemers.
Ook Philpot preekte eens in een weekdienst in Sutton Courtney. Hierover schrijft hij: „Toen wij bij de kerk aangekomen waren, keek ik verbaasd bij het zien van de menigte mensen, die van verschillende zijden naar het kerkgebouw stroomden, ofwel bij het gebouw in groepen stonden te wachten op de aanvang van de dienst. De kerk was spoedig gevuld, en wel zo, dat er nauwelijks ruimte was om nog in de gangen te staan. Het pad was letterlijk volgepropt met hoorders. Een vreemd contrast met de meeste kerken in de omgeving, die zelfs op de dag des Heeren praktisch leeg staan".
Sluimerende echo 's
Dit was het arbeidsveld van William Tiptaft. Hij meende stellig dat het zijn laatste gemeente zou zijn. Hij preekte hier onverschrokken, met een bijzonder luide en krachtige stem. Zijn taal was eenvoudig en recht op de man af, zijn voordracht helder en ernstig. Hij wierp de verlossing door de werken zodanig omver en verdedigde verlossing door alleen genade met zulk een kracht, dat er in de gehele omgeving een sterke beroering ontstond. Dit was nieuw! Zo hadden ze 't nog nooit gehoord. De sluimerende echo's van de kerkmuren ontwaakten.
In de pastorie van Sutton Courtney -onbekend blijft welk huis dat is geweest- leerden Philpot en Tiptaft elkaar nader kennen. De mannen spraken er van hart tot hart. „Philpot is", schrijft Tiptaft over die ontmoetingen, „een oprecht christen. Hij is mij als vriend veel waard en ik verwacht dat de Heere zijn bezoek voor mij profijtelijk zal doen zijn". „Tiptaft heeft", schrijft Philpot, „een vurige eenvoud en een grondige overtuiging in zijn hart van de waarheden waarover hij spreekt".
St. Helena
In de 'Grote Kerk' van Abingdon, net even boven Sutton Courtney gelegen, was men gewend op de avond van eerste kerstdag een algemene kerstpreek te doen houden, waarbij ook het voltallige stadsbestuur aanwezig placht te zijn. In 1830 werd William Tiptaft uitgenodigd de kerstpredikatie te houden. Op de desbetreffende avond was elke hoek van de kerk gevuld, niet met vijfduizend mensen zoals de historie wil doen geloven (er kunnen absoluut niet meer mensen in deze toch best grote kerk dan misschien vijftienhonderd), maar de kerk zat mudjevol. „En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden', Matth. 1:21. Dat was Tiptafts tekst.
De preek bracht grote onrust in Abingdon teweeg. „Het is waar", schrijft Philpot later, „dat de preek niet erg diepgaand en bevindelijk was, en toch lag er zulk een klank van oprechtheid in en er stroomde zo'n warmte en leven in door, dat ik soms gedacht heb, dat het één der beste predikaties was die hij ooit heeft gehouden".
Het was een preek waarin de Heere Zijn eigen volk rijk vertroostte. Maar de vijanden van de waarheid stonden op hun achterste benen. Tiptaft kreeg meer vrienden, maar des te meer vijanden: „Weg met zulkeen, met deze beroerder Israels, want het is niet betamelijk dat hij leve". De scheidslijnen werden steeds duidelijker getrokken.
Staatskerk
Nog geen jaar later schrijft Tiptaft aan Philpot: „Ik moet u nu vertellen dat mijn geest gekweld wordt met de gedachte de Engelse Staatskerk te verlaten, want ik ben van mening, dat ik mijn predikantsplaats niet behouden kan tesamen met een goed geweten. (...) Wat ik zal doen, als ik de kerk verlaat, weet ik nog niet. God zal me leiden. Ik ben gewillig in Zijn dienst werkzaam te zijn en het zal me verheugen, bevrijd te zijn van zulke ketenen, als waarin ik nu moet werken".
In een brief van 10 november 1831 maakt William Tiptaft aan de bisschop van Salisbury bekend dat hij zijn predikambt neerlegt. En twee weken later weet hij ook wat hem te doen staat. Hij koopt in Abingdon een klein stuk land om er geheel op eigen kosten een kerk te laten bouwen. Het wordt een „eenvoudig, doch degelijk gebouw". Op 25 maart 1832 werd de kapel geopend door dominee John Warburton te Trowbridge en door dominee Hitchcock.
Tiptaft vreesde in Abingdon er nog geen tien te vinden „die een bevredigendverslag konden geven van het werk der wedergeboorte in hun ziel", maar de kerk was die avond overvol. Er ging een sprake van uit. Het duurde nog wel elf jaar voordat de gemeente van Abingdon officieel als zelfstandige gemeente kon worden geïnstitueerd: 29 januari 1843.
De huidige mensheid in Abingdon weet van niets. Ze haalt niet-begrijpend de schouders op. Een kapel van de Strict Baptists? De sigarenwinkelier verwijst naar de bakker en de bakker naar de slager. In het mistige brein van de slager gaat er iets dagen. De Baptist Chapel. Die weet hij! Het blijkt de verkeerde te zijn, deze is niet 'strict' genoeg, maar zo kom je in de buurt, via via, waar je wezen wilt. William Tiptafts kerk staat aan de Checker Walk, blijkt uiteindelijk.
Abingdon, een lief plaatsje in de vallei "White Horse", net ver genoeg van Oxford verwijderd om geen al te grote hinder te hebben van het gewoel van deze universiteitsstad. Twee kerkgebouwen markeren het silhouet van de marktstad, liggend aan de A-34, die van Oxford zuidwaarts naar Didcot en Newbury loopt. Het godshuis met de stompe toren is de St. Nicholas Church, maar die is in het kader van herinneringen aan William Tiptaft niet van belang. De spitse toren is de bekroning van de St. Helen's Church. In déze kerk maakte Abingdon in de beroemd geworden kerstpreek voor de eerste maal kennis met William Tiptaft. Het sloeg in als een bom. Als de stenen van deze vijfbeukige kerk zouden kunnen spreken, zou de schok opnieuw gevoeld worden. Maar alles zwijgt.
In de kerktuin zie ik een bord met een rake tekst: „Een man van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust". Een eekhoorn speelt tussen de graven, een kind zingt een lied. En de torenklok slaat negen.
Abbey Baptist Chapel
In het achterafstraatje Checker Walk staat nog het muisgrijze kerkje van Tiptaft, weggedrukt achter de allures van eeuwenoude kloostergebouwen. Met recht „een eenvoudig doch degelijk gebouw". "Abbey Baptist Chapel", vertelt een bord naast de ingang. „Diensten zondags om 10.30 uur en 6.30 uur; donderdagsavonds bijbellezing om 7.30 uur. All are welcome". Maar de deur zit nú op slot.
Nieuwsgierig sjouw ik wat door het buurtje. En bel aan. Hier. En daar. Hier is geen mens thuis. Daar wel, maar ze weten er van niets, ook niet wie de sleutel zou kunnen hebben van de Abbey Chapel. Maar op Checker Walk number 10 verschijnt plotseling dominee zelf aan de voordeur. Een grijzende heer, in manchester broek en dikke trui. Ds. Richard Chester, een van de voorgangers. „Aangenaam". En zo gaat dan toch de deur van Tiptafts kerkje open.
Wat eens de consistorie was, is nu hal. De kerkzaal ademt nog redelijk de sfeer van destijds. De galerij is er ook nog, en de oude banken, maar de preekstoel van Tiptaft heeft het veld geruimd voor eigentijdser materiaal. „Het was maar een heel klein kanseltje", vergoelijkt ds. Chester de kwestie. „Je kon er maar ternauwernood in staan".
Gedenkstenen
Boven de plaats waar eens de preekstoel stond, hangt de fors uitgevallen gedenksteen voor William Tiptaft. Aan een van de zijmuren houdt een tableau ds. Philpot in ere. Toch loopt deze gemeente van Abingdon niet helemaal meer in de sporen van beide vaderen. „Eigenlijk waren het", zegt Chester, zoekend naar de juiste woorden, „hyper-calvinisten". En de kring rond de Gospel Standard van ds. J. R. Broome en ds. B. A. Ramsbottom is hem evenzeer „te hyper-calvinistisch. Ze wijzen te weinig op de verdiensten van Jezus Christus. Zondaren moeten genodigd worden tot Hem te gaan. Dat doen ze te weinig". Maar dát is Chesters verhaal.
Toch, in 1982 werd de 150e verjaardag van Tiptafts kapel ruimhartig gevierd. De 150e verjaardag van de instituering van de gemeente, elf jaar later, werd evenmin vergeten. In januari 1993 werd daarbij „met een diep gevoel van dankbaarheid aan God" stilgestaan. Men schreef toen in de kerkbode dat men wilde gedenken in het teken van „het blijven bij de Schriftuurlijke waarheden die de eerste gelovigen hier zo dierbaar waren. Wij hebben het plan deze waarheden zondagsavonds in de lente te gedenken. Wij hebben een groot enthousiasme voor Tiptaft vanwege de verspreiding van het Evangelie en zijn zorg voor de armen". En zo lijkt de kloof weer enigszins gedicht.
Tiptaft had zijn kapel wel vol, maar niet iedereen wilde er ook openlijk voor uitkomen dat zondags de gang werd gemaakt naar het muisgrijze kerkje aan de Checker Walk om daar „de gesprenkelde vogel van Abingdon" te horen. En zo kon het wel gebeuren dat de stammen via een onopvallend achterafsteegje tussen de Thames Street en de Checker Walk opgingen naar Gods huis. Het roept het beeld op van Nicodemus, de verontruste farizeeër, die alleen in de donkerheid van de nacht tot Jezus durfde te gaan. Het steegje, uitkomend naast de ambtswoning van ds. Chester, kreeg in later dagen de bijnaam "Nicodemus Passage".
Over de vruchten op Tiptafts prediking schrijft Philpot: „Hij was er lang en veel mee bezig geweest de ordinanties van Heilige Doop en Heilig Avondmaal in Abingdon te bedienen, aangezien er daar in de omgeving veel waren geroepen en gezegend onder zijn bediening, die openbare belijdenis wensten te doen van hun geloof in de Heere Jezus Christus. Zijn eigen beproevende geestesoefeningen hielden hem echter ter neder in harde dienstbaarheid, en hadden het vervullen van deze wens sterk in de weg gestaan, maar ten slotte werd hij in staat gesteld door alle hindernissen heen te breken.
Op 29 januari 1843 werd hij genadig gesterkt naar lichaam en ziel om 23 mensen te dopen, onder welke zich 13 vrouwen bevonden en 10 mannen. Het was in de nacht onmiddellijk volgend op deze doopdienst, dat de Heere hem de grootste zegening schonk die hij ooit beleefde".
Een gezwel
In 1862 namen Tiptafts krachten af. Een lastige heesheid hinderde hem in het preken. „Nog hield hij zijn werk vol, daar de ere Gods en het goede voor Zijn volk hem liever waren dan zijn eigen gerief of zelfs gezondheid en leven". In de omliggende dorpen preekte hij doorgaans nog elke avond, in eigen gemeente twee maal per zondag. Tot de zomer van 1863. Toen viel de prediker stil. Hij bezocht de kapel waar hij zovele malen een vrijmoedig prediker was geweest, nu nog als een zwijgend toehoorder.
Een arts in Londen stelde een kwaadaardig gezwel vast op een van de stembanden. Genezing was niet mogelijk. Philpot: „Hij leed daarna heel erg, klaarblijkelijk worstelend met de dood, maar hij zei: De dood heeft haar prikkel verloren en het graf zijn overwinning. Ik zal me spoedig mogen voegen bij de gelukkige schare en het is vrije genade, vrije genade. Het is vrije genade die de eeuwigheid zal verduren. Genade zal al de lof ontvangen".
In de vroege middag van 17 augustus 1864 stierf ds. William Tiptaft op de leeftijd van 61 jaar. Zijn vriend Philpot zat tot op het laatst aan zijn sterfbed: „Met welk een kracht kwamen de woorden in mijn hart, toen hij zijn laatste adem uitgeblazen had: Let op de vrome, en zie naar de oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn".
Rustplaats
William Tiptaft werd begraven op de Abingdon Town Council aan de Spring Road. Het graf ligt op het oudste deel van de algemene begraafplaats te Abingdon. Een eenvoudige lage steen, omgeven door een gietijzeren hekje, geeft de plaats aan. Onlangs is op last van de gemeenten rond de Strict Baptist Gospel Standard het graf gerestaureerd.
Drie predikanten brachten William Tiptaft naar zijn laatste rustplaats: ds. Tanner van Cirencester, bijgestaan door ds. Corton en ds. Hammond, „en men mag waarlijk zeggen", schrijft Philpot, die zelf door ziekte verhinderd was, „dat vrome mannen hem naar zijn laatste rustplaats hebben gebracht en veel rouw over hem bedreven hebben. Want vele tranen, tranen niet alleen van verdriet, maar van toegenegenheid, getemperd door heilige vreugde over zijn gezegend uiteinde, werden gestort door de leden van zijn diepbedroefde kerk en door de vrienden, die van heinde en verre en uit de omtrek voor het laatste eerbetoon kwamen tot zijn gedachtenis".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1994
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1994
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's