Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barbaar en Scyth: dat is toch hetzelfde?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barbaar en Scyth: dat is toch hetzelfde?

Expositie in de Nieuwe kerk is soms huiveringwekkend

10 minuten leestijd

Scythen konden, zo leert ons de tentoonstelling in de Nieuwe kerk in Amsterdam, goed schieten. Dat ze ten minste één keer in de Bijbel voorkomen, bij Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen, is niet voldoende rechtvaardiging om er in een kerk een expositie aan te wijden. Wie in die kerk de grote vitrines bij de uitgang van "Het Rijk der Scythen" bekijkt, zou gillend op de vlucht slaan. Pas wie de ronde gedaan heeft, weet wat dit beduidt: enkele half vergane paarden met daarop gezeten verterende ruiter-skeletten. Paarden en soldaten zijn doorstoken met puntige balken die hen na hun dood overeind moeten en. Is het wonder dat Paulus barbaar en Scyth in één adem noemt?

Wie waren zij? Voor een goed begrip moet men weten dat liet Griekse woord "barbaros" in algemene zin gewoon "vreemdeling" betekent. Het had niet steeds de onaangename bijsmaak die de term "barbaar" bij ons heeft. De apostel spreekt hier dus gewoon over "buitenlanders" en een van de vreemde volkeren die hem met name bekend zijn, waren deze stepperuiters, de Scythen. Dat zij er in onze ogen barbaarse praktijken op na hielden bij hun veroveringstochten, zal nog blijken. Mogelijk wist ook Paulus daarvan, want reeds in de klassieke oudheid joeg hun naam menigeen schrik aan. Dat weten we van geschiedschrijver Herodotos.

Schedel-bekers

Een nadere kennismaking met die Scythen -niet zozeer één volk, maar een verzameling van Indo-Germaanse stammen die over grote gebieden rondtrokken in de voormalige Sowjet-Unie en Klein-Azië- is niet zo gemakkelijk. Ze lieten geen steden na en ze kenden het schrift niet, dus twee voorname bronnen van kennis voor oude beschavingen moeten we in dit geval alvast missen. Toch komen we wel wat meer over dit barbaren-volk te weten, dank zij Peter de Grote... Bij alles wat die, voor zijn tijd nogal progressieve, tsaar aller Russen deed en waarvoor hij belangstelling had, behoorde ook het verzamelen van het goud der Scythen. Dat belandde in het Winterpaleis in zijn hoofdstad Sint-Petersburg.

Dat paleis herbergt nu het onmetelijke museum de Hermitage met zo'n drie miljoen voorwerpen. Uit deze schatkamers komt de collectie Scythische kunst die nu in de Amsterdamse kerk is te bewonderen. Men kan genieten van het fijnste goud en de mooiste gebruiksvoorwerpen, maar ook huiveren van de getatoeëerde stukken mensenhuid en van de manier waarop zij met overwonnen volken omgingen. Gescalpeerde schedels werden gebruikt als ere-drinkbekers die gasten kregen aangereikt. Het hoofdhaar en de schedelhuid werden als trofeeën aan de zadels der kleine paarden meegevoerd. Van het vel der armen maakten ze zakjes en de rest der vijandelijke huiden gebruikten ze als handdoek of kledingstuk... Inderdaad, een parallel met de nazi-gruwelen dient zich aan.

Ook voor de eigen mensen waren die Scythische heersers weinig ontziend: als zij stierven, werd een flink deel van hun personeel en vrouwen levend of eerst gewurgd met hen begraven. Het gebalsemde lijk van de vorst werd door al zijn landstreken rondgevoerd en zijn onderdanen mochten dan ten teken van rouw een deel van hun oor afsnijden en een pijl door hun hand steken. En een jaar na zijn dood kreeg het'stamhoofd nog eens vijftig paarden en evenzovele dienaren in zijn graf, die zó op een houtconstructie werden gespietst, dat ze rechtop in het zadel bleven zitten. Zij waren de dode bewakers van de graf heuvel ("koergan") die voor de heerser op de vlakte werd opgericht.

Met alle begrip voor het eigene van andere culturen: de Scythen komen wel erg bloeddorstig over; ze herinneren ook te veel aan de verhalen over onze eigen voorouders, die nobele Germanen met hun bloed-en-schedel-drinkgelagen!

Terug naar die Scythen uit de Aziatische steppen. De expositie telt zo'n tweehonderd voorwerpen, waaronder veel kleine, uit de Hermitage. Zij waren nomadische stammen, die omstreeks de zevende tot de derde eeuw vóór onze jaartelling rondtrokken in een gebied dat wel zevenduizend kilometer omvatte, van de Zwarte Zee tot aan de vlakten van Mongolië, ver in Azië. Ze bouwden als zwerfvolken uiteraard geen steden. Het schrift was hun, voorzover wij nu weten, onbekend en van hun vilten tenten en huifkarwagens is ook niet veel meer over. Al zijn er ook nu nog nomaden in Kazakstan en Mongolië die dezelfde soort vilttenten bewonen als ze zich ergens een tijdlang vestigen.

"Koergans"

Het lijkt ironisch, maar juist dank zij die gruwelijke grafriten weten we toch vrij veel van die Scythenvolken. Bij voorbeeld dat ze geloofden in een leven na de dood, dat zich zo ongeveer op dezelfde voet zou voortzetten als ze hier en nu gewend waren. Stedenresten van hen zijn er niet, maar grafresten des te meer. Overal in het vlakke of lichtglooiende steppeland vindt (beter: vond) men aarden grafheuvels, die wel „piramiden van de steppe" zijn genoemd.

Die koningsgraven of "koergans" -soms tientallen meters hoog en in doorsnee, soms niet veel meer dan een lichte verhevenheid in het vlakke veld- bevatten alles wat de dode nodig heeft om voort te leven. Er zijn "koergans" met tientallen weelderig ingerichte vertrekken. En bijna alles wat de expositie in de Nieuwe kerk toont, was ooit grafgift uit die koergans: kunst-, maar vooral ook gebruiksvoorwerpen, van goud, zilver, textiel, leer, vilt, been en hout.

Herodotos (vierde eeuw vóór Chr.) is een der voornaamste bronnen van onze Scythen-kennis. Hij verhaalt dat ze leefden van de veeteelt, onversneden wijn dronken, hasjisch rookten en hiërarchisch georganiseerd waren. Ze spraken een Iraans dialect, waren vooral krijgers en zagen het leven als één voortdurende strijd die men kon winnen of verliezen. Vandaar hun behoefte om zelf eerst aan te vallen. Als ze zelf stierven, kregen ze als dodengave juwelen mee, wapens, complete uitrustingen voor hun paardjes, vaten met wijn en ketels met vlees.

Dier is kracht

De tentoonstelling laat gouden vazen en bekers zien, die de Scythen afbeelden gehuld in met pels afgezette lederen tunieken, brede versierde broeken en op van borduursel voorziene laarzen. Het merkwaardige is dat die nomaden over knappe beheersing van materiaal beschikten. Daarbij werd hun kunst(nijverheid) beïnvloed door de volkeren rondom hen, zoals de Assyrische, Perzische en Egyptische beschavingen. Vooral de Grieken lieten bij hen hun sporen na.

Dieren nemen op de gouden voorwerpen een grote plaats in, zoals bij alle natuurvolken. Herten, elanden, arenden, stieren en panters komen we veel tegen, afgebeeld in volle draf, in gevechten, ook in rusthouding of overmeesterd. De krijgers geloofden dat zij zich de kracht van deze verslagen dieren en overwonnen mensen konden verwerven. Ook de scalpen van verslagen vijanden aan de paardezadels moesten deze krachten op de winnaar overdragen.

Hoe ze leefden, wordt zichtbaar gemaakt door de genoemde, getrouw nabootste, afechrikwekkende dode, welhaast apocalyptische, ruiters bij de ingang. Verder door de nagebouwde doorsnede en maquette van zo'n koergan, door grote stukken zoals paardenbekleding, wapens en kleding en door een groot aantal vitrines met gouden voorwerpen. Ze reden op lage paarden, zo'n 1,5 meter hoog, en sebruikten reeds echte rijzadels, terwijl andere ruitervolken nog gewoon op een dekkleed rondhobbelden. Ze golden ook als specialisten in het boogschieten.

Bijlen wijn

De bloeitijd der Scythen lag in de vijfde en vierde eeuw voor Chr., maar de chronologisch geordende expositie begint met vondsten uit en verwijzingen naar hun vroegste voorgangers, zoals de Majkopcultuur uit de Bronstijd (derde millennium v. Chr.) en de Koebar-cultuur (tweede en vroege eerste millennium) met hun praalbijlen versierd met herten en geweien. Die bijlen waren niet alleen wapens, maar hadden ook rituele en symbolische functies. Want sommige in de graven gevonden bijlen zijn blijkens de gaaf bewaarde voorstellingen in de praktijk nooit benut voor het ruwe hakwerk.

Het goud der Scythen is wereldvermaard. Ze hadden er heel veel van. Hoewel in de huidige Oekraïne nog wel goud wordt gedolven, zijn er echter weinig of geen resten van oude goudsmidses gevonden. Ze betrokken hun voorwerpen ook wel van de Grieken en lieten die mogelijk op bestelling vervaardigen. Griekse invloed blijkt uit het gebruik door de Scythen van Griekse mengvaten (krater). Grieken deden water bij hun wijn, maar de Scythen dronken die juist ongemengd. 

De koergans die deze schatten bevatten, zijn voor een deel al in de 16e en 17e  eeuw geplunderd. Toen Peter de Grote (1689-1725) aan de macht kwam, liet hij het in zijn rijk bekende Scythengoud verzamelen en naar de Hermitage brengen. Min of meer bij toeval liep de tsaar in 1716 tegen Siberische gouden sieraden aan.

Scythen (smelt)goud

Peter vaardigde toen een smeltverbod uit, want vele clandestien opgegraven sieraden waren inmiddels omgesmolten om er 'eigentijdse' versierselen van te maken. De tsaar kreeg op den duur een collectie van zo'n 250 gouden voorwerpen. De onedele en niet-gouden metalen objecten werden voor de tsaar niet bewaard. Zo kreeg hij een eenzijdig beeld van wat de Scythen hadden nagelaten. Een Hollandse vriend van Peter, Nicolaas Witsen, had ook Scythengoud verworven, maar diens erfgenamen tieten de schatten omsmelten.

Later groeven archeologen in de 19e en 20e eeuw systematisch delen van deze graf heuvels af en zo staan wij nu oog in oog met terracotta uit de Dnjepr-regio, met gouden dierfiguren uit de Noord-Kaukasus, met een maquette van de Solotsjakoergan, met paardestel-versieringen en tatoeages op mensenhuid. In de koergans op de koude steppen en in het Altaïgebergte zijn tal van voorwerpen, ook van vilt en mos, goed bewaard gebleven, omdat ze permanent bevroren waren. We zien in de Nieuwe kerk delen van een met parels bestikte vrouwenlaars, een paardenborstriem, een stuk wandtapijt, sierstukken van een doodkist, een paardenmasker in de vorm van een elandkop met gewei, een groot en sierlijk bewerkt deksel van een doodkist en van alles in goud en aardewerk.

Dia, boek, lezing

Heel wat koergans waren gelegen in -tijdens de Sowjet-Unie- ontoegankelijke militaire oefengebieden. Die zijn nu echter voor onderzoek opengesteld. Zo kan er nog wel meer goud uit die grafheuvels beschikbaar komen. Daar staat echter tegenover dat het huidige Oekraïne deze opgravingen niet meer toestaat.

Een diaklankbeeld en diverse lezingen vergezellen de tentoonstelling, waarvan delen al eerder in Brussel, Wenen en München te zien waren. Die lezingen op zaterdagmiddagen gaan nog over de Scythen en het hiernamaals (Duitse lezing op 26 februari door prof Renate RoUe uit Hamburg), de Scythen als nomaden (12 maart), hun mensenoffers (26 maart) en hun kleding (9 april).

De expositie duurt tot 10 april. Bij de entree is een gratis toegangskaartje voor Staatsmuseum de Hermitage in Sint-Petersburg inbegrepen. Dat zou daar nu ongeveer zeven dollar kosten. Voor de reis kosten moet men wel zelf opdraaien... Van de entrees voor de Nieuwe kerk wordt telkens één dollar aan de Hermitage geschonken. Wie de Scythen bezoekt, krijgt ook korting op de toegang tot die andere grote publiekstrekker, de "Dageraad der Gouden Eeuw" in het Rijksmuseum. Dat de hoofdsponsor van de Scythen-expositie een grote uitvaartvereniging is, kan geen toeval zijn. Erg fijnzinnig lijkt me de combinatie niet.

Catalog

Er is ook een rijk in kleur verluchte catalogus bij "Het Rijk der Scythen", uitgegeven door Waanders in Zwolle en genaaid gebrocheerd op de expositie voor 25 gld., gebonden voor 39,50 gld. verkrijgbaar. Dit boek van 118 pagina's telt een groot aantal illustraties, waarvan vele in kleur. Het is een overzichtelijk en fraai vormgegeven werk met als beperking dat men voor het ontcijferen van de fotobijschriften bijna wel over een loep dient te beschikken...

De catalogus bevat ook een bijdrage van de directeur van Staatsmuseum de Hermitage, dr. Michail Pjotrovski, over dit museum en de Scythen-coUectie en de Amsterdamse expositie. Ernst Veen en John Vrieze geven een beknopte inleiding in de Scythen-kunde. Verder worden de voorhistorie en ontwikkeling der Scythische volkeren chronologisch besproken, van de vroege Majkop-cultuur tot de Sauromaten of Sarmaten. Die leefden van'de vierde eeuw voor tot de tweede eeuw na Chr. ten Oosten van de Don en ten Noorden van de Kaspische Zee. Zij waren een oosters volk dat de 'eigenlijke' Scythen terugdreef tot een gebied op en rond de Krim. Wat voorheen Scythië heette, werd nu Sarmatië. Mogelijk doelde Paulus in zijn brief op dit, eveneens ruwe. Sarmatenvolk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Barbaar en Scyth: dat is toch hetzelfde?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's