Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rumoer rond de ark van Noach

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rumoer rond de ark van Noach

Serieus en minder serieus geploeter op de hellingen van de berg Ararat

12 minuten leestijd

„En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventienden dag der maand, op de bergen van Ararat" (Genesis 8:4). Het is deze berg Ararat die steeds weer de aandacht van archeologen gevangen houdt. Ook nu is het weer zover. Een Amerikaanse expeditie zou de afgelopen weken in een afgelegen gebied in Oost-Turkije de Ark van Noach hebben gevonden, op 27 kilometer afstand van de berg Ararat. De zoveelste wonderbaarlijke ontdekking.

Het dossier over Noachs schip der behoudenis groeit met het jaar en elke vermeende vondst loopt braaf in het kielzog van de vorige. Een enkele vraag dringt zich bij al deze kleinmenselijke nieuwsgierigheid op: Komt het geloof in de Christus der Schriften met al dit wetenschappelijke geploeter naderbij?

De Amerikaanse onderzoekers menen de Ark van Noach te hebben gevonden op een hoogte van zo'n tweeduizend meter. Het gaat om een rotsformatie die de vorm heeft van een boot. De vondst zou gedaan zijn op de berg Judi, in de buurt van de Ararat. Daf zou overeenstemmen met de Koran, die zegt dat het reusachtige woonschip van Noach afmeerde op een berg met de naam Al-Judi. Er zijn ook al weer anderen die de echtheid van de vondst bestrijden. De gevonden bootvormige formatie is immers van steen en Noachs ark was op Gods bevel gemaakt van goferhout, waarschijnlijk een soort pijnbome- of cipressehout.

Er zijn er ook die menen dat de originele ark nooit op tweeduizend meter hoogte kan liggen: „Het is onwaarschijnlijk dat de watervloed die de aarde zou hebben bedekt, zo hoog zou zijn gekomen". Dan is er nog de kwestie van de plaatsbepaling: „Op de berg Ararat", zeggen ze, „dat is niet 27 kilometer er vandaan".

Tomeloos

Wetenschappers zijn het onderling niet echt eens over de precieze plaats waar de Ararat gezocht moet worden. Ararat is van oorsprong de naam van een provincie in Armenië. Pas later is de naam Ararat overgebracht op de hoogste berg van dit land, de "Masis" (= hoogte). De meeste onderzoekers echter denken aan de sindsdien onder de naam Ararat bekende berg in Oost-Turkije, vlak bij de grens met de Sowjet-Unie en Iran. Dat is tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, in de berglanden van Armenië. In oude Assyrische inscripties wordt deze landstreek Urartu genoemd. Een bijzonder grillig en bijna ontoegankelijk gebied.

De hoogste, kegelvormige top van deze Ararat is een vulkanisch massief op ruim vijfduizend meter hoog, altijd met sneeuw en ijs bedekt. In die ijsmassa ("het zilveren hoofd") zou dan de ark zijn ingevroren. Aan de voet van de berg ligt het dorpje Bayzit. Bewoners van Bayzit vertellen elkaar al generatieslang over een eenzame herder die in lang vervlogen tijden op de berghellingen van de "Kuhi Nuch" (Noachs Berg) een groot houten schip gezien zou hebben. De scheepsboeg zou in de zomertijd uit de zuidelijke gletsjer omhoogsteken. Het verhaal van deze herder heeft de mensheid sindsdien tot tomeloze nieuwsgierigheid geprikkeld, tot een ijver die een betere zaak waardig lijkt te zijn. Eeuwenlang hebben serieuze en minder serieuze onderzoekers moeite gedaan om de meerplaats van Noachs ark aardrijkskundig vast te leggen en zo mogelijk wat bewijsstukken daaruit mee te nemen naar huis. Overtuigend bewijs is nog nooit geleverd.

Wijngaarden

Het gegeven dat Noach na de zondvloed een wijngaard aanlegde („En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard", Genesis 9:20) wordt soms ook meegenomen in de overwegingen om de juiste ligplaats van de ark te bepalen. De traditie suggereert dat de eerste wijngaarden op de wereld te vinden waren in het gebied van de Ararat. Moderne, wetenschappelijke onderzoekingen bevestigen dat de wijnbouw zijn oorsprong heeft in Anatolië, dicht bij de Ararat, en dat hij zich van hieruit verspreid heeft.

Vreemd genoeg wordt in dit woud van stemmen zelden de vraag gesteld of de ark nog wel op de Ararat ligt. Een berghelling is voor zo'n enorm schip, ook als het door het ijs verborgen is, een uiterst vijandige omgeving. Hoe waarschijnlijk is het dat de ark al die jaren op dezelfde plek is blijven liggen? En daarbij komt nog: „Genesis spreekt van „de bergen van Ararat", dus verheffingen in het land Ararat. Hiermee wordt dan niet gezegd dat de berg waarop de ark rustte juist de toppen waren die thans Ararat genoemd worden" (dr. A. van Deursen).

Archeologie

Archeologie bedrijven kan een nuttige bezigheid zijn. Er zijn al heel wat wonderlijke en onvermoede vondsten gedaan, die duidelijker licht werpen op bijbelse gegevens. Wie de archeologie minacht of verwaarloost, doet de werkelijkheid te kort. Hoe meer we van de bijbelse geschiedenis weten, hoe levendiger en concreter deze heilige kronieken voor ons kunnen worden. Het is iets om dankbaar voor te zijn als er door opgravingen, vondsten of tekstontcijferingen belangrijk materiaal wordt verkregen, materiaal dat helder inzicht geeft in de wereld van het Oude Testament. Wie de archeologie echter als leidraad neemt voor het waarheidsgehalte van het Woord, raakt het spoor hopeloos bijster.

De bodem in het Nabije Oosten geeft vooral de laatste decennia dankzij moderne technieken wel veel prijs, maar archeologen leggen nogal eens te vlot allerhande vreemdsoortige verbindingen met de Bijbel. Dan ontstaat weer die quasi-ernstige discussie: De Bijbel heeft toch gelijk. Of misschien wel: De Bijbel heeft toch geen gelijk. Dan verwordt de geschiedenis van de zondvloed, in al haar ontzagwekkende ernst, tot een verhaal over allerlei atmosferische storingen, waarachter de mens in de moderne meteorologie best meent zijn vingers te kunnen krijgen.

Het boek Genesis beschrijft heilsgeschiedenis. Dat is dus de geschiedenis die God houdt met Zijn volk. Daarbij past eerbiedige afstand beter dan al te vrijpostige vragen. Het begin van deze geschiedenis heeft immers een zeer bittere smaak. „En de Heere zag". Daar begint het mee. De Heere zag, niet de schoonheid van Zijn eigen schepping, maar de boosheid van de mensen die over deze schepping waren geplaatst. Het is goed dat ontzagwekkende woord in alle drukte rond Noachs ark in het oog te houden.

Journalistiek rumoer

Het is niet voor de eerste maal dat er in dit gebied van Oost-Turkije journalistiek rumoer weerklinkt: De Ark van Noach is gezien! De Ark is al vele malen 'gezien', maar nog nooit gevonden. Speurtochten op de Ararat zijn er altijd geweest. Al in het jaar 80 na Chr. schreef Flaviusjosephus erover. Volgens Josephus lag de ark toen nog steeds op „de berg van de Koerden". 

Er ging sindsdien geen eeuw voorbij of er kwamen mensen terug uit Oost-Turkije met vermeende planken, balken en stukken hout van de ark. In de zeventiende eeuw trok de Nederlander Jan Stierus rond op de Ararat. Van een plaatselijke monnik had hij een houten kruis gekregen dat uit het hout van de ark zou zijn vervaardigd. In de kathedraal van Etsmiadsjin wordt ook een vermeend stuk van de ark bewaard. Een monnik zou het eigenhandig van God hebben gekregen. Dat soort relikwieënjacht is ook bekend uit het Heilige Land. Calvijn merkte daarover eens op dat men inmiddels van Petrus zo veel tanden én kiezen had gevonden, dat het voldoende was voor een gebit groter dan van een koe.

Met name in onze verlichte eeuw is er bijna onophoudelijk gezocht naar overblijfselen van Noachs boot. In 1955 werden pogingen ondernomen, in 1969 opnieuw. In 1977 maakte de Amerikaanse onderzoeker Ron Wyatt luchtfoto's van de zuidelijke top van de berg Ararat. Op de foto's zou iets zijn waar te nemen wat met enige fantasie op een boot kon lijken. Vervolgens werden er bodemmonsters gemaakt, die aan de universiteit van Georgia aan een zorgvuldig onderzoek werden onderworpen. En toen werd het stil.

Persconferentie

In 1984 gaf Marvin Steffins, leider van een internationale expeditie op de berg Ararat, een persconferentie op Schiphol. Hij zou op de zuidelijke top van de Ararat mogelijk sporen van de ark hebben ontdekt. Steffins had al vele malen op deze berg rondgespeurd naar overblijfselen van het vaartuig uit het boek Genesis. „Ditmaal echter komt het mij voor dat de kans dat wij in onze opzet geslaagd zijn, zeer groot is", zei de Amerikaanse onderzoeker, daarbij overigens vele slagen om de arm houdend.

De afmetingen van de bootvorm die Steffins gevonden had, kwam geheel overeen met de maten die in Genesis 6 staan aangegeven. De onderzoeker onthield zich van definitieve oordelen en drong aan op verder onderzoek. „Voor mij persoonlijk is het niet nodig te bewijzen dat Noachs ark bestaan heeft. Ik geloof in de betrouwbaarheid van de Bijbel. Als echter op wetenschappelijk verantwoorde wijze aangetoond kan worden dat onze expeditie inderdaad op resten vin de ark gestuit is, zou dat invloed kunnen hebben op aanhangers van de evolutietheorie". Dat was in elk geval een verademend geluid. Maar Steffins vondst is inmiddels wel in het vergeetboek terechtgekomen.

In 1985 ging James Irvin op pad. Het was de vierde keer dat de Amerikaanse ex-astronaut -hij was ook al eens op de maan geweest!- ging proberen de resten van Noachs ark te vinden. Sinds 1982 beklom Irvin elk jaar een keer de Ararat. Hij zei daarmee door te zullen gaan totdat hij iets gevonden had. Ook Irvins bergbeklimmingen hebben niets opgeleverd.

Stichting "Ark-Nu"

Het is maar een greep uit het wetenschappelijk geploeter op Noachs berg. Aan die lange lijst van pogingen om de ark te vinden, werd in 1986 ook een Nederlandse poging toegevoegd. De Stichting "ArkNu" was op zoek naar vijf miljoen gulden voor „een alles boven water halende expeditie naar de ark". Men verwoordde de motieven daarvoor als volgt: „Om onrust te zaaien bij hen die het Boek loochenen". „Noachs ark zal de historische vondst aller tijden zijn". „Een gevonden ark is opnieuw een bevestiging van het Oude Testament". „Een nieuwe opening voor het gesprek over het geloof'.

De stichting zegde toe op z'n minst met „enkele balken, planken en wat voor verdere stukken hout dan ook van Noachs ark terug te keren". Nauwelijks een jaar later had echter een deel van het stichtingsbestuur reeds de biezen gepakt. Wat aangekondigd was als „een echte Nederlandse expeditie naar Oost-Turkije", bleef steken bij „een heel eenvoudig onderzoek".

Ook de Evangelische Omroep hield zich in die tijd bezig met een ark-expeditie. Een camerateam maakte luchtopnamen boven het noordoostelijke gedeelte van het Araratgebergte. Daar zouden juist belangrijke vondsten zijn gedaan. Bij vertrek uit Turkije werden de films echter in beslag genomen door de Turkse autoriteiten. 

In 1989 beweerden twee Amerikanen dat ze er honderd procent zeker van waren de resten te hebben gevonden van de ark van Noach. Ze hadden structuren gezien die eruitzagen als „een rechthoekige boot". Turkse geologen deden de vondst af als „een door erosie afgesleten rotsformatie". De Turkse regering overwoog toen rond die rots een natuurreservaat in te richten en er een hotel te bouwen. De ark van Noach als toeristische attractie! Dan leverde het journalistieke gerumoer op hun berg tenminste ook nog wat op.

Piasregen

Terwijl we dit gehele veld van wetenschappelijke en archeologische drukte overzien, rijst weer die ene vraag of dit alles nu werkelijk leidt tot onderstreping van Gods Woord. Wat in elk geval wel duidelijk is: De geschiedenis van deze Ark van Noach verwijst terug naar Genesis 3. Daar zien we de mens, die in listig gesprek raakt met de vader der leugenen. De mens die uit de Hof van Eden wordt weggestuurd. De mens die de stikdonkere nacht van zijn doodstaat in gaat. Tussen Genesis 3 en Genesis 6, 7 en 8 ligt een lange periode met een hoogst ernstig slot: „En de Heere zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. Toen berouwde het den Heere dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart".

Een plasregen spoelde alles weg. Alleen Noach, een rechtvaardig en oprecht man van ongeveer 600 jaar oud, heeft, voordat de sluizen van de hemel worden geopend, genade gevonden in de ogen des Heeren. Dan drijft de man met wie de Heere een verbond had opgericht, samen met zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen van zijn zonen, honderdvijftig dagen rond op „de wateren van Gods toorn". Na precies vijf maanden vanaf het begin van de wolkbreuk loopt Noachs scheepje der behoudenis vast op „de reddingsbergen van Ararat" (Dachsel).

Vraagtekens

Daar opent God Zelfde deur van de ark. Op een drooggevallen en volstrekt eenzaam geworden wereld, bouwt Noach, „de prediker der gerechtigheid" (2 Petrus 2:5) in uiterste verlatenheid den Heere een altaar. Daar is het nieuwe begin, want de God des hemels laat niet varen de werken Zijner Handen.

Klinkt er in al dat nijvere gespeur op de Ararat ook iets door van deze ontzaglijke werkelijkheid? Heeft al dat gegraaf op de berg Ararat werkelijk iets te maken met het zoeken naar de Waarheid of blijft het steken in een archeologisch avontuur?

Stel dat die ark nu eens écht gevonden zou worden, zou dat dan helpen het geloof in de betrouwbaarheid en in de waarheid van het Woord breder ingang te doen vinden? Zouden we dan het zondvloedverhaal eerder geloven dan wanneer er nooit vaartuig-achtige silhouetten in Turks eletsjerijs waren ontdekt? Geschonken geloof heeft in elk geval geen steuntje van de wetenschap nodig. En we geloven Gods Woord ook niet pas als het op zijn wetenschappelijke juistheid kan worden getoetst. Oprecht geloof gaat niet met archeologische logica ondersteboven.

Ontheiligend onderzoek

Ds. J. J. Poort stond ook eens aan de voet van de berg Ararat en schreef later: „Ik moet er niet aan denken dat het ooit aan iemand gelukken zou een overblijfsel van de ark op deze berg te vinden. Ik moet er niet aan denken dat zware trilboren in het lavagewaad van de Ararat gezet zouden worden. En ik moet er niet aan denken dat iets van deze ark, door de rechtvaardige Noach toebereid (Hebr. 11:7), door onrechtvaardige handen wordt meegenomen naar een museum. Stel dat men de deur vindt, die door de Heere persoonlijk werd gesloten (Gen. 7:16) en waar als het ware nog de vingerafdrukken Gods op staan: moet df e straks met iemand mee? Voor wetenschappelijk onderzoek? Ik moet er niet aan denken! En ik hoop dat het de ark, verborgen onder de lavamantel van de Ararat, zal vergaan zoals het lichaam van Mozes, onvindbaar op de berg Nebo: door God de Heere Zelf te zijn begraven en daarmee voorgoed te zijn beschermd tegen ontheiligend onderzoek".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Rumoer rond de ark van Noach

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's