Angst om in de kerk te zitten
Fobie leidt ertoe dat trouwe gemeenteleden soms thuis moeten blijven
Trillend en zwetend staat ze te dralen in de hal van de kerk. Zou het deze keer gaan, of niet? Of zal ze weer een „slag door haar hoofd" krijgen en de kerk tijdens de dienst moeten verlaten? De bange herinnering aan de vorige kerkgang zorgt voor een verkrampende angst. In hevige innerlijke strijd besluit ze om het deze keer toch te proberen. Maar dan wel op het achterste bankje.
Angst. Angst om in de kerk te zitten. Komt dat bij meer mensen voor dan alleen bij mij? Of ben ik de enige kerkganger die daar last van heeft? Mevrouw D. Jansen heeft inmiddels een duidelijk antwoord op die vraag. Ze plaatste onlangs een Schakeltje in deze krant met de oproep aan lezers om te reageren als ze last hadden van een kerkfobie. Al snel lagen er 22 reacties bij mevrouw Jansen in de brievenbus, afkomstig van achttien vrouwen en vier mannen. Een van hen komt al meer dan tien jaar niet meer in de kerk.
Angst om in de kerk te zitten komt inderdaad behoorlijk veel voor, in het merendeel van de gevallen onder vrouwen, bevestigt drs. A. Th. Hegger, psycholoog/psychotherapeut en staffunctionaris van de afdeling volwassenenzorg van de Gereformeerde landelijke instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (gliagg) De Poort in Amersfoort. Cijfers kan hij niet geven, maar patiënten met deze klachten vragen geregeld om therapie. De behandeling is gelukkig vrij succesvol. Zo'n twee derde van de patiënten kan van de angst worden afgeholpen. Bij het resterende deel treedt meestal een vermindering op van de klachten.
Fobieën zijn er in vele varianten. Er zijn mensen die bang zijn om zichzelf en anderen te besmetten (smetvrees). Weer anderen zijn bang om een straat of plein over te steken (plein- of straatvrees) of om in een zaal of afgesloten ruimte (lift) te komen. De kerkfobie lijkt soms een beetje op deze laatste vorm van 'angst, maar kent ook andere varianten.
Hevige schok
Mevrouw Jansen is al vele jaren gelukkig getrouwd en moeder van enkele kinderen. Ze raakte enige jaren geleden echter diep geschokt door een ernstige gebeurtenis in haar familie. „Ik viel daarna ten prooi aan hevige twijfels, zelfs omtrent het bestaan van God. Ik was erg opstandig en vroeg me af waarom ik nog naar de kerk ging, alhoewel ik geen dienst oversloeg. Na enige tijd kreeg ik in de kerk een vreselijk gevoel in m'n hoofd. M'n hoofd begon te schokken. Ik kreeg kalmerende medicijnen van de huisarts. Toch bleef ik wel naar de kerk gaan. Ik voelde dat als ik thuis zou blijven, ik niet meer zou durven. Maar een paar maanden later ging het opnieuw mis. De kerk was stampvol. Ik herinner me nog dat er een vliegtuig overvloog en de dominee zijn stem verhief. Op dat moment begon m'n hoofd vreselijk te schokken. Ik ben de kerk uit gevlucht en huilend thuisgekomen. Toen ben ik een halfjaar thuisgebleven".
Adviezen vanuit de kerkeraad leidden ertoe dat mevrouw Jansen het toch weer probeerde. „Ik ben vervolgens acht keer naar de kerk gegaan. Het ging alle acht keer mis. Ik kreeg hartkloppingen, beefde als een riet, m'n hoofd schokte en ik voelde een vreselijke onrust in me. Het gevoel in de kerk geen kant meer op te kunnen, veroorzaakte geen hevige beklemming".
Mevrouw Jansen denkt zelf dat de hevige psychische schok die zij moest verwerken, de aanleiding was voor het ontstaan van haar problemen. Maar of het ook de oorzaak was? „Ach, je karakter en je persoonlijkheid spelen volgens mij ook een grote rol. Als kind was ik eigenlijk altijd al erg verlegen. Ik had altijd een beetje een minderwaardigheidscomplex en hield me graag op de achtergrond. Naar verjaardagsfeestjes ging ik bijvoorbeeld nooit, ook niet als het om mijn beste vriendin ging. Dat durfde ik gewoon niet, al zei ik dat natuurlijk nooit".
„Toen de problemen zich in de kerk voordeden dacht ik: Dat is nu de straf van God voor mijn opstandigheid. Voor mijn niet-meer-naar-de-kerk-willen. En nu kun je niet meer naar de kerk, al wil je het heel graag. Gelukkig kreeg ik toen kerktelefoon".
Schaamte
Mevrouw Jansen ging dus niet meer naar de kerk. Maar daar bleef het niet bij. Uiteindelijk durfde ze ook geen boodschappen meer doen of de kinderen uit school te halen. „Ik schaamde me zo vreselijk voor de mensen, dat ik niets meer durfde te ondernemen. Het is een heel moeilijke periode geweest, ook voor m'n man en de kinderen. Zelf ontkende ik overigens lange tijd dat ik een fobie had. Daar wilde ik niets van weten. En ik verzon allerlei smoesjes om dit-of-dat niet te hoeven doen".
Vijf bezoeken aan een psycholoog liepen op niets uit, nadat de man er steeds maar op aandrong alles wat met het geloof te maken had overboord te gooien, omdat daar volgens hem de oorzaak van alle problemen lag. Met de huisarts heeft mevrouw Jansen gelukkig wel heel goed contact. „Hij respecteert mijn kerkelijke achtergrond en gaat daar niet in zitten wroeten".
Mevrouw Jansen heeft zich er naar eigen zeggen vervolgens „doorheen geknokt". „Ik was vreselijk bang om op straat kerkmensen te ontmoeten. Dat ze zouden denken: Wat is er met dat mens aan de hand? Daarom begonnen m'n man en ik 's avonds in het donker met blokjes om lopen. Ook gingen we wel naar andere plaatsen, waar niemand me kende, om daar op straat te lopen. Zo overwon ik langzaam m'n straatvrees. Ik zeg niet dat het helemaal over is, maar ik heb het niet meer in zo'n erge mate. Ik dóe weer gewoon boodschappen en haal de kinderen uit school en soms ga ik zelfs weer eens ergens koffiedrinken".
Sinds kort komt mevrouw Jansen ook weer in de kerk. „Ik ga dan wel op het achterste bankje zitten. Dat is goed mogen gaan. Ik raak niet meer in paniek".
Ds. Van Reenen
Zou zo'n fobie van de duivel zijn? Het is de prangende vraag die fobiepatiënten uit de gereformeerde gezindte zichzelf kunnen stellen. Nu wijlen ds. G. van Reenen, ooit geplaagd door een ernstige woordfobie, 'zegt' daar iets over in het boek "Leven en werk van ds. G. van Reenen" (geschreven door A. Bel, uitgeverij Den Hertog). Van Reenen werd gedurende een bepaalde tijd in zijn leven gekweld door een hevige angst voor het woord „krankzinnig". „Als ik dat woord hoorde of las, dan bestierf ik het, dan stolde het bloed in mijn aderen, dan was het of mijn hart om en om draaide en dan duurde het wel drie dagen eer ik weer een beetje normaal was, om het dan alweer te horen of te zien. In die tijd heb ik gemerkt dat satan een grote macht heeft over iemands tong. Want als er niet de minste aanleiding toe bestond, deed satan hen dat door mij gevreesde woord zeggen. Soms als wij gereed stonden de kansel te bestijgen. (...) Wat heb ik een angst gehad van die angstzenuwen! En als satan er dan bijkwam om mij wijs te maken dat ik krankzinnig werd, dan zou ik de mensen kwaad doen en die lieve Heere lasteren!" (...).
Satan viel hem aan op zijn zwakke plek en maakte gebruik van zijn labiele psychische gemoedsgesteldheid.
Ds. Van Reenen zegt verder, dat hij aan zijn angst 's zaterdagsavonds al kon bemerken „of de Heere 's zondags wat doen zou". Dag en nacht heeft hij de Heere gesmeekt en „gesoebat" hem niet over te geven in satans klauwen. „Ik had met dat al een nauw aanklevend leven aan Gods genadetroon. En had ik aan de ene zijde een bang leven, aan de andere zijde had ik een zalig leven. (...) Toen mijn angst zeer erg was, heeft de Heere mij ervan verlost, door middel van psalm 31:17 (berijmd). En dat de Heere mij goed genezen heeft van deze kwaal, dat kunt ge aan dit stukje bemerken; want voorheen zou ik het voor geen geld van de wereld hebben kunnen of durven schrijven. (...) Over dit kruis heb ik voorheen geklaagd, ik heb er wel over gemord; en nu reken ik het onder de dingen die meegewerkt hebben ten goede. Ik reken het nu voor een zegen die ik niet gaarne gemist zou hebben".
Hegger plaatst hierbij de volgende kanttekening: „Mensen kunnen denken dat die angst van de duivel afkomstig is, omdat het zo buiten hun eigen wil om gaat. Ze ervaren dat als een macht buiten hen. Wij noemen dat gevoel van „die angst hoort niet bij mij": ego-dystoon. Dat je met psychotherapie de angst kunt verminderen, beschouw ik zelf toch als een aanwijzing dat de duivel niet de oorzaak ervan is, al kan hij er mogelijk wel gebruik van maken. Ik heb niet de illusie met psychotherapie de duivel te kunnen v erdrijven".
Oorzaken
Kerkfobieën komen voor in diverse varianten en ze hebben ook verschillende oorzaken. Psychotherapeut Hegger herkent in het verhaal van mevrouw Jansen de hevige angst die zij voelde en' het vervolgens ontlopen van bepaalde situaties (vermijdingsgedrag). „Dat is kenmerkend voor elke fobie. De mate waarin de angstgevoelens zich manifesteren, kan overigens verschillend zijn. Er zijn hevige en mildere vormen. Kenmerkend is ook het vermijdingsgedrag. Als daaraan wordt toegegeven, breidt de fobie zich verder uit. Eerst durft iemand bijvoorbeeld niet meer naar de kerk, later worden ook verjaardagen ontlopen, of is men zelfs bang in winkels te komen of de straat op te gaan. Dat kan uiteindelijk leiden tot sociale isolatie: iemand durft het huis niet meer uit. Ook de schaamtegevoelens en de gedachte: „Ik ben de enige in heel Nederland die dit heeft", zijn kenmerkend. Het contact met lotgenoten, zonder dat er overigens nog een oplossing is, kan daarom soms al bevrijdend werken en een opluchting betekenen".
Een fobie gaat volgens Hegger soms gepaard met ontregeling van de ademhaling. Vaak ontstaat dan een vicieuze cirkel. De ademhalingsproblemen kunnen duizeligheid veroorzaken. Daardoor durven mensen bijvoorbeeld tijdens de kerkdienst niet te gaan staan bij het gebed of het uitspreken van de zegen, uit angst om flauw te vallen, met de daarbij behorende consternatie. Anderen worden in de loop van een dienst angstig en zijn bang dat ze midden onder de preek hun bank zullen moeten verlaten. Dat heel de gemeente dit dan zal zien, dat hun problemen, waarvoor ze zich schamen, ontdekt zullen worden, kan zo'n beklemming geven dat de angst daarvoor alleen al hen bij voorbaat in z'n wurggreep krijgt. Het gaat in dit geval vaak ook om mensen die vermijdend en schaamtegevoelig zijn (ze zijn bang voor een afgang) en nogal verstandelijk omspringen met hun gevoelens. Een voorbeeld is agressie, waaraan ze rationeel geen plaats kunnen geven. Als je goed naar deze mensen luistert, ontdek je vaak veel meer dingen dan alleen die kerkfobie", weet Hegger.
Hij noemt deze vorm van angst een enkelvoudige fobie. Deze richt zich heel concreet op één deelgebied, in dit geval het zich bevinden in een grote groep waarin iemand zich niet op zijn gemak voelt. Verder kan zo iemand in het leven best redelijk functioneren.
Herkenning in de preek
Een andere oorzaak van het ontstaan van een kerkfobie is volgens Hegger dat iemand de dingen die hij in een preek hoort, op een verkeerde manier op zichzelf betrekt. „Mensen voelen zich dan herkend. Ze krijgen het gevoel: De dominee doorziet me helemaal. Dat kan zeer beangstigend zijn. Het kan te maken hebben met heimelijke seksuele fantasieën of andere verborgen zonden die men koestert of waar men juist mee worstelt. Als bepaalde dingen dan genoemd worden, denken ze dat iedereen van hun gezicht kan aflezen hoe de zaken van binnen liggen. Ook dat kan leiden tot angst om naar de kerk te gaan".
De grens tussen de binnen- en de buitenwereld, de scheiding tussen fantasie en werkelijkheid, is bij deze mensen dan niet scherp genoeg meer, zo stelt Hegger. Hij benadrukt hierbij dat het zich aangesproken weten in de prediking op zichzelf een goede zaak is. „Als dat gebeurt en het leidt tot zondebesef, verootmoediging en schuldbelijdenis voor God, dan is dat geestelijk gezien juist een goede zaak. Die beleving is echter anders dan bij een fobie. Als het goed is, is er het besef dat de dominee niet alles van mij weet, maar dat het slechts lijkt alsof hij mijn hart kent. Dat uiteindelijk God door hem tot mij spreekt".
Ook huwelijksproblemen kunnen hun weerslag hebben op de kerkgang. „Een man kan in het kerkelijke leven een belangrijke positie bekleden. De vrouw ziet echter een andere kant van die man en kan dat niet met elkaar rijmen, terwijl ze het gevoel heeft samen met hem in een glazen huisje te zitten. Vanuit dat conflict kan bij zo'n vrouw ook een kerkfobie ontstaan. Het is een verkeerde reactie op zo'n situatie. Gezond zou het zijn als ze zou zeggen: Beste man, het gaat zo niet langer dat jij elke avond tot twaalf uur weg bent en ik de kinderen helemaal alleen op moet voeden, om maar een herkenbaar voorbeeld te noemen; of: Ik wil niet meer hebben dat je me slaat; of: Ik wil niet meer hebben dat je mij zo afsnauwt, terwijl je anderen de liefde predikt. Er is iets mis met onze verhouding, we moeten er samen wat aan gaan doen".
Ook kerkelijke conflicten of het zich-niet-meer-thuis-voelen in een kerk kunnen gepaard gaan met het ontstaan van psychische problemen. Hulpverleners die het geloof zien als een neurotisch verschijnsel, adviseren volgens Hegger in dit soort gevallen vaak om de kerk maar te verlaten. „Er zijn overigens ook kerkeraden die elke kerkfobie per definitie beschouwen als (onbewuste) onwil om naar de kerk te gaan, omdat men het met bepaalde dingen niet eens is. In de meeste gevallen is dat echter niet zo. Die houding kan ondertussen wel ongunstige effecten hebben op de manier waarop ambtsdragers hun gemeenteleden benaderen en kan onnodig leiden tot conflicten", weet Hegger uit ervaring. De meeste kerkeraden stellen zich volgens hem in dit soort zaken echter zeer voorzichtig op en adviseren zo nodig naar een hulpverlener te stappen. „Je merkt geregeld dat ambtsdragers met deze gevallen best wel eens worstelen", zo is de ervaring van Hegger.
Behandeling
Bij de enkelvoudige fobie richt de behandeling zich op gedragstherapie. Er wordt dan een lijst gemaakt van dingen met een oplopende angstschaal. Hegger: „Samen met de patiënt ga je proberen de angst, allereerst in de minst bedreigende situaties, te overwinnen. Lukt dat, dan nemen we een volgende stap. Je probeert te bereiken dat de angst wordt teruggedrongen en dat iemand gaandeweg zijn verloren gegane zelfvertrouwen terugwint. Meestal lukt dat ook".
Als er andere problemen meespelen, bijvoorbeeld in het huwelijk of in de kerk, moet niet alleen aan de fobie, maar ook daaraan worden gewerkt. Bij mensen die de grens tussen binnen- en buitenwereld niet goed kunnen afbakenen, wordt de behandeling gericht op het zich bewust worden van deze zaken. Behandelingen gericht op de laatste drie categorieën zijn overigens meer een zaak van lange adem. De therapie kan met medicijnen ondersteund worden, vertelt Hegger.
Hij benadrukt dat het succes van de behandeling in belangrijke mate afhangt van de wil van de betrokkene om van de fobie af te komen. „Als die motivatie ontbreekt, gaan we daar in de therapie allereerst aan werken. Over het algemeen slaagt de behandeling van fobieën in twee derde van de gevallen, volgens onze eigen maatstaven althans. Je ziet nogal eens dat mensen zelf al veel sneller tevreden zijn, bijvoorbeeld als ze weer achter in de kerk durven zitten of in de consistorie. Wij vinden de behandeling pas echt geslaagd als ze weer gewoon kunnen meedraaien in het kerkelijke leven", aldus Hegger.
Wat moeten patiënten die ontdekken dat ze een fobie hebben, gaan doen? Moeten ze zich ertegen verzetten? Moeten ze doorgaan met het vermijdingsgedrag of proberen er tegenin te gaan?
Hegger aarzelt even voordat hij antwoord geeft. „Het hangt af van de mate waarin iemand zoiets heeft. Mensen met lichte ademhalingsproblemen die soms wat duizelig zijn tijdens de dienst, raad ik aan naar de huisarts te gaan en te vragen of hij een verwijsbriefje wil schrijven voor het volgen van ademhalingsoefeningen bij de fysiotherapeut. Het kan ook goed zijn om er eens met een goede vriend of vriendin, die kan luisteren, over te praten. Misschien is de partner in dit geval niet eens de meest aangewezene. Helpt dat niet, dan kan de stap naar hulpverlening nodig zijn. Mensen die bepaalde dingen in de prediking op de verkeerde manier op zichzelf betrekken, kunnen het beste maar ineens naar een hulpverlener stappen. Bij hen spelen vaak veel meer zaken mee en is professionele hulpverlening het meest aangewezen".
Volgens Hegger hebben partners van fobiepatiënten het niet gemakkelijk. „Zij zien zich geconfronteerd met de problemen van een van de gezinsleden. Dat kan leiden tot overmatige bezorgdheid, maar ook tot boosheid". Als de fobie het leven te veel gaat beheersen, is het volgens Hegger het beste hulpverlening in te schakelen.
Lotgenotencontact
Hij wijst ook op het belang van de verticale lijn. „Je kunt je angsten en problemen aan de Heere voorleggen in het gebed. Tegen Hem kun je alles zeggen, zelfs dat wat je aan geen mens kwijt kunt of -durft. En je kunt Hem ook vragen om hulp. Denk eens aan psalm 141: „'k Roep, HEER, in angst tot U gevloden, ai, haast U tot mijn hulp en red; hoor naar de stem van mijn gebed, daar ik U aanroep in mijn noden".
Toch is het volgens Hegger ook aanbevelenswaardig om er met iemand die je vertrouwt over te praten. Lotgenotencontact kan eveneens een zinvolle rol spelen, mede ook gezien de overbelasting van het hulpverleningscircuit in de gereformeerde gezindte (gliagg De Poort, GPZ en zelfstandige hulpverleners). „Als mensen met een kerkfobie er geen raad mee weten in hun eigen omgeving en niet terechtkunnen bij 'neutrale' hulpverleners, dan kunnen zij dit -via een kort briefje- kenbaar maken bij Gliagg De Poort, drs. A. Th. Hegger, Printerweg 23, 3821 AP Amersfoort", zo deelt directeur J. van der Wal desgevraagd mee.
In dit artikel is om redenen van privacy de naam van mevrouw Jansen gefingeerd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 juni 1994
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 juni 1994
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's