„Nederland vergeet dwangarbeiders"
Historicus Albert W. Oosthoek pleit voor rehabilitatie van tewerkgestelden in Nazi-Duitsland
Nederland is de dwangarbeiders uit de oorlog vergeten. Terwijl de heldendaden van het verzet na '45 breed zijn uitgemeten, hebben de dwangarbeiders vaak het verwijt gekregen: „Waarom ben je niet ondergedoken?" Ook dr. L. de Jong schaart deze groep in zijn legendarische standaardwerk -ten onrechteniet onder de geschonden groepen. Het is tijd voor rehabilitatie van deze categorie oorlogsslachtoffers.
Historicus drs. Albert W. Oosthoek uit Rotterdam is duidelijk. Nederland heeft nog wat goed te maken bij de groep weggevoerde dwangarbeiders. De geschiedkundige werkt rhomenteel aan een proefschrift over de Nederlandse arbeidsinzet in de jaren 1940-1945.
Oosthoek is in het dagelijks leven werkzaam op het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag, waar hij betrokken is bij de toekenning van uitkeringen via de Wet uitkering burgeroorlogsslachtoffers (WUBO). In opdracht van de gemeente Rotterdam heeft hij de tentoonstelling "De Rotterdamse arbeidsinzet 19401945" samengesteld over de razzia's van 10 en 11 november 1944 in Rotterdam, waarbij 50.000 inwoners zijn opgepakt. Afgelopen dinsdag heeft burgemeester Peper de expositie geopend en een gelijknamige brochure in ontvangst genomen.
Blitzkrieg
Bij het voorbereiden van de Blitzkrieg werd het Derde Rijk geconfronteerd met grote problemen. Het onder de wapens roepen van zo'n 6 miljoen Duitse arbeiders in de periode van mei 1939 tot mei 1941 dreigde de economische bedrijvigheid in Duitsland ernstig aan te tasten, terwijl de industriële produktie onder geen beding gevaar mocht lopen. De oorlogsmachinerie moest op volle toeren produceren om de groot-Germaanse dromen van Hitler te verwezenlijken.
Om de opengevallen arbeidsplaatsen van de tijdens de hele oorlog 13 miljoen opgetrommelde Duitsers te vullen, zocht de Führer zijn toevlucht tot het aantrekken van buitenlandse arbeidskrachten. Het gevaar voor aantasting van de raszuiverheid van het Duitse volk nam Hitler daarbij noodgedwongen voor lief. Der Führer 'importeerde' tijdens de oorlog zo'n 8 tot 10 miljoen Polen, Russen, Italianen, Fransen, Belgen en Nederlanders naar zijn Derde Rijk. Vanuit Nederland zijn naar schatting zo'n 500.000 tot 600.000 mannen weggevoerd door de Duitse bezetters.
Niet te klagen
In de jaren dertig bevorderde het Departement van Sociale Zaken de werving van Nederlandse werklozen voor Duitsland. Grootscheepse reclamecampagnes riepen op werk te zoeken in het Derde Rijk. De beloofde arbeidsovereenkomsten en de huisvesting in Duitsland waren niet om over te klagen. Naarmate de oorlogsdreiging aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog echter groter werd, nam het aantal gegadigden voor een baantje bij de oosterburen echter drastisch af.
Na de bezetting van Nederland veranderde de tactiek van de Duitsers snel. De vrijwillige werving maakte plaats voor min of meer gedwongen tewerkstelling. Na acties in bedrijven en het oproepen van mannen, geboren tussen 1920-1924, namen de Duitsers uiteindelijk zelfs hun toevlucht tot grote razzia's. Alleen al in de stad Rotterdam zijn op 10 en 11 november van het laatste oorlogsjaar zo'n 50.000 mannen van de straat geplukt of van hun bed gelicht.
De behandeling van de tewerkgestelden in Duitsland liep per nationaliteit behoorlijk uiteen. In tegenstelling tot de Ostarbeiter -arbeiders uit de SowjetUnie- werden sommige groepen Nederlanders vrij redelijk opgevangen in Duitsland, weet Oosthoek uit onderzoek. „Hitler probeerde de Germaanse volken te winnen voor zijn ideaal van het groot-Germaanse rijk. De leefomstandigheden van de "Ostarbeiter" waren vaak zo slecht, dat ze na enkele weken volkomen arbeidsongeschikt waren".
Ook de van huis en haard verdreven Nederlandse arbeiders hadden het echter verre van gemakkelijk. De grootschalige bombardementen van de geallieerden op de grote Duitse steden trokken vaak diepe sporen in het leven van de betrokkenen. Bovendien lieten duizenden Nederlanders het leven. De schattingen over het aantal omgekomen arbeiders lopen uiteen. Volgens het Nederlandse Rode Kruis hebben zo'n 29.000 Nederlanders hun tewerkstelling niet overleefd. De Oorlogsgravenstichting gaat uit van zo'n 24.500 omgekomen Nederlanders.
Erkenning
Oosthoek pleit voor een rehabilitatie van de Nederlandse dwangarbeiders. „Ons land heeft zich het lot van deze groep oorlogsslachtoffers te weinig aangetrokken", zegt de historicus. Hij constateert hier een belangrijk verschil met landen als België en Frankrijk. „In ons land hebben dwangarbeiders vaak het verwijt gekregen: 'Waarom ben je niet ondergedoken?' In Frankrijk en België hoor je daarentegen meestal: 'Jammer dat je niet kon onderduiken'. Dat is een compleet andere benadering van het probleem".
De uitsluitend negatieve benadering van deze oorlogsslachtoffers is niet terecht, vindt historicus Oosthoek. „De tewerkgestelde Nederlanders hadden meestal geen enkele keus. Het negatieve beeld dat zij zich zonder verzet hebben laten afvoeren, is niet juist. Ook het eenzijdige beeld van Nederiand als verzetsland is niet realistisch. De rol van ons land in de oorlog zal moeten worden genuanceerd".
De generatie weggevoerde Nederlanders roept de laatste jaren volgens Oosthoek steeds vaker om aandacht. „De psychische weerstand van deze mensen neemt bij het ouder worden af. Frustraties en onverwerkt oorlogsleed komen boven. Zij dreigen nu in de problemen te komen".
Vergeten
De voorzitter van de Vereniging van Dwangarbeiders Nederland (VDN), Aart Pontier, onderstreept de kritiek van Oosthoek. „Nederland is na de oorlog de dwangarbeider vergeten. Doelbewust. Het waaróm is ons nog steeds een raadsel. De totale aandacht richtte zich na de oorlog op de relatief kleine groep mensen uit het verzet. Natuurlijk, zij hebben ontzettend veel voor ons land betekend. Maar tegelijkertijd zijn de dwangarbeiders in de vergeetboek geraakt. Wij krijgen nog steeds vaak het verwijt: „Je hebt voor de vijand gewerkt". Terwijl we echt geen andere keus hadden. Er waren gewoon niet zo veel onderduikadressen voorhanden".
De officiële geschiedschrijving besteedt vrijwel geen aandacht aan de dwangarbeid, verklaart Pontier, zelf twee jaar te werk gesteld in Duitsland. „Zelfs L. de Jong heeft voor zijn standaardwerk geen zelfstandig onderzoek verricht naar dit aspect van de oorlog. Hij noemt bijvoorbeeld nog steeds een aantal van 8500 omgekomen Nederlandse dwangarbeiders. Dit aantal heeft De Jong overgenomen uit een boek van B. A. Sijes uit 1966. Inmiddels is er veel meer bekend. Er zijn zo'n 30.000 slachtoffers gevallen".
Excuus
Het steekt de voorzitter van de exdwangarbeidersvereniging dat de Nederlandse overheid pas veertig jaar na de oorlog een fonds heeft opgericht om de dwangarbeiders een uitkering te geven. In de jaren 50 heeft Duitsland met een bedrag van 20 miljoen gulden alle pensioenrechten van de tewerkgestelde Nederlanders afgekocht. „Van de twee jaar dat ik in Duitsland heb moeten werken, zou ik nu nog steeds 60 gulden per maand pensioen moeten krijgen. Ik heb echter een eenmalig bedrag van 100 gulden gehad. Dat is alles. Het zou de Nederlandse overheid sieren als zij excuses zou aanbieden voor de behandeling van de dwangarbeiders door naoorlogse regeringen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1994
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1994
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's