Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MUZIEK OP MAANDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIEK OP MAANDAG

6 minuten leestijd

De maestro van St. Louis (I)

„De top-vijf van de Amerikaanse orkesten is Chicago, New York, Philadelphia, Boston en Cleveland. Maar onofficieel behoort St. Louis ook bij die club. St. Louis is voor mij internationaal een stap vooruit. Het is een geweldig orkest, een mooie zaal, een goed management en een prettige stad”. Hans Vonk is een tevreden man. Vanaf volgend jaar is hij chef-dirigent van het Symfonie-orkest van St. Louis. Na het Residentie-Orkest, de Staatskapelle Dresden en het Radio-orkest van Keulen beschouwt hij dat als het voorlopige hoogtepunt in zijn carrière.

Vonk (52) is zeer te spreken over de manier waarop de Amerikanen hem hebben behandeld, maar zal Europa niet verwaarlozen. „Ik dirigeer drie tot vier maanden per jaar in St. Louis, verder blijf ik in Amsterdam wonen. Ik blijf vaste gastdirigent van het Radio Philharmonisch Orkest en ook vaste gastdirigent in Keulen”, aldus Vonk in Washington tussen enkele gastoptredens door.

Ze noemen hem „maestro” in St. Louis. „Vroeger was alleen Toscanini de maestro, nu is iedereen het. Maar ik zou liegen als ik zei dat ik die behandeling niet prettig vind. In Nederland ben je allemaal gelijk. Nederland is de kampioen van het nivelleren”. Het verschil tussen Amerikaanse en Europese orkesten zit volgens Vonk vooral in de manier waarop ze aan geld komen. „In Europa is dat subsidie, hier bestaat dat helemaal niet”. Met de kwaliteit zit het ook in de VS wel goed. „Amerikaanse orkesten zijn technisch fantastisch. Fenomenaal. In Amerikaanse orkesten bestaat een cultuur van hard werken. Er is een enorme sociale controle. Men accepteert niet van elkaar datje niet presteert. Het is onzin dat Europese orkesten beter zouden zijn. Wat ze wel eens een beetje missen, is een eigen kleur, maar die orkesten zij n zo goed, dat je dat gemakkelijk kunt invullen”.

Vonk heeft geen al te hoge pet op van de prestatiedrang bij Nederlandse orkestmusici. „Nederlanders streven er niet naar om te winnen. We hebben te veel relativeringsvermogen. Dat is natuurlijk wel leuk, maar je schiet er niet veel mee op. Een tweede plaats is goed genoeg, al moet ik direct een uitzondering maken voor het Concertgebouworkest. Maar bij ons speelt toch altijd de gedachte: Als je gewoon doet, doe je al gek genoeg. Wij zijn wereldkampioen in het nivelleren. Het moet altijd gezellig zijn. Ik hou erg van gezelligheid, maar als ik voor het orkest sta, moet er gewerkt worden”.

De maestro van St. Louis (II)

De dirigent signaleert nog een ander probleem: de te ruime selectiecriteria bij de Nederlandse conservatoria. „Wij laten te veel mensen toe die het niet gaan maken. Dat wekt irreële verwachtingen. Ze dromen eerst dat ze solist kunnen worden. Als dat niet lukt, denken ze aan een kamermuziekcarrière, en als dat ook niet lukt, dan maar een orkest. Maar ook dat zit er vaak niet in”.

In Amerika zijn de toelatingseisen veel strenger. Studenten aan de topinstellingen zoals Curtis en Julliard krijgen altijd werk. „Nederland is het land van de gelijke kansen, maar waarom moet je zo veel mensen opleiden met wie je niets kunt doen, waar is dat goed voor?”

Uitblinken is in Nederland volgens Vonk een zonde, maar aan de andere kant heeft Nederland iets dweperigs. „Als er een bepaalde trend is, dan loopt men er mee weg en verliest de proporties uit het oog”. Als voorbeeld noemt Vonk de authentieke-uitvoeringspraktijk. „Als je daaraan doet, dan kun je geen kwaad doen, dan slaan alle stoppen door. Dat is heel bizar. Ik heb veel van de authentieke benadering geleerd. Men speelde Bach en Mozart als Mahler en Tsjaikowski. Maar je moet het niet heilig verklaren. Dat gebeurt nogal eens in Nederland, vooral bij muziekcritici”.

De dirigent, die vele wereldpremières van nieuwe muziek op zijn naam heeft staan, zal in St. Louis een stap terug doen in de tijd. „Het repertoire zal wat behoudender zijn. Mijn voorganger Leonard Slatkin heeft veel moderne Amerikaanse muziek gedaan; orkest en publiek zijn nu toe aan een wat traditioneler programma. Het verschil met Nederland is natuurlijk datje hier wat de programmering betreft meer rekening moet houden met de box office”.

Vonk erkent dat er in de nieuwe generatie dirigenten nog weinig toptalent te ontdekken is en dat jonge Nederlandse dirigenten internationaal niet meetellen. „De vraag of je het maakt, hangt ook van toevallige factoren af. Talent wordt ook gecreëerd door omstandigheden. Je kunt de vraag stellen wat er van Haitink geworden was, als hij niet door het Concertgebouworkest was geadopteerd. Natuurlijk moet er voldoende basis en inhoudelijke kwaliteit zijn, maar omstandigheden spelen een rol”. (ANP)

Niewenhuyse en Van Dijk

Van veelschrijver Jaap Niewenhuyse verschenen bij Klavarskribo in Slikkerveer deel VII, VIII en IX van de smaakvolle serie “Psalmen voor Orgel”. Het gaat in deze bundels respectievelijk om de Psalmen 91 tot en met 105, 106 tot en met 120 en 121 tot en met 135. Het recept van Niewenhuyse mag inmiddels bekend worden verondersteld. De speelman van hervormd Moordrecht schrijft afwisselend eigentijds en traditioneel en hanteert een breed idioom, waarin extremen gelukkig worden vermeden. Wat de vorm betreft is er sprake van veel afwisseling. Elke psalm krijgt twee of zelfs drie voorspelen, waarbij een enkel voorspel de omvang van een volwassen bewerking aan gaat nemen. (resp. cat. nr. 24556,24557 en 24558; ƒ 26,50 per deel).

Van RD-medewerker Cornells Hendrik van Dijk verschenen de afgelopen maanden twee nieuwe klavarbundels met “Koraalbewerkingen voor Orgel”. In cat. nr. 25296 (ƒ 15,95) geeft deze organist van de Oranjekerk te Rijssen zijn gedachten prijs over de Psalmen 27, 39, 42 en 116. Psalm 27 is de meest uitvoerige van die vier: geopend wordt met een eenvoudig maar heerlijk andante religioso, gevolgd door een olijk allegretto, waarin een zacht tongwerk de cantus firmus aangeeft, een uitvoerig moderato met opnieuw een uitkomende partij en tot slot een knap gecomponeerde en welluidende fuga. Die fuga verloopt volgens de regels der kunst, maar doet ook wel heel sterk denken aan Mulders fugatische inzet over Ruwe Stormen en de Tuba Tune van Cocker. Psalm 39 krijgt een klagend voorspel, voor een koraal waarin de melodie in de tenor ligt. Psalm 42 klinkt heel voorspelbaar - maar zo willen wij dat zondags best graag horen. De Toccatine over Psalm 116 dribbelt tot slot vaardig maar ook wel erg luchtig heen naar een breed geschreven koraal. Zó’n hupse toccatine op zondag? Nee, liever niet.

De tweede klavarbundel koraalbewerkingen van Van Dijk verscheen ongeveer gelijktijdig met de bundel in het traditionele notenschrift (uitgeverij & antiquariaat Jan Zwart, Zaandam; Ambitus 23). Hier treffen we bewerkingen aan over Psalm 81 (à la Willem Hendrik Zwart), Psalm 119 (mooi omspeelde koraalfragmenten, reeds eerder gepubliceerd in De Orgelvriend), de Psalmen 124 en 139 en sfeerrijke gedachten over “O Vader, dat Uw liefd’ ons blijk” (cat. nr. 25297, ƒ 19,90).

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 maart 1995

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

MUZIEK OP MAANDAG

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 maart 1995

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's