Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vluchtheuvel in het water

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vluchtheuvel in het water

Inundatie Wieringermeer: „We zagen een boerderij heen en weer zwiepen en in de golven verdwijnen”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een zachte voorjaarszon werpt haar stralen uitbundig over de Wieringermeer. Huisvrouwen hebben de keukendeur achter zich dicht getrokken om buiten de aardappels te schillen. De pioniers van het nieuwe land wachten op de bevrijding. Op 17 april 1945, de wijzers van de klok hebben het middaguur net gepasseerd, verstoort een luide dreun de vreedzame rust in de jonge polder. De Duitsers slaan gaten in de dijk. Een jonge polder wordt weer zee. „Het was zo zinloos”.

Het gerucht over de onderwaterzetting hing al geruime tijd als een dreiging boven het polderlandschap. Alleen als de geallieerden hun opmars staakten en de ondergrondse het verzet beëindigde, zouden de Duitsers ervan afzien. De doorsnee polderbewoner had geen slapeloze nachten van het vijandelijke voornemen. Het zou allemaal wel meevallen, was de algemene opinie. Tot in Den Helder valt op 17 april echter de knal te horen, die duidelijk maakt dat de Duitsers hun woorden in daden hebben omgezet. De inundatie van de Wieringermeer is een feit.

Op twee plaatsen tussen Medemblik en Den Oever blazen projectielen de dijk op. Het water baant zich een weg over het vlakke polderland. Al snel scheuren de dijkgaten uit tot 100 en 150 meter. De golven komen in een stroomversnelling. Een zee van 8 miljoen kubieke water gutst over de vijftien jaar jonge polder, een miljoen kubieke meter grond meespoelend. De bevolking rest geen andere mogelijkheid dan de huizen te verlaten.

De angst dat de Duitsers de evacuerende bevolking zullen opwachten om onderduikers op te pakken, blijkt ongegrond. Wel arresteert de Landwacht de gewestelijke voedselofficier van de Binnenlandse Strijdkrachten, A. C. de Graaf Als de ondergedoken Wieringermeerboer naar zijn huis gaat kijken, wachten de Duitsers hem op. De verzetsman brengt het er niet levend vanaf

Vluchtheuvel

Pieter Pladdet maakte als 12-jarige jongen in Wieringerwerf de inundatie mee. „Het was zo zinloos. Toen we op 17 april bericht kregen dat de polder echt onder ging, dachten de meesten nog dat de Engelsen en de ondergrondse het wel zouden beletten. Even na het middaguur hoorden we ineens een enorme dreun. Op dat moment wisten we zeker dat de Duitsers hun plan hadden uitgevoerd. Er ontstond geen paniek, maar de meesten haastten zich wel weg te komen. Velen trokken richting het oude land”.

De ouders van Pieter besloten de polder niet te verlaten. „Ze dachten dat de bevrijding niet lang op zich zou laten wachten. In de buurt van de boerderij waar m’n vader werkte, lag een vluchtheuvel. Daar wilden m’n ouders met nog twee gezinnen het einde van de oorlog afwachten. Met paard en wagen hebben ze strobalen naar de terp gereden. De hoogst nodige spullen gingen mee, de rest kwam op zolder te staan. Ook de koeien gingen mee, voor melk en boter.

Hoewel de terp met een oppervlakte van 4 hectare gemakkelijk meer mensen had kunnen herbergen, bleef het tijdelijke inwonertal beperkt tot ongeveer twintig. Nog een klein aantal mensen verbleef in boten aan de terp. „Velen dorstten niet naar de terp te gaan, omdat je midden in het water kwam te zitten. Hoe moest het dan met eten en wat moest je doen als je met ziekte kwam te zitten? Er waren ook geen slaapplaatsen. Het was allemaal nog niet zo eenvoudig”.

Hazen vangen

„We hebben strobalen opgestapeld en daaroverheen een zeil gespannen. Daaronder sliepen we met z’n allen. Toen we de andere morgen wakker werden, kwam het koolzaad -het was een heel vroeg voorjaar- nog net boven het water uit. Zulke dingen vergeet je niet meer. Je zag het water stijgen. In Wieringerwerf stond het uiteindelijk tot een meter hoog op de zolders. We hebben ook een storm meegemaakt. Beneden zagen we een boerderij heen en weer zwiepen en ineens verdween die in de golven”.

Angstige momenten kan Pladdet zich nauwelijks herinneren, behalve de dag dat de terp in de zware storm begon af te brokkelen. „Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik vond het prachtig. Wat voor verdriet had je ervan? Je hoefde niet naar school, je was vrij. Met een andere jongen heb ik hazen gevangen. Je was alle dagen aan het struinen en jutten. Er dreef van alles om de terp. Strobalen jaagden voorbij, door de enorme stroom. Van een tarwebult die kwam aandrijven, hebben we het droge bovenste deel afgehaald en gedorst. Daarvan kon je dan bakken.

Het ging allemaal heel primitief In een eigengemaakte oven bakten we brood. We hadden niets tekort. Er was melk, we hebben een varken geslacht, er waren hazen. Het water dreigde wel op te raken, maar wc ontdekten dat er midden op de terp nog een waterput zat. De deksel hebben we stukgeslagen, waardoor we genoeg water hadden”.

Pijn en wanhoop

De ouders zagen de situatie minder rooskleurig in dan hun kinderen. Op 17 april noteerde mevrouw Pladdet in haar dagboek: „En zo zitten daar drie gezinnen op die mooie voorjaarsavond op de Terp te wachten, te wachten in spanning op net oorlogsgebeuren, en op het water dat nu met donderend geweld bezit neemt van alles wat ons lief en dierbaar is, en we schreien, schreien van pijn en wanhoop”. Haar aantekeningen zijn bewaard gebleven en na de oorlog in beperkte oplage in druk uitgegeven.

De terpbewoners hoefden niet tot de bevrijding onder zeil te slapen. Met behulp van paarden trokken ze schotten uit het water, waarvan ze een keet optrokken. Hoewel de drie gezinnen geïsoleerd leefden, bleven ze toch op de hoogte van het verloop van de oorlog. De evacués die in het Domeinkantoor van Wieringerwerf verbleven, ontvingen berichten via de radio. Als ze met een bootje naar de terp voeren om melk te halen, vertelden ze het nieuws door.

De nu 83-jarige M. Geertsma uit Wieringerwerf het laagstgelegen deel van de polder, verbleef indertijd in het Domeinkantoor. Hij stond buiten te praten, toen een luide knal het begin van de inundatie aankondigde. „Eerst liepen de kanalen, sloten en rioleringen vol. Tegen de nacht stond het water in het dorp zo hoog, dat je niet meer op straat kon lopen. De eerste nacht hebben we nog thuis geslapen. De volgende ochtend stond het water ongeveer 1 meter 20 hoog”.

Harde wind

In totaal zestig bewoners zochten onderdak in het Domeinkantoor. Later liep dat aantal terug tot zo’n 25, omdat sommigen alsnog besloten naar familie op het oude land af te varen. Geertsma bleef met zijn vrouw en twee kinderen in de polder. „De kasten van de begane grond dreven in de kantoren. Met harde wind sloegen die tegen het plafond aan. Dat hoorden we dan. Maar het kon geen kwaad. Het Domeinkantoor was sterk. We zijn niet bang geweest.

De tweede dag kwam een varken aanzwemmen. Dat hebben we op het bordes van het Domeinkantoor geslacht. Iedereen heeft toen een emmer vlees gekregen, ook de mensen op de terp. Er was altijd iets te doen. Je zag het dorp langzamerhand helemaal verdwijnen, maar we hebben ervan gemaakt wat we konden. Op zondag hielden we ook een kerkdienst, bovenin het Domeinkantoor. Een ouderling uit de hervormde kerk las een preek. Ik was diaken van de gereformeerde kerk. Nu ben ik er niet zo voor, maar wij waren dus toen al Samen op Weg”.

Op 29 april voeren de vluchtelingen uit het Domeinkantoor voor een kerkdienst naar de terp. Mevrouw Pladdet schrijft in „De terp als reddingsboei” dat de keet dienstdeed als kerkgebouw. „Het gebouwtje raakte eivol, zodat de jongeren onder ons wel verplicht zijn, om buiten de deur in het gras te gaan zitten, om door de openstaande deur naar de preek te luisteren”.

Wederspannig

Een ouderling die in een schip bij de terp verblijft, leest een preek over Klaagliederen 3: „Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonde. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot de Heere. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in de hemel, zeggende: Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard”.

Een week later is de bevrijding een feit. Een vlag die uit het raam van het Domeinkantoor wappert, vertelt de terpbewoners dat de oorlog voorbij is. „Het wordt nu helemaal een ongeregelde zaterdag”, vertrouwt mevrouw Pladdet die avond aan haar dagboek toe. „Die goede wasbeurt die de kinderen zouden krijgen, wordt gewijzigd in het bakken van oliebollen. De vreugde zit de terpbewoners dan zeker ook wel allen in het hoofd.

Hier wordt een geit geslacht, daar een kalf, en ginds een varken. Ja, de dieren moeten er allemaal aan geloven deze keer, en alle eiland- en scheepsbewoners eten lekker vlees ter ere van de vredesdag. Overigens merken we er niet zo veel van dat het vrede is. Geen kerkdiensten, geen toespraken en dergelijke, niets van dat alles kunnen we hier bijwonen”.

Engelse soldaten

Geertsma vertelt dat de bewoners van het Domeinkantoor een paar dagen later de Wieringermeer verlieten. „Door het gat van de dijk zijn we met kleine bootjes naar Medemblik gevaren. In Staverden zagen we de eerste Engelse soldaten. Via Heeg voeren we verder naar Sneek. Daar ging ieder zijns weegs. Wij gingen naar familie in Leeuwarden. De vader en drie broers van mijn vrouw waren door de Duitsers omgebracht. Dat was heel moeilijk”.

Wieringerwerf lag op dat moment vrijwel geheel tegen de vlakte. Slechts het Domeinkantoor, het huis van de rentmeester, de schoorsteen van de bakker en de kerktorens stonden nog overeind. Pladdet: „Van ons huis was vrijwel niets over. We hebben nog wat rommel uitgezocht, maar het was niet veel. De huizen waren totaal verwoest. Na ongeveer een week zijn we naar het vasteland gevaren. We namen hout mee, waarvan m’n vader een keet heeft geslagen. Daar hebben we de zomer in gewoond, daarna kwamen we in een arbeidershuisje op het oude land. Na twee jaar konden we terug naar de polder”.

Staande op de terp, waarop nu een zwembad rust, blikt Pladdet terug op het afscheid van toen. In de holtes van een kaasplank schreef hij de namen van de tijdelijke bewoners van de vluchtheuvel. Takken bloeiende meidoorns sierden het provisorische monument op. Het is intussen vijftig jaar later. Een zachte voorjaarszon werpt uitbundig haar stralen uit over de Wieringermeer. Het koolzaad bloeit nog niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1995

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Een vluchtheuvel in het water

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1995

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's