De psalmberijmer van Grijpskerke
Jo Adriaanse: „Toen moeder begraven werd, hebben ze allemaal braaf uit mijn berijming gezongen”
Aan de eettafel van een eenvoudige arbeiderswoning in Grijpskerke wordt een groots werk verricht. Reeds meer dan twintig jaar, maar nu komt het einde in zicht. Voor de jaarwisseling hoopt Jo Adriaanse zijn psalmberijming compleet te hebben. Het is de vraag of het ooit tot een uitgave zal komen. Dat eruit gezongen wordt, is zeker. Al was het alleen maar door de gepensioneerde scheepsbouwer zelf. Als het even kan, heft hij zijn eigen psalmen aan.
Jo Adriaanse woont nog steeds in het huisje waarin hij zijn jeugd heeft doorgebracht. Een bescheiden arbeiderswoning aan de rand van Grijpskerke. ’s Zomers deelt het dorp in de vakantiedrukte op Walcheren. Buiten het seizoen is het een vergeten gehucht.
Aan zijn hang naar het oude paart de vriendelijke Zeeuw op sommige punten een opvallende progressiviteit. Naast de klassieke Westminster klok staat een uurwerk dat op temperatuurverschillen loopt. In de keuken houdt een satellietklok hem perfect bij de tijd. De balletjesklok op de schoorsteenmantel is meer een curiositeit. Zoals het klokje thuis rolt, rolt het nergens.
Terwijl de tijd in het huisje lijkt te hebben stil gestaan, tikken de uurwerken gestaag voort. Het gevarieerde slag- en slingerwerk vormt de achtergrondmuziek bij zijn arbeid als psalmberijmer. Op de woonkamertafel ligt de ordner met liederen Sions, die na lang schaven de goedkeuring van de bejaarde vrijgezel hebben verkregen. Hij heeft er inmiddels 138 gereed. Dit jaar hoopt hij de resterende twaalf af te ronden.
Hulpkoster
Naast de ordner ligt een stapel ondersteunende literatuur. Van allerlei kleur. De complete serie ”Het altijd jonge lied” van de voormalige NCRV-” Hoogtezon-dominee” H. A. Visser. ”Klinkend geloof”, onder redactie van A. C. Honders. ”De uitleg van de Psalmen”, door dr. Nic. H. Rjdderbos. ”Uw huis en tempel-zangen” van ds. H. Veldkamp.
Ook op kerkelijk gebied is de psalm-berijmer van Grijpskerke breed georiënteerd. Hij is belijdend lid van de synodaal gereformeerde kerk van Grijpskerke, die al geruime tijd optrekt met de hervormde gemeente ter plaatse. „Het gaat niet erg naar m’n zin, maar het is de kerk waarin ik geboren ben. En ik ben hulpkoster. Dan ben je er toch wat aan verbonden”.
Om niet te verhongeren, gaat hij ’s avonds buitenshuis eten. „In een gereformeerde-gemeentekerk. Ik geniet al als-ie aangaat. Van alle kanten komen de mensen aanlopen. Dat is wel zo mooi. En dan die eerbied hé, en die ernst. Dat vind ik ook ontzettend fijn. Of ik er altijd zou kunnen wezen, weet ik niet. Misschien zou ik het er wel rooien, maar ze zijn ontzettend conservatief Wij zijn wat dat betreft net andersom. Dat is veel erger. Tucht is er niet meer. De ouderlingen en diakenen komen ‘s middags alleen als ze dienst hebben. Zo is dat tegenwoordig in de gereformeerde kerk. De zondag gaat er helemaal aan”.
Niet automatisch
De minachting van de psalmen is voor de bezwaarde gereformeerde een nog kwalijker zaak. „Gisteren was het jeugd-dienst. Man, ik heb geen versje mee kunnen zingen. Twee Engelse liedjes en verder van die onbekende gezangen. Dat spreekt me helemaal niet aan. Ik ben er eigenlijk niet meer thuis. Aan de psalmen komen we nauwelijks meer toe. Het zegt de mensen niets meer”.
Zelfs de predikant toont weinig belangstelling voor de noeste arbeid van zijn hulpkoster. Eén keer heeft hij op verzoek van Adriaanse een blik in de ordner geworpen. Daar is het bij gebleven. Van de nieuwe hervormde predikant heeft de psalmberijmer meer verwachting. „Die zat instemmend te knikken, toen hij erin las. Hij vroeg zelfs of-ie ze kon kopen. Nee, zei ik, dat kan niet. U kunt ze alleen krijgen.
De jonge dominee Rijksen, die stond ook achter m’n psalmen. Dat was m’n dominee. Als die met bid- of dankdag op Walcheren was, dan sloeg ik bij ons over. Eerlijk gezegd denk ik gereformeerde gemeente. Dat een mens moet veranderen. Dat leren ze bij ons ook wel, maar het gaat allemaal automatisch. Dat kan natuurlijk niet. Je hoeft maar één keer in de Psalmen te lezen om dat te zien”.
De liefde voor de psalmen zat er bij de Zeeuw al vroeg in. „Op school moesten we er elke week één leren. Daar had ik in het begin nogal moeite mee. Toen heeft vader een stempeltje gekocht, waarin je lettertjes kon zetten. Hij zei: Let maar op, als jij de hele psalm erin hebt en je drukt hem af dan ken jij je versje. En dat was ook zo”.
Tot z’n twaalfde jaar had hij de indruk dat er maar één psalmberijming op de wereld was: die van 1773. Een beeld dat aan scherven ging door het bezoek aan een gereformeerde gemeente. „Daar hoorde ik de psalmen van Datheen zingen. Ik ben ze meteen gaan vergelijken met onze eigen psalmen. De meeste vond ik echt niet beter. En de taal van Datheen was natuurlijk hopeloos”.
Zijn belangstelling voor psalmberijmingen en -berijmers was nu gewekt en nam in de loop der jaren alleen maar toe. Gretig nam hij kennis van de arbeid van Hasper. „Daar was ik weg van. Later kwamen er nog veel betere berijmingen. Toch zaten er altijd wel coupletten waarvan ik dacht: Die zouden beter kunnen. Dichter bij de originele tekst”.
Dieptepunt
De proefbundel van het Liedboek voor de Kerken was een droevig dieptepunt. „Die psalmen zijn veel te vrij vertaald. Dichters zijp door mekaar te vrij. Het gaat om de tekst. Het is het Woord van God. Daar moet je niet aan gaan sleutelen”. Toen de bundel tegen zijn verwachting in toch werd aangenomen, besloot de hulpkoster van Grijpskerke aan een eigen berijming te gaan werken. „Ik was er voordien ook al wat mee bezig, maar in ‘73 heb ik de beslissing genomen om ze alle 150 te gaan doen”.
Hij liet zijn werk corrigeren door de gepensioneerde onderwijzer Mijderwijk, net als hijzelf een bezwaarde gereformeerde en een bekend man in het gevoelige wereldje van psalmberijmers. „Die vond dat ze goed aansloten bij de tekst, maar de taal moest volgens hem veel beter. Daarom ben ik opnieuw begonnen. Sommige psalmen heb ik in de achterliggende jaren wel vijf keer aangepast”.
Bij zijn arbeid maakte de gepensioneerde scheepsbouwer gebruik van bestaand werk. Zo putte hij uit de berijmingen van ds. L. W. Muns, de organist Joh. Luykenaar Francken, de hervormde predikant E. A. A. Snijdelaar, de bundel Psalter 1980, de psalmbundel van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), de Zuidafrikaanse berijming van Totius en de bundel Het Bijbels Psalmboek van A. Blok, een gereformeerde-gemeenteman die voor de uitgave van zijn berijming een gelijknamige stichting in het leven riep.
Combineren
Dichterlijke originaliteit is voor Adriaanse niet van belang. Het gaat hem erom dat de Psalmen zo nauw mogelijk aansluiten bij de bijbeltekst, in hedendaags Nederlands zijn berijmd en prettig zingen. Regels, passages of coupletten die aan die criteria voldoen, neemt hij ongewijzigd over. De ontbrekende gedeelten vult hij zelf aan. „Met auteursrechten heb ik me nooit bemoeid”.
Een aantal psalmen kent hij inmiddels uit het hoofd. Voor onbekende coupletten moet hij de ordner raadplegen. Jammer genoeg maakt de omvang het wat bezwaarlijk om dit boekwerk mee te nemen naar de kerk. In de eigen gemeente is dat ook niet nodig. Als hulpkoster weet hij zaterdagsavonds al wat er gezongen gaat worden, zodat hij de desbetreffende bladen mee kan nemen.
„Ik zing altijd uit m’n eigen berijming. Het is misschien niet zo netjes, maar ik kan het moeilijk laten. En ze Zeggen er niks van. Daar zijn ze heel gemakkelijk in. Toen moeder begraven werd, hebben ze allemaal braaf uit mijn berijming gezongen. Ik heb ze gewoon op de liturgie laten zetten. Als ik naar de gereformeerde-gemeentekerk ga, weet ik natuurlijk niet wat ze gaan zingen. Dan neem ik alleen m’n eigen berijming als ik een psalm helemaal van buiten ken. Anders zing ik 1773 mee”.
Te vrij
Hoewel hij de oude berijming prefereert boven het Liedboek, kan de Zeeuw niet begrijpen dat het overgrote deel van de gereformeerde gezindte zich nog gelukkig voelt bij dit eeuwenoude standaardwerk. „1773 is tot op de draad versleten. Het taalgebruik is tegenwoordig veel minder langdradig. Samenvoegingen als treên en voên kunnen niet meer. En de nadruk ligt in 1773 nogal eens fout. Om maar een voorbeeld te geven, in psalm 116 staat: ”De Heer is groot”. Dat moet zijn: Groot is de Heer. Dan valt de klemtoon goed. Inhoudelijk zijn er veel mooie coupletten bij. Ook tamelijk goed naar de tekst van de Statenvertaling, maar dat heeft wel het bezwaar dat wanneer de Statenvertaling een fout maakt, ook de berijming mis gaat. Neem psalm 75: ,Als ik ‘t ambt ontvangen zal”. Het gaat daar helemaal niet over een ambt. In die psalm wordt God sprekend ingevoerd. Dat hebben de statenvertalers niet in de gaten gehad. Dat kun je hen niet kwalijk nemen. De taalkennis is sinds die tijd enorm vooruitgegaan.
Een ander bezwaar vind ik dat ook 1773 te vrij is. Het hert uit psalm 42 is niet aan de jacht ontkomen. Dat moet eruit. Net als dat „Uw naam verhogen”. Het is aan het begin van psalm 42 een en al klacht. Of psalm 16: „Mijn goedheid raakt niet tot U”. Wat is dat nou? Het moet zijn: Ik heb geen goed buiten U. En psalm 1 is remonstrants berijmd. Dat kan een kind zien. Dan is die van mij heel wat beter”.
Levenswerk
Het is ronduit twijfelachtig of het levenswerk van de bescheiden vrijgezel ooit in brede kring zal worden erkend. Zelf is hij er niet 3 te optimistisch over. „Ik ben maar een klein mannetje. Nee, daar heb ik niet veel verwachting van”.
Van de Gereformeerde Kerken hoeft hij het al helemaal niet te verwachten. „Bij ons geeft geen mens meer om de psalmen. Ze zijn gek met die gezangen. We hebben er bijna vijfhonderd. Dat lijkt toch nergens op? Een kennis van me noemde het vrijwillige armoe. Dat is het. Natuurlijk zijn er mooie gezangen, maar ze kunnen de psalmen nooit vervangen. Dat zijn de strijdliederen van de kerk. In de psalmen zit Christus. Maar dat zien de meesten bij ons niet meer”.
Toch heeft Adriaanse geen dag spijt gehad van zijn besluit om een eigen berijming te vervaardigen. „Je kunt nooit weten wat er nog eens mee gebeurt. Zo niet, dan is het ook goed. Ik geniet er in ieder geval zelf van”.
Psalm 75
U, o God, U loven wij
U komt lof toe, altijd weer.
Wij geven U dankbaar eer
want Uw naam is ons nabij.
Daarom spreekt men vol ontzag
van uw wond’ren dag aan dag.
Ik bepaal Mijn eigen tijd
en Ik oordeel volgens recht
Is geen fundament meer hecht,
mist de wereld vastigheid
Ik heb ondanks woest geweld
haar pilaren vast gesteld.
Tot de trotsen klinkt Mijn woord:
O wees toch niet zo verblind.
En tot hem die kwaad bemint:
Ga niet in uw hoogmoed voort;
hef uw hoofd niet trots omhoog,
weet dat Ik dit niet gedoog.
Oost noch west noch de woestijn
brengen het verhogen aan.
God stelt vast waar elk moet staan:
Hij alleen zal Rechter zijn.
Wie zich hoog acht werpt Hij neer,
maar wie klein is geeft Hij eer.
‘s Heren hand toch heft een kelk
vol met sterk gekruide wijn.
Hij schenkt daaruit wat voor elk
zijn rechtvaardig deel zal zijn.
Hij, die het bezinksel geeft
aan elk die in boosheid leeft.
Maar ik vind mijn hoogst genot
in mijn psalmzang, in mijn lied.
Ik meld altijd wat geschiedt
door de hand van jakobs God.
Ik breek al der bozen kracht;
wie rechtvaardig leeft, krijgt macht.
Berijming: Jo Adriaanse
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1995
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1995
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's