Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaste zekerheid door Christus alleen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaste zekerheid door Christus alleen

Ds. Knight bezorgd over de zuivere leer van de rechtvaardigmaking

12 minuten leestijd

Het leerstuk van de rechtvaardigmaking door het geloof is door Luther het artikel genoemd waarmee de kerk staat of valt. Daarom is het van het allergrootste belang dat dit leerstuk zuiver bewaard wordt. Ds. E. J, Knight, predikant in de kerken van de Strict Baptists (de kerken die verwant zijn met wijlen ds. J. C. Philpot), heeft uit bezorgdheid over het verliezen van de zuiverheid van dit leerstuk een boekje geschreven.

Hij richt zich niet zozeer tot de moderne theologie, waar aan de begrippen zonde en rechtvaardiging een geheel andere invulling wordt gegeven, maar juist tot hen die aan de reformatorische leer wensen vast te houden. Zijn verontrusting gaat voornamelijk over de gedachten die hij over dit leerstuk ontmoette bij mensen die de bevindelijke waarheid liefhadden.

In Grand Rapids had ds. Knight regelmatig contact met christenen van Nederlandse afkomst, en met name met christenen uit de Gereformeerde Gemeenten. Hij voelde een geestelijke verwantschap met hen, maar werd daarnaast getroffen door merkwaardige, en volgens hem onbijbelse inzichten over de leer van de rechtvaardiging van de zondaar voor God.

Hij hoorde de stelling verdedigen dat iemand een waar gelovige en een kind van God kan zijn zonder gerechtvaardigd te zijn. Ook hoorde hij over een vierschaarbeleving, die slechts enkele gelovigen kennen en die voor de ware rechtvaardigmaking werd gehouden. Men zou pas rechtvaardig voor God zijn wanneer men deze heel bijzondere beleving kende. Dit heeft ds. Knight gedrongen een boekje te schrijven over de rechtvaardiging van de goddeloze.

Hij legt eerst als fundament dat de mens een doemschuldig zondaar is voor God. „Er kan van geen rechtvaardigen van de zondaar voor God sprake zijn dan op grond van de volkomen en eeuwig blijvende voldoening van Christus. Op deze grond wordt Gods volk gerechtvaardigd” (blz. 12).

Het onderscheid

Hij spreekt daarna uitvoerig over het onderscheid tussen de rechtvaardiging zelf en de beleving daarvan. Op grond van vooral het bekende boek van Buchanan over de rechtvaardiging toont Knight aan dat het woord rechtvaardiging in de Schrift twee betekenissen heeft. Het woord wordt gebruikt om aan te geven wie de gelovigen in Christus zijn voor God, namelijk aangenomen als rechtvaardig voor Gods aangezicht. Wij kunnen hier denken aan Romeinen 4:25: „En opgewekt tot onze rechtvaardigmaking”. Het woord wordt ook gebruikt om aan te geven hoe de gelovige zich in Christus voor God weet, namelijk rechtvaardig voor God. Hierbij kunnen we denken aan Romeinen 5:1: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus”.

Op grond van deze onderscheiding komt ds. Knight tot de uitspraak dat de rechtvaardiging „op twee verschillende manieren kan worden beschouwd. Of als voltooid wanneer een mens als rechtvaardig wordt aangenomen, of als beleefd en toegepast wanneer die mens de troostrijke verzekering ervan ontvangt” (blz. 17). Eenvoudig gezegd moet men dus onderscheiden tussen rechtvaardig zijn in de rechtbank van God en in de rechtbank van het geweten. Met veel citaten uit oudvaders onderbouwt Knight deze gedachte.

Daarmee heeft hij, naar zijn mening, de eerste dwaling die hij constateerde in de bevindelijke kring, weerlegd. Alle gelovigen zijn in Christus rechtvaardig voor God. Maar allen zijn zich dit nog niet bewust.

Knight ziet daar een voorbeeld van in de zondares die aan Jezus’ voeten hoorde: „Uw zonden zijn u vergeven”. Toen werd zij zich de vergiffenis bewust, maar zij was daarvoor reeds vergeven door God. Hij zegt: „Haar rechtvaardiging werd nu toegepast” (blz. 19). Ik ben het met deze onderscheiding wel eens, maar niet met de gedachte van ds. Knight dat men dit onderscheid in de bevindelijke kring niet onder ogen ziet.

Onbekend

Wanneer ik over de door hem gemaakte onderscheiding nadenk, geloof ik dat ds. Knight toch niet zo bekend is geweest met de gedachten die in de bevindelijke kring in Amerika en Nederland leven omtrent het leerstuk van de rechtvaardiging. Het is onder ons niet vreemd om te stellen dat door in Christus te geloven, de zondaar rechtvaardig is voor God. De zondaar die in zijn nood en schuld tot Christus de toevlucht neemt, rekent God de ongerechtigheid niet meer toe. Wat dat betreft mogen we het bekende gezegde van de Schotse predikers overnemen: „Nooit ging een mens verloren, die zijn aangezicht naar Christus had gekeerd”.

Tegelijk echter is het in de bevindelijke kring niet vreemd om te stellen dat niet ieder gelovige de volle verzekerdheid van die aanneming door God, in zijn hart bezit. Hier meen ik dus toch te moeten zeggen dat hetgeen ds. Knight opmerkt, geen vreemde zaak is in de kring waar hij de ontsporingen waarnam.

Wel heeft hij gelijk als hij zegt dat het verkeerd is, te zeggen dat iemand door het geloof zijn toevlucht tot Christus nemen kan en toch niet gerechtvaardigd kan zijn, en dan bedoeld als aan Gods zijde. Het is dan ook beter om te zeggen dat het mogelijk is de zekerheid van de rechtvaardiging Voor God te missen. Maar wie in Christus gelooft, is rechtvaardig voor God. De apostel verbindt de rechtvaardiging steeds aan het geloof in Christus. Het is een andere zaak om daar de troost en de zekerheid van te hebben. Ondanks dit blijft het overeind staan, dat ieder die dit ware geloof in Christus oefent, niet meer in Gods oordeel omkomt.

Dan komt de tweede door ds. Knight geconstateerde dwaling aan de orde, namelijk dat alleen zij die een bijzondere ervaring hebben meegemaakt, als gerechtvaardigden te beschouwen zijn. Zo hoorde hij de mensen spreken over gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde gelovigen. Dat is inderdaad een contradictio in terminis. Knight wil terecht van geen andere rechtvaardiging weten dan waarover de Schrift spreekt, namelijk dat wij door het geloof gerechtvaardigd worden en niet door een bijzondere vierschaarervaring. Ook hier kan hij een groot aantal oudvaders aan het woord laten, van wie Owen wel de duidelijkste is,

„Uit al deze dingen leid ik af dat het geloof, waardoor wij geloven tot de rechtvaardigheid des levens, of dat van ons geeist wordt als een plicht opdat wij gerechtvaardigd zouden mogen worden, zo’n daad van de gehele ziel is waardoor overtuigde zondaren met een hartelijke toestemming tot God in Christus uitgedreven worden en op Hem vertrouwen voor vergeving, verzoening, leven, gerechtigheid en zaligheid” (blz. 64).

Knight heeft bij de oudvaders geen vierschaarbeleving kunnen vinden als die waarover hij in de bevindelijke kring hoorde spreken. Hij heeft alleen maar uitspraken kunnen lezen over een overtuigd zondaar, die door het geloof als een hand of instrument Christus aanneemt en alzo voor God gerechtvaardigd wordt. Wij moeten hem hierin gelijk geven. Het valt op dat er bij niet een van de Engelse of Nederlandse theologen van voor de Afscheiding, over de vierschaarbeleving, zoals men onder ons wel eens hoort, gesproken wordt.

Bij de oudvaders komt het er op neer dat om vergeving en zaligheid door Christus deelachtig te worden, de Heilige Geest in ons een oprecht geloof moet werken, waardoor wij afzien van alles en als een goddeloos en verdoemelijk zondaar in onszelf ons geheel op Christus verlaten.

Veel aandacht wordt in hun spreken besteed aan de overtuiging van zonde, het sterven aan de wet der werken en de beoefening van het rechtvaardigend geloof. Voordat een zondaar zich geheel op Christus verlaat, moet hij overtuigd worden van zijn doemwaardigheid voor God, Sterven aan al zijn werken, heilig wanhopen aan alles van zichzelf. Maar tegelijk lees je dan steeds, dat ieder zondaar die zo door het geloof tot Christus vlucht en op Hem ziet, door God gerechtvaardigd wordt. Dit betekent dan altijd twee dingen: God rekent hem zijn zonden niet toe, en rekent hem Christus’ gehoorzaamheid en gerechtigheid toe.

Om dan toch weer terug te komen bij de zondares uit Lukas 7, moeten wij zeggen dat rechtvaardigen voor God betekent ontslag van de beschuldiging van de Wet en de eis van Gods rechtvaardigheid te verkrijgen, maar dat die vrijspraak niet altijd direct krachtig door de Heilige Geest in het hart gewerkt wordt en door het geloof wordt ontvangen. Dit geschiedt dikwijls later en na veel strijd, zoals bij deze vrouw.

Hoe moeten wij dan denken over uitdrukkingen als: „Hij of zij is wel bekeerd en bezit wel geloof, maar is nog niet gerechtvaardigd, want hij of zij mist de rechtvaardiging in de vierschaar?”

Wat moeten wij over deze bijzondere vierschaarbeleving zeggen?

Allereerst dat er veel verwarring over is. Sommigen maken er bijna een visionair gebeuren van. Het grote bezwaar van ds. Knight is, dat een bepaalde ervaring de plaats van Christus gaat innemen (blz. 96). Ik vind dit inderdaad een ontwikkeling om beducht voor te zijn. In de rechtvaardiging van de zondaar wordt immers gerust op een werk dat reeds voltooid is, namelijk het volbrachte werk van Christus, en niet op een zielservaring.

Bijbels ingevuld

Wanneer ik aan ds. Knight -en met hem aan velen die daarover vragen hebbendan toch kort zou willen uitleggen hoe dit spreken ontstaan is en wat men er bijbels ingevuld onder moet verstaan, wil ik het volgende stellen.

Allereerst moeten wij er oog voor hebben dat God met sommigen van Zijn kinderen een diepe weg gaat om hen af te snijden van alle vertrouwen op zichzelf en hun hart toe te bereiden voor het rechtvaardigend geloof dat zijn heil alleen in Christus zoekt en vindt. Zij gevoelen zich in hun geweten als gedagvaard voor Gods rechtbank en mochten toen zij hun doodvonnis ondertekenden, door het geloof op Christus zien en door de belofte van God een krachtige bevrijding van alle aanklachten ontvangen. Zulke gelovigen verkrijgen daardoor meestal ook direct grote zekerheid van hun rechtvaardig zijn voor God. God deed de vrijspraak van het Evangelie, dat een iegelijk die in Christus gelooft vrij is van alle aanklacht en straf, met kracht in hun hart dalen. Vandaar dat op gezelschappen gesproken werd over een vierschaarbeleving. Maar wij moeten direct bedenken dat wij een bijzondere weg van sommige christenen niet als maatstaf mogen stellen. Het is te veel een eigen en soms vreemd leven gaan leiden en als regel voor iedere gelovige gesteld.

De meeste gelovigen kennen net om als een gebetene, ziende op Christus vrede met God en vergeving van zonde te smaken. Maar met zekerheid te weten dat zij in een verzoende staat met God zijn, bezitten niet alle gelovigen. Hier moeten wij onderscheiden tussen de zekerheid van het geloof en de zekerheid van te weten in een verzoende staat met God te zijn en voor eeuwig deel aan Christus en Gods Verbond te hebben.

In de geloofsoefening is zekerheid. Ik ben het wat dit betreft niet eens met ds. Knight. Zekerheid behoort tot het wezen van het geloof Wanneer het geloof beoefend wordt, dat is: zolang de schuldverslagen zondaar Christus in het oog heeft en aan de belofte houvast heeft, bezit men zekerheid. Dan zeggen wij onze Catechismus na: „dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is” (H. Cat. zondag 7).

Maar terwijl men bevindelijke kennis heeft aan deze geloofsoefeningen, kan toch het vaste, diepe gevoel dat wij met God in een verzoende staat zijn en eeuwig zullen blijven, ontbreken. Dit wordt meest pas na veel strijd verkregen.

God brengt gewoonlijk tot een vaste zekerheid van het heil langs een weg van sterven aan al het onze en niets anders overhouden dan Christus alleen. In dat steeds meer afgebracht worden van onszelf en het geconfronteerd worden met onze zonden en Gods heilig recht, wordt ons hart op het diepst vernederd en alle verscholen steunen op eigen gerechtigheid uitgeroeid.

Wat een bevrijding wanneer dan Christus met Zijn Evangelie bekleed in ons hart verschijnt en de Heilige Geest de vrijspraak in onze harten brengt, dat God toornig is geweest op Zijn Zoon en daarom op ons nooit meer toornen noch schelden zal. Zo kan er een tijdsbestek liggen tussen het beoefenen van het rechtvaardigend geloof dat op Christus ziet tot zaligheid, en de zekerheid dat wij om Christus’ wil door God zijn aangenomen als Zijn kinderen en erfgenamen.

Zeer mooi is dienaangaande het door ds. Knight aangehaalde citaat van Owen: „Iemand kan voor God werkelijk gerechtvaardigd zijn en toch niet het bewijs en de verzekering daarvan in zijn hart hebben; daarom is dat bewijs of die verzekering niet de natuur of het wezen van dat geloof waardoor wij gerechtvaardigd zijn, noch is het noodzakelijk dat dit met onze rechtvaardigmaking samengaat. Maar deze bekendmaking van iemands eigen rechtvaardigmaking aan hemzelf is, wanneer ze éénmaal is verkregen géén tweede rechtvaardigmaking, doch slechts de toepassing door de Heilige Geest in zijn consciëntie van de reeds eerder verkregen rechtvaardigmaking”.

Dit citaat is goud waard. De verzekering van onze rechtvaardigmaking, die dikwijls pas na veel strijd en vooral afbraak van onze gerechtigheid verkregen wordt, is geen tweede rechtvaardigmaking. De enige, bijbelse rechtvaardigmaking is en blijft de rechtvaardigmaking door een waar geloof in Christus Jezus. Dat maakt ons rechtvaardig voor God. De troost en zekerheid daarvan behoort meer tot de zekerheid van te zijn in een staat van verzoening en adoptie, of het door Gods Woord en Geest verzekerd worden van onze vrijspraak.

Zekerheid

Bij alles wat wij op grond van de Schrift kunnen zeggen over zekerheid, is en blijft het een werk van de Heilige Geest deze zekerheid in ons te vestigen. Niemand kan zichzelf die zekerheid geven. In de geloofsoefeningen en door een leven van omgang met God wordt dit verkregen. Ook is de laatste Godsontmoeting de beste verzekering.

Ds. Knight wijst op veel zaken die tot bezinning en nadenken stemmen. Hij wil ons vooral laten zien dat we onderscheiden moeten tussen de rechtvaardiging door het geloof zelf en de volle zekerheid daarvan in het hart.

Ik denk dat dit van groot belang is. Wel zou ik willen zeggen, dat hij wat meer oog moest hebben voor opwas in de genade, de standen in het genadeleven en het feit dat God met sommige mensen een zeer afsnijdende weg gaat. Het is bekend, dat in de kringen van de Strict Baptists daar niet zo veel aandacht aan wordt gegeven als bij ons. Men besteedt daar soms meer aandacht aan de merktekenen dan aan Christus.

Tot slot moeten wij nooit vergeten dat wij in Christus rechtvaardig zijn voor God. In onszelf blijven wij naar het woord van Luther altijd zondaar, maar in Christus zijn wij rechtvaardig voor God. Wij moeten de rechtvaardiging daarom niet in een bijzondere bevinding, maar in Christus zoeken. Niet op zoek gaan naar weldaden, maar beleven: „Ik moet Christus vinden, of eeuwig verloren gaan”.

N.a.v. ”De rechtvaardiging van een goddeloze”, door ds. E. J. Knight; Uitg. De Banier, Utrecht; 116 blz.; ƒ 17,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1995

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Vaste zekerheid door Christus alleen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1995

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's