„Een schoon gedicht van dominee Cats”
Ds. R. Joh. de Boer schreef Sorghvliet-Rym na artikel van de kerkvoogdij van Elspeet
Eén dichtbundel bestaat er slechts van ds. R. Johan de Boer. In de meest letterlijk zin van het woord is het er maar één: een manuscript dat nooit een boek werd. Toch is de inhoud door velen gelezen en geciteerd. De predikant publiceerde zijn gedichten namelijk veelvuldig in de hervormde kerkbode van de classis Harderwijk.
„Sorghvliet-Rymen”, staat er voor in het eerste van de vier vergeelde schriftjes, „ofte Pastoralia Veluviana, dat is te segghen: Rijmen, geïnspireerd door wat de schrijver las in de Hervormde Kerkbode voor de Ned. Herv. Kerk in de Classis Harderwijk, door Rudolf Agricola”.
Rudolf Agricola, een (aan de 15e-eeuwse humanist herinnerende) naam, die hij overigens in de kerkbode niet gebruikt heeft, stond voor Roelof Johannes de Boer, op 3 maart 1894 geboren te Zwartsluis. Hij groeide op in een gereformeerd gezin, werd onderwijzer, ging theologie studeren en legde zijn examen af in de Gereformeerde Kerken. Na zijn huwelijk met Alberdina de Goede in 1924 trok R. Joh. de Boer als zendingspredikant naar Zuid-Afrika. Problemen met zijn gezondheid brachten de jonge dienaar en z’n vrouw echter al spoedig terug in het vaderland.
In 1926 werden ze opnieuw uitgezonden. Ditmaal naar Sumatra. Hier bleven ze enkele jaren. Van 1932 tot 1937 stond ds. De Boer als predikant van de evangelischlutherse gemeente in Wildervank. Van 1937 tot 1945 diende hij Weesp, van ’45 tot ’47 werkte hij als legerpredikant. Gedurende die periode - in 1946 om precies te zijn- werd hij toegelaten tot de bediening van het Woord in de Nederlandse Hervormde Kerk en zo kwam hij in 1947 in het kleine Veessen (gemeente Heerde) aan de IJssel terecht.
Aan de lelie
Voorzover zijn dochter mevrouw G. J. A. Veerman-de Boer uit Wijhe weet, was het in dit idyllische dorpje dat ds. De Boer aan het dichten ging. Het oudste gedicht dat zij nog bezit, dateert van 1953. Kerkbodes uit 1951 tonen echter dat ds. De Boer toen ook al gedichten maakte, al waren dat nog niet de bekende Sorghvliet-Rymen. Eind mei 1951 publiceerde hij onder het kopje ”Meische uchtend” zeven strofen naar aanleiding van Jesaja 6:3b („De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol”) Het gedicht komt wat bombastisch over:
„Het Heurenspel aan d’Oosterkim
De wolkjes van agaat
Bezielen ’t lustig vogelken:
Hoe ’t zang’rig keeltje slaat!…”
Het getuigt echter ook van een open oog en liefde voor de schepping.
Begin juni volgt ”Avond”, naar aanleiding van Psalm 19:2b („…de nacht aan de nacht toont wetenschap”); een week later ”Aan de lelie”, over Matthéüs 6, en in de daaropvolgende kerkbode ”Levenswoorden” over Johannes 6:68.
Even plotseling als hij begonnen is, houdt de Veessener voorganger op met het plaatsen van zijn verzen. Totdat, midden in de zomer, de dominee van de naburige gemeente Oene, J. T. Doornenbal, naar aanleiding van een verrassende collecteopbrengst schrijft: „Ds. De Boer zou er mogelijk een gedicht op schrijven, zie kerkbode vorige week (hij bedoelt enkele weken eerder, red.). Zelf ben ik die gave helaas niet machtig”. Daarop reageert ds. De Boer met een troostend gedicht, waaruit blijkt dat hij zijn eigen werk op de juiste waarde schat. Hij bestempelt het bescheiden als „enkel versje” en „beetje poëzie”.
Spitsvondig
Het eerste gedicht als reactie op het kerkelijk wel en wee is geboren. Er zullen er vele volgen. Oudere hervormde Veluwenaren herinneren zich hoe ze op zaterdag altijd eerst het kerkblad opsloegen om te kijken met welk gedicht ds. De Boer nu weer gereageerd had. Toen na de dood van ds. Doornenbal diens kerkbodestukjes gebundeld in diverse boeken verschenen, werd daarin ook menig gedicht van ds. De Boer opgenomen. Mede daardoor weten veel mensen niet dat ds. De Boer over veel meer (kerkelijke) aangelegenheden en predikanten heeft gedicht dan over de dominee van Oene, al schreef de laatste in 1959 niet zonder reden dat negen van de tien keer híj er aan moest geloven.
Grote literaire waarde of diepe geestelijke inhoud hadden de gedichten die ds. De Boer maakte, niet altijd (hoewel er zeker knappe staaltjes tussen zaten). Spitsvondig en heel gevat waren ze wel. „Mijn vader had overal een mening over”, zegt mevrouw Veerman, „die liet hij graag horen. Tijdens de oorlog is hem dat duur komen te staan. Toen hij zich eens in een winkel over de Duitsers uitliet, werd hij opgepakt en drie maanden in een gevangenis in Duitsland vastgehouden. Mijn moeder hield daar een chronische reuma aan over en bleef levenslang invalide”.
De gedichten waren voor ds. De Boer een andere manier om zijn mening te spuien. Hij deed dat meestal op ludieke en humoristische wijze, „altijd goed bedoeld, geestig, beschaafd en nooit boosaardig”, zoals ds. Doornenbal in 1959 bij het emeritaat van ds. De Boer schreef
Jacob Cats
Vanaf de zomervakantie van 1953 schreef ds. De Boer zijn gedichten meestal in de stijl van Jacob Cats. Hij noemde ze Sorghvliet-Rymen, naar het verblijf van Cats in Den Haag. Een van de eerste Sorghvliet-Rymen betrof een artikel dat de kerkvoogdij van Elspeet had geschreven over de rommel die de jeugd in de kerk achterliet. Veertien dagen later stond er onder Elspeet: „Elspeet staat tegenwoordig wel in de belangstelling van de pers. Verleden week hadden wij een schoon gedicht van Ds. Cats, pardon, van Ds. De Boer over Elspeet. Met waardering is dit ontvangen. Ook een goede strekking zat er in. Overigens ken ik ook een gezegde, waar wij allen wel eens aan mogen denken en wel dit: Schoenmaker, hou je bij je leest”. Het bericht was ondertekend met “L”. (wellicht ds. E J. E Lamens?) Ds. De Boer reageerde prompt met een nieuw gedicht.
Ds. J. J. Winckel (1918), die als predikant van Vorchten destijds twaalf jaar lang met ds. De Boer bevriend was, herinnert zich met een glimlach het Sorghvliet-Rym dat verscheen nadat de gereformeerdebondsdominee W. A. S. Laurense van Hoevelaken eind 1953 had geschreven: „En bij de nadering van het Kerstfeest gaat het zingen in de harten: Hoe zal ik U ontvangen, Hoe wilt Gij zijn ontmoet?” Het gedicht uit Veessen luidde toen:
Uyt Hoevelaecken ryst een licht!
Of sou dit maer soo schynen?
Soodat het eeven hoestig als
het kwam, weer ghoet verdwijnen?
Bij ’t leesen kon ick bijna niet
en eyghen oogh ghelooven:
Daer kwam in ’t hart van dominee
een echt ghesangh-vers booven!
Hy wilde met dit schoone liedt
het Kerstfeest ghaen begroeten:
”Hoe sal ick U ontvanghen?” Sangh
der vreughde vóór ’t ontmoeten.
Ghaet dan natuur selfs booven leer
oock by het meediteeren?
Sou ’t vroome hart naest psalmen
oock ghesangen ghaen begheeren?
Veeluwsche Kercken, singht uw Psalm
ende Ghesangh! Ick wensche,
dat men hier laeter segghen magh:
„De eerste w.a.s. Laurence””.
Die laatste woordspeling met de initialen typeert ds. De Boer, weet ds. Winckel: „Hij speelde altijd met taal. Toen ik het beroep naar Vorchten had aangenomen, ging ds. De Boer naar de enige winkel in het dorp en bezorgde de eigenaar de schrik van z’n leven door te zeggen: „Verwey, er komt een Winckel bij”. Toen er in de omgeving een ds. Pop bevestigd werd, zei ds. De Boer tegen de gemeente dat hij hoopte dat zij de nieuw predikant zou dragen zoals een meisje haar pop draagt”.
Overigens werd ds. De Boer zelf niet door iedereen op handen gedragen. Sommige gemeenteleden meenden dat hun dominee, die ook graag schilderde, meer met dichten bezig was en vaker met zijn penseel aan de IJssel zat dan dat hij huisbezoeken aflegde. Volgens ds. Winckel reageerde De Boer laconiek op dergelijk kritiek: „Als iemand klaagde: Ik zie u zo weinig, antwoordde hij: Eigen schuld. Als je naar de kerk komt, kun je me elke week zien”. Volledigheidshalve dient hier bijgezegd te worden, dat de predikant niet alleen zijn gemeente, maar ook zijn vrouw, die aan het bed gekluisterd was, moest verzorgen. Ds. Winckel benadrukt dan ook: „Ds. Doornenbal heeft geschreven dat ds. De Boer méér onder ons heeft betekend dan wij misschien wisten””.
Opgewekt
Ds. Winckel heeft zijn collega nooit horen preken, behalve bij zijn afscheid. Mevrouw Veerman herinnert zich de verkondiging van haar vader als „anders dan die van andere predikanten op de Veluwe. Hij was geen strenge, gereformeerde dominee. Hij geloofde in een opgewekt geloofsleven”. Haar man merkt op: „Toch kon hij het met ds. Doornenbal heel goed vinden. Ik denk dat hij ten diepste toch raakvlakken met die andere predikanten had. Hij sprak mij wel aan”.
Volgens Veerman waren er twee perioden waarin zijn schoonvader vooral veel van zich liet horen: „Van 1953 tot en met 1956 publiceerde hij 57 Sorghvliet-Rymen, van 1957 tot en met 1960 28. Dat zijn er in totaal al 85”.
De laatste gedichten kwamen uit Noorddijk in Groningen, waar ds. De Boer na zijn emeritaat in ’59 bijstand in het pastoraat verleende, terwijl hij de Veluwse kerkbode in de gaten bleef houden. Hij knipte zijn gedichtjes en de berichten waar ze op sloegen uit en plakte ze in. Met vulpen schreef hij de thema’s erboven: ”Helpen”, ”Gewichtig” ”Ouderdom”. Menige gemeente komt aan bod: Nunspeet, Vaassen, Nijkerk, Ernst, Elburg, Putten en nog meer.
Verfrissend
Wanneer precies het plan gerezen is om de gedichtjes te publiceren, valt moeilijk te achterhalen. Waarschijnlijk is dat rond het emeritaat in 1959 geweest. In elk geval bevinden zich bij de verzameling twee velletjes waarop J. T. Doornenbal een inleiding tot de bundel geeft. Hij schrijft onder meer dat het hem een vreugde is dat te mogen doen. Niet alleen vanwege zijn vriendschap met ds. De Boer, maar ook omdat „niet alle lezers de humor ervan in haar zuivere zin” hebben kunnen waarderen: „Vooral niet als het hun eigen dominee betrof. Dat daarom juist degene, die er waarschijnlijk de meeste keren aan geloven moest, gevraagd werd de inleiding te willen schrijven, kan ieder overtuigen van de goede bedoelingen van de dichter”.
Volgens ds. Doornenbal konden ze nuttig zijn en verfrissend werken, „vooral in de gewichtigheid van het kerkelijke leven”.
Op 28 juli 1964 kwam er een einde aan het leven van ds. De Boer. Zijn collega uit Oene schreef korte tijd later in de kerkbode: „In het ziekenhuis in Zwolle overleed ds. R. Joh. de Boer, em. pred. van Veessen. De meeste van onze lezers zullen zich hem nog herinneren om zijn ”Sorghvliet-rijmen” uit zijn Veessener tijd, altijd gezellig, geestig, vol humor, nooit scherp of negatief Zo was hij ook als collega en vriend, zeker ook wel als predikant in zijn gemeente.
Maar in zijn ziekenhuistijd bleek duidelijk hoe ook die optimistische en opgewekte mensen hun diepe depressies kennen, evengoed als hun minder blijmoedige medestervelingen. Heel moeilijk is het geweest, lichamelijk en innerlijk, heel eenzaam ook, want hij kon niemand bij zich hebben. Alleen zijn kinderen hebben hem in hun liefde gedragen tot het einde toe. Vrijdag hebben wij hem begraven op het kerkhof in Heerde in alle stilte. Er waren geen toespraken. Alleen bad ds. Jansma het ”Onze Vader”. Het was het laatste van ds. De Boer, onze dichter-dominee van voorheen”.
Dit is het vierde deel in een serie gesprekken met of over dichtende predikanten. Volgende week vrijdag; de gedichten van ds. Jaap Zijlstra.
Levenswoorden
„Heere, tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens”.
Johannes 6:68.
Als Jezus vraagt „Gaat gij niet heen?”
dan zegt mijn zondaarshart „O, neen!
de woorden uit Uw mond
zijn balsem voor mijn zielewond”.
Een levenswoord is -zo ge weet-
in klein of overstelpend leed
als ’t lief lijk licht der morgenzon,
die mist en nev’len overwon.
Een levenswoord vernieuwt de kracht
verlicht de droeve lijdensnacbt,
omzoomt het kruis met gulden rand
en geeft het al in ’s Vaders hand.
Herinner u, wat David bad,
toen d’ onspoed hem verbrijzeld had.
’t Was: „Troost mijn ziel in haar geween
en zeg haar: ’k Ben uw heil alleen!”
Zegt nu de Heer, Die ’t hart doorziet:
„Mijn kind, ’k gedenk uw zonden niet”,
dan opent, naar dit levenswoord,
zich straks voor u de hemelpoort.
En dan? - Ontvangt g’ als eeuwig loon
uit Jezus’ hand de levenskroon:
Een onverwelklijke erfenis
voor wie Zijn trouw getuige is!
O, luister nauw naar Jezus’ stem:
De levenswoorden zijn van Hem!
En lees uw Bijbel als een schat,
waarin die ”woorden” zijn vervat.
Dit gedicht van ds. De Boer is door ds. Winckel bij dit vraaggesprek uitgezocht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's