(Dis) harmonie in De Gemeenschap
„Zo is er de laatste jaren ook van alles over het tijdschrift De Gemeenschap, zijn historische functie en ideologie, zijn drijfveren, zijn redacteuren en medewerkers beweerd, dat ten dele juist is, maar ten dele kant noch wal raakt, soms tendentieus bleek, soms simpelweg onwaar”.
Met deze woorden beoordeelde Albert Helman de diverse publicaties over De Gemeenschap. Als ‘insider’ -hij was tenslotte de eerste zeven jaar een van de redacteuren- lichtte hij in zijn artikel ”Catacomben en Troglodieten” een tipje van de sluier op over de interne historie van het tijdschrift. De waas van geheimzinnigheid had te maken met de troglodieten, de holbewoners.
Op advies van Pieter van der Meer de Walcheren moest Albert Helman zich maar voegen bij een groepje Utrechtse jongeren, dat bezig was met het opzetten van een tijdschrift. Hij ontmoette Jan Engelman, volgens zijn adviseur de hoofdfiguur, de architect Willem Maas, de onderwijzer Henk Kuitenbrouwer en zijn broer Louis Kuitenbrouwer, die later onder het pseudoniem Albert Kuyle ging schrijven. De denkbeelden van de jongeren waren non-conformistisch en anticonventioneel op artistiek gebied. „Zij wilden een frisse wind laten waaien door de muffe kerklucht die alle nieuwe ”roomse kunst” en dito kunstopvattingen dreigde te verstikken”.
Artistieke vrijheid
De als dominant omschreven Jan Engelman formuleerde namens de redactie in de eerste jaargang van De Gemeenschap een ”Verantwoording”. Geloof en artisdeke vrijheid moesten met elkaar verzoend worden. De Gemeenschap wilde „uiting geven aan de levensbeschouwing van de velen, die zich klaar bewust werden van de noodzakelijkheid, om eeuwige en aardsche krachten te brengen in de grootst-mogelijke harmonie”. Met dat standpunt volgde de redactie de rooms-katholieke Franse filosoof Jacques Maritain (”Art et scolastique”, 1920).
Menno ter Braak gaf in zijn essay ”Het opium der vormen” op scherpe en afkeurende wijze aan hoe hij dacht over de oprichters en hun idealen: de groep balanceerde op het slappe koord, gespannen tussen de kerkelijke dogma’s en de estheticistische poëtica!
Jan Engelman leverde bijdragen in de vorm van gedichten, verhandelingen over architectuur, schilderkunst en muziek. Zijn functioneren kwam binnen de redactie onder druk te staan, omdat in zijn kunstvisie volgens anderen een accentverschuiving plaatsvond van de ethiek naar de esthetiek. In jaargang 2 schreef hij nog over de kunst als de „dienstbare schoonheid”. In de volgende jaargang besprak hij van Anton van Duinkerken de dichtbundel ”Onder Gods ogen”: „De waarheden der kunst zijn nu eenmaal paradoxaal. En zoo kan het zelfs zin krijgen de (…) literaire smaak een oogenblik op een voetstuk te stellen”.
Vuile was
Albert Kuyle, die vanaf het begin de sympathie van Engelman moest ontberen, werd de grote opponent. De nogal ongenuanceerde Kuyle schreef een aan Anton van Duinkerken opgedragen artikel, waarin hij Engelman aanviel: „Een zoo volstrekt individualist, met weinig katholieke traditie, zou zich alleen kunnen graven uit zijn aesthetische kazematten, als hij doorweekt werd van de droefheid van deze tijd”. Alberts broer, Henk Kuitenbrouwer, droeg het polemische kwatrijn ”Poesie pure” op aan Jan Engelman:
Hij zingt zo elyseïes en onttogen. Zijn klaar geluid kent duisternis noch logen. Zie scherper toe: tussen de bloesems in Hangt hij -hoe puur! - zijn vuile was te dragen.
Inmiddels had Engelman de redactie de rug toegekeerd. De strijd binnen de redactie, met name met de gebroeders Kuitenbrouwer, was hij moe. Toch vormde die interne strijd niet de enige reden van zijn vertrek. In De Gemeenschap verscheen een gedicht waar de rooms-katholieke instanties niet erg mee ingenomen waren: het hekeldicht ”De droom van Nolens” van Gerard Wijdeveld. Wie kennisneemt van het satirische gedicht, kan zich voorstellen dat de fractievoorzitter van de R.K. Staatspartij in de Tweede Kamer, mgr. W. H. Nolens, diep getroffen was. De redactie kwam hierdoor in grote verlegenheid.
Daarnaast was de kwestie-Ter Braak voor Engelman een reden om te vertrekken. Menno ter Braak leverde voor de juli-atlevering van De Vrije Bladen een bijdrage onder de titel ”Waarom Ketters”. Engelman wilde Ter Braak pareren en schreef op persoonlijke titel een reactie in De Vrije Bladen. De intern verdeelde redactie zag in deze kwestie haar kans schoon om Engelman de wacht aan te zeggen. Zij oordeelde dat Anton van Duinkerken meer de geëigende figuur was voor het schrijven van een reactie op Ter Braak. Daarom eiste zij van Engelman dat hij zijn reactie zou intrekken. Toen Engelman dat weigerde, volgde onder ‘dankzegging’ voor de bewezen diensten ontslag.
Roomse cultuurvrees
Het afscheid was niet definitief Anton van Duinkerken, die door Engelman in de redactie van De Gemeenschap terechtgekomen was, kreeg toenemende waardering voor Engelmans artistieke ontwikkeling. Ook hij zag weinig heil in de roomse cultuurvrees. De openlijke kritiek van Albert Kuyle op Engelman en zelfs ook op zijn eigen persoon, bracht hem ertoe de oud-redacteur weer binnen de gelederen van De Gemeenschap op te nemen. Op verzoek van Anton trad Engelman per 1 januari 1934 weer toe tot de redactie. Zijn twee opponenten, de gebroeders Kuitenbrouwer, verlieten uit protest de redactie, omdat zij Engelmans leiding funest vonden voor een werkelijk katholiek cultureel leven. Met enkele medestanders richtten zij het tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap op.
De Gemeenschap bleef volgens de redactie ondanks een wijziging in de leiding bij haar oude programma. Onder de re gie van de in de loop der jaren sterk wisselende redactie publiceerden ook niet-katholieke dichters en schijvers, zoals J. C. Bloem, A. Roland Holst, Martinus Nijhoff en F. Bordewijk. Laatstgenoemde liet via dit tijdschrift het grootste deel van zijn roman Bint het licht zien.
De bezetters maakten in 1941 een einde aan het verschijnen van De Gemeenschap. Na de oorlog bleek dit einde definitief te zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's