Op zoek naar het gat in de markt
Ondernemers in de ambulante handel staan voor grote veranderingen
Op de markt is een gulden geen daalder meer waard. De ambulante handel en de gevestigde winkels zijn, zeker wat de prijzen betreft, steeds meer op elkaar gaan lijken. De indruk bestaat dat dit mede tot gevolg heeft dat het marktaandeel onder druk staat. Een diepgaand onderzoek, dat momenteel door het Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf (EIM) wordt uitgevoerd, moet duidelijk maken wat er echt aan de hand is. Op zoek naar het gat in de markt.
W. F. Bönhke (65) is met de markt getrouwd. Afgelopen week nam hij na 31 jaar afscheid als bestuurslid van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH). De laatste acht jaar was hij voorzitter van deze organisatie. „Iamend heeft eens voor me uitgerekend dat ik de afgelopen dertig jaar meer dan twee miljoen kilometer heb gereden voor de vereniging. Als dat niet ambulant is, weet ik het ook niet meer”, zegt hij lachend.
Dat het rijden van lange afstanden nu afgelopen is, betreurt hij overigens niet. „Het is heel vermoeiend om ’s morgens van Enschede naar Den Haag te rijden en dan ’s avonds ook nog een vergadering in Leeuwarden te moeten bezoeken. Maar ja, wat wil je, met duizend markten per week is er altijd wel wat te regelen”.
Textiel
Net als veel van zijn collega-leeftijdgenoten heeft Bönhke een markt- achtergrond. Op z’n achttiende jaar begon hij voor zichzelf, in de textiel. „Ik had 460 gulden in de handel gestoken en veertig gulden wisselgeld. Dat was het. Zo’n start is nu niet meer voorstelbaar. Als je nu als koopman met textiel begint, zal je tussen de 50.000 en 100.000 gulden op tafel moeten leggen. Voor verse producten moet je zelfs aan bedragen van een paar ton denken. De voorschriften voor koeling en hygiëne zijn de laatste jaren behoorlijk aangescherpt”. Ook aan de opleiding van een marktkoopman worden veel hogere eisen gesteld dan enkele decennia geleden het geval was.
Beide ontwikkelingen hebben tot gevolg dat de drempel om als ondernemer op de markt aan de slag te gaan veel hoger is geworden. Volgens Bönhke hoeft dat niet negatief te zijn. „Als je moet knokken voor een plaats, krijg je de beste kooplieden. Dat gold toen ik jong was, dat is nog steeds zo”. Hij denkt dat de hogere eisen de markt en de markthandelaren ook meer aanzien hebben gegeven. „De koopman heeft zich steeds meer ontwikkeld tot een volwaardige ondernemer, die de consument ook een veel vollediger assortiment heeft te bieden”.
Wat hij wel jammer vindt, is dat de gezelligheid op de markt een stuk minder is geworden. „Handelaren hebben onderling wel een goede omgang, ik zou ze tekort doen als ik dat niet zou zeggen. Maar vroeger was het meer ontspannen, er was meer gein. De handel is harder en feller geworden. De concurrentie is groot. Gezelligheid heeft plaats moeten maken voor professionaliteit. De markt is nu veel commerciëler”.
Volgens Bönhke vertaalt zich dat onder andere in een sterk toegenomen organisatiegraad van de ondernemers. Het belang van gezamenlijke belangenbehartiging wordt meer ingezien. De CVAH telt ruim 8000 leden, wat volgens Bönhke bijna de helft is van het aantal „professionele kooplieden”. Daarmee bedoelt hij ondernemers die elke dag op een markt staan. „De vakbonden zouden hun handjes dichtknijpen als ze zo’n organisatiegraad hadden”.
Niet rooskleurig
Bepaald rooskleurig ziet het er voor het Nederlandse marktwezen niet uit. „Ondernemers zeggen de laatste jaren steeds vaker dat het moeilijk is om hun zaak draaiende te houden”, aldus dr. M. Clement, onderzoeker bij het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM). Hij heeft de indruk dat met name de concurrentie tussen de gevestigde winkels en de ambulante handel steeds heftiger wordt. „Marktkooplieden zoeken naar wegen om daaraan het hoofd te bieden”.
Dat is niet eenvoudig. Winkelstraat en markt zijn namelijk de afgelopen jaren steeds meer op elkaar gaan lijken, onder andere door de toegenomen professionaliteit van de marktkoopman. Clement denkt dat het marktwezen nu weer voor de opgave staat zich meer te gaan onderscheiden.
Vroeger was de lage pirijs een belangrijke reden om op de markt te kopen. De opkomst van discountsupermarkten en textielketens die tegen bodemprijzen spullen aanbieden, maakten daaraan een einde. „Het is voor de markthandel niet gemakkelijk nog goedkoper te zijn. De kosten zijn ook veel hoger geworden, bijvoorbeeld door de strenge eisen die bij de verkoop van verse producten aan de hygiëne worden gesteld”, denkt Clement.
Mede om die reden is de nationale reclameleus ”Op de markt is uw gulden een daalder waard” vorig jaar vervangen door de nieuwe slogan ”De markt, van alle markten thuis”. „Dat betekent een omslag in het denken. Niet meer de prijs, maar de gezelligheid en de variatie in producten moeten de klanten lokken”.
Onderzoek
Clement is bij het EIM verantwoordelijk voor een diepgaand onderzoek naar het reilen en zeilen van de Nederlandse warenmarkten. Begin juni worden de resultaten daarvan bekendgemaakt. „Er is tot op heden erg weinig bekend over de ambulante handel. Veel beweringen zijn niet met cijfers te onderbouwen. Algemeen leeft het gevoel dat het marktaandeel van de markten onder druk staat. Daarvoor zijn echter tot nu toe geen bewijzen. Dat komt onder andere doordat in deze sector de ondernemers sterk individueel werken. Over omzetcijfers en zelfs over het aantal kooplieden is daardoor weinig bekend”.
De EIM-onderzoeker hoopt dat het onderzoek duidelijkheid zal verschaffen. „Het is zelfs niet bekend hoe groot het marktaandeel van de warenmarkten is. Er wordt gesproken over 4 tot 5 procent van de detailhandelsbestedingen. Maar dat zijn gissingen”.
Flexibel
Clement en Bönhke zijn beiden van mening dat de markt flexibel op de veranderende omstandigheden in zal moeten springen, wil dit verkoopkanaal succesvol blijven. De EIM-onderzoeker denkt dat het belangrijk is dat wordt gezocht naar manieren om de recreatieve kant van een marktbezoek meer voor het voetlicht te halen. „Vaak zijn markten heel gezellig. Maar het assortiment is soms vrij voorspelbaar. Kooplieden zouden de uitdaging aan moeten gaan om daar meer variatie in aan te brengen. Allochtone ondernemers kunnen daar ook een steentje aan bijdragen”.
Bönhke denkt dat kooplieden zich veel nadrukkelijker met het voortbestaan van de markt moeten gaan bemoeien. „Alleen een paar gulden marktgeld betalen, daar kan een ondernemer niet meer mee volstaan”, denkt de voormalige voorzitter van de CVAH. Er gaat volgens hem op korte termijn veel veranderen. Veel markten worden in het centrum van steden en dorpen gehouden. Dat brengt specifieke problemen met zich mee. „De eisen die aan de infrastructuur worden gesteld, worden steeds hoger. Er zal ook geld gestoken moeten worden in een goede stroom-en watervoorziening. Ik kan me voorstellen dat gemeenten dat niet allemaal in hun eentje willen bekostigen. Als je als ondernemer een markt wilt behouden, zul je daaraan mee moeten betalen”.
Bönhke wijst ook op het belang van participatie in overlegorganen. De meeste markten worden gehouden op zogenaamde Al-locaties: de in commercieel opzicht meest aantrekkelijke vierkante meters van een gemeente. Projectontwikkelaars staan soms te dringen als het erom gaat gemeentebesturen in te palmen. „Koeien met gouden horens stellen ze in het vooruitzicht. Marktkooplieden moeten ervoor zorgen dat het belang van de markt niet in het gedrang komt”.
Tweeverdieners
Ook richting de consument zal de houding van de markthandel flexibeler moeten worden. Bönhke denkt dat markten steeds vaker langer zullen duren, ook al zal dat de werkdruk van de ondernemers verzwaren. Dat heeft alles te maken met het toenemende aantal tweeverdieners. Voor deze groep consumenten zal het vaak moeilijk of onmogelijk zijn een bezoek te brengen aan een doordeweekse markt.
„In grote steden zijn al warenmarkten die de hele dag duren. Ik denk dat veel middelgrote plaatsen daar ook toe over zullen gaan”, zegt ”Bönhke. „Als ondernemers zich aan de vertrouwde tijden vast blijven klampen, gaat het verkeerd”. Binnen de CVAH wordt over dit onderwerp al langer gediscussieerd. „Ik heb de indruk dat de gemiddelde ondernemer het belang van veranderingen wel inziet. Maar we zijn er nog lang niet uit hoe dat moet worden vormgegeven”.
Ook Clement denkt dat de openingstijden de komende tijd een belangrijk onderwerp van discussie worden. Of veranderingen snel zullen worden doorgevoerd, is vers twee. „Als een markt langer duurt, moeten alle ondernemers ermee instemmen. De een zal het wel willen, de ander niet. Het is niet zo eenvoudig om overeenstemming te bereiken. Voor ieder is het individuele belang heel groot”.
Zaterdagmarkten steken overigens met kop en schouders boven de rest uit. In veel plaatsen zijn dit in de woorden van Bönhke „topdagen”. „Het ziet er zaterdag aan zaterdag zwart van de mensen”. Deze markten voldoen al aan het ideaal van Clement: een combinatie van recreatie en commercie. „Veel mensen zijn zaterdags vrij. Ze hebben tijd voor een bezoek aan de markt en kiezen daarvoor vanwege de gezelligheid”, aldus Bönhke.
Gefileerde vis
De EIM-onderzoeker denkt dat de vraag van de consument ook op de markt een grotere rol gaat spelen. In zekere zin heeft de detailhandel daarbij met de verkoop van kleinere porties en van bijvoorbeeld gesneden groente het voortouw genomen. „Als een klant gefileerde vis bij je wil kopen, moet je je producten niet met kop en staart verkopen”. Schoongemaakte en voorbewerkte levensmiddelen komen op de markt volgens hem nog weinig voor. „De vraag zal de ambulante handel steeds meer aansturen. Veel ondernemers volstaan nu nog met gewoon te doen wat ze gewend zijn. Dat zal moeten veranderen”.
Ook het aantal commerciële samenwerkingsverbanden op de markt - ’t Stoepje met brood en koek is daarvan een voorbeeld- zal toenemen. Clement denkt dat het marktwezen daar niet omheen kan. „In de detailhandel zie je het belang van promotie en commercieel management toenemen. De markt zal moeten volgen, al was het maar met gezamenlijke advertenties of spaaracties”.
Daarbij kunnen de huidige marktregels een belemmering vormen. Standplaatsen zijn namelijk gekoppeld aan een persoon. In veel gemeenten is hij of zij verplicht om continu in de kraam aanwezig te zijn. In z’n algemeenheid constateert Clement dat de verplichte aanwezigheid botst met toenemende professionaliteit. „Eigenlijk heeft een koopman geen tijd om contact met zijn leveranciers te onderhouden of de veiling te bezoeken”. Hij pleit er, net als Bönhke, voor om de regels soepel te hanteren. „Ze zijn belangrijk, maar ze moeten de bedrijfsvoering niet onmogelijk maken”.
Een trekpleister op zaterdag
De jaarlijkse ‘schoonheidswedstrijd’ van de Nederlandse marktkooplieden wordt door gemeentebesturen op de voet gevolgd. „Men wil graag scoren met een goede markt”, aldus een woordvoerder van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH).
In 1992 startte de CVAH met de jaarlijkse verkiezing van de beste markt van het land. Dit jaar strijkt de Apeldoornse zaterdagmarkt met de eer. „De gemeente was ermee verguld. Ze hebben onmiddellijk alle handelaren aangeschreven die op zaterdag op de markt staan”, hoorde de woordvoerder van de overkoepelende organisatie. Hij omschrijft de zaterdagmarkt in Apeldoorn als „een echte trekpleister”. Eerder vielen onder andere Putten en Monster in de prijzen.
Elk jaar dingen er tussen de 150 en 160 markten naar de eerste plaats. Van dat aantal zijn er zo’n tien die zich duidelijk onderscheiden. Markthandelaren geven punten voor onderwerpen als bereikbaarheid, parkeergelegenheid, overleg met de gemeente, spreiding in branches, kosten voor de handel en de aanwezigheid van water en elektricititeit. Wie de meeste punten krijgt, heeft gewonnen. Economisch belang en waardering van de consument worden niet in de afweging meegenomen, al bestaat er volgens de woordvoerder vaak wel een relatie. „De Apeldoornse markt wordt heel goed bezocht, hij heeft echt een streekfunctie”.
Nadelen zijn er ook. „Vlakbij is een opvanghuis voor daklozen. Dat zorgt voor nogal wat overlast voor kooplieden en publiek. Daar hebben we de gemeente op aangesproken. Die wil daar ook mee aan het werk. Het probleem wordt in contacten met ambtenaren zeker niet verdoezeld. En dat is eigenlijk juist weer een sterk punt”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's