Regenwormen hebben lak aan bodemnormen
„Test de giftigheid met vervuilde grond uit het veld in plaats van met laboratoriumgrond”
Wie een stuk grond wil verkopen, moet vandaag de dag een schonegrondverklaring overleggen. Zo’n papiertje is niet zo maar een formaliteit, want van bodemverontreiniging is al sprake zodra van een of meer stoffen het gehalte in de bodem hoger is dan van nature verwacht mag worden. Een test met regenwormen moet uitsluitsel bieden.
Om de normen voor bodemverontreiniging te bepalen, stellen onderzoekers kleine bodemdieren, zoals regenwormen, pissebedden of springstaarten, gedurende een aantal dagen of weken bloot aan vervuilde grond. Zulke experimenten gebeuren doorgaans in het laboratorium, met grond waaraan een bepaalde hoeveelheid van bijvoorbeeld een zwaar metaal is toegevoegd. Aan de hand van gegevens over groei en ontwikkeling, voortplanting en sterfte concluderen wetenschappers wat de gevolgen van de verontreiniging zijn bij een bepaalde concentratie.
Volgens dr. ir. M. Marinussen, die onlangs aan de Landbouwuniversiteit Wageningen op dit onderwerp promoveerde, moeten wetenschappers bij onderzoek naar vervuilde grond meer rekening houden met de feitelijke situatie. Volgens hem geeft dit type proeven geen reëel beeld van wat er in de praktijk op een vervuilde locatie plaatsvindt. Zijn experimenten tonen aan dat het onderzoek naar vervuilde grond in laboratoria vaak te strenge nonnen voor bodemverontreiniging oplevert. Wormen die in het lab worden blootgesteld aan standaardgrond met zware metalen, lopen grotere kans te sterven dan wormen onder veldomstandigheden.
Snelle aanpassing
Marinussen noemt drie belangrijke verschillen tussen praktijk- en labproeven. In het veld varieert de hoeveelheid verontreiniging vaak sterk, zodat de bodemdieren in aanraking komen met wisselende hoeveelheden. Laboratoriumproeven gaan uit van langdurige blootstelling aan vaste hoeveelheden in keurig gemengde standaardgrond. Een tweede factor is dat de totale chemische samenstelling van de grond bepaalt hoe groot het effect van de vervuiling is. Die samenstelling varieert sterk tussen verschillende typen grond. Ten slotte stelt Marinussen dat in het veld vaak sprake is van een mix van verontreinigende stoffen en niet, zoals in standaard laboratoriumtests, van één verontreinigende stof. Aan de hand van computerberekeningen voorspelde Marinussen dat door deze factoren grote verschillen kunnen optreden in blootstelling.
Tijdens praktijkproeven onderzocht Marinussen hoe regenwormen of mestwormen reageren op koper, lood, zink en cadmium. Bij elk van de vier proeven liet de promovendus ongeveer tweeduizend wormen los in een gebied van honderd vierkante meter. Uit zijn experimenten bleek dat de opname van zware metalen snel -binnen enkele dagen- verloopt, maar ook dat de wormen binnen één dag na overplaatsing op schone grond een groot deel van de verontreiniging uitscheiden. Blijkbaar passen de dieren zich snel aan hun omgeving aan.
Tegelijkertijd onderzocht Marinussen het gedrag van de dieren in laboratoriumproeven, waarbij hij dezelfde grond gebruikte als in het veld. De resultaten kwamen uitstekend overeen met de veldexperimenten. Uit een vergelijking met literatuurgegevens bleek echter dat de sterfte van de wormen bij de proeven van Marinussen pas optrad bij aanzienlijk hogere concentraties van de zware metalen. De promovendus schrijft het verschil toe aan het gebruik van standaardgrond bij de in de literatuur beschreven experimenten. „Bij zulke proeven worden mestwormen uitgezet in zandgrond, want dat is die standaardgrond in feite, terwijl de dieren normaal voorkomen in mest. Die beesten krijgen natuurlijk direct last van stress”
Proces
De Wageningse onderzoeker is voorstander van het gebruik van bio-assays: „Uit mijn proeven blijkt dat de wormen in het lab hetzelfde reageren als in het veld, als je maar dezelfde grond gebruikt. Haal dus grond uit het veld dat je wilt onderzoeken en test die in het lab”. Marinussen erkent dat dit idee niet alleen duur maar ook revolutionair is. Tegelijkertijd is het de eerlijkste methode: het levert een beeld op van de bodemverontreiniging ter plekke.
Betekent dit nu dat binnenkort de eerste processen te verwachten zijn van mensen die hoge saneringskosten moesten betalen voor grond die mogelijk niet eens zo erg vervuild was? Marinussen haast zich echter om te zeggen dat deze manier van bodemonderzoeken niet per se tot minder strenge normen leidt. „Het kan zelfs het omgekeerde opleveren: het is denkbaar dat ‘echte’ grond juist nadeliger effecten heeft dan standaardgrond”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's