Bse-vlees waarschijnlijk niet op bord terechtgekomen

De twee stierkalijes van Anja zijn respectievelijk begin 1995 en begin deze maand naar het slachthuis gebracht. De kans op „verticale transmissie”, besmetting van moeder op kind, neemt volgens deskundigen bovendien af als de kalfjes al vier maanden leven als de moederkoe klinische verschijnselen van bse gaat vertonen. In het geval van het tweede kalf is dit gat zeven maanden, bij het eerste nog veel langer.

Verticale transmissie van bovine spongiform encephalopathy ofwel bse speelt maar een bescheiden rol in de bse-epidemie. Uit Brits onderzoek blijkt dat minder dan 10 procent van de nakomelingen van koeien met bse zelf ook de ziekte ontwikkelt.

Het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) acht het zeer onwaarschijnlijk dat de twee in de slagerij belande kalveren van Anja 3 zelf ook besmet waren met de gekke-koeienziekte. „Die kans is buitengewoon klein”, aldus woordvoerder S. Dijkstra. „De heb daar eigenlijk geen zorgen over”.

Het is overigens niet te zeggen waar het vlees van de kalveren is verkocht. Volgens minister Van Aartsen van landbouw hoeft dat niet per se in Nederland geweest te zijn.

Stamboom

De stamboom van Anja bestaat wat de vrouwelijke lijn betreft tot vier generaties terug uit koeien van boer Ten Voorde zelf De mannelijke kant is internationaler. De vader van de bse-koe. Cowboy, was een Holsteiner Frisian, die uit de Verenigde Staten via Duitsland in 1986 in Nederland terechtkwam. De vraag of Cowboy met bse besmet was, kan niet meer worden beantwoord: het dier is in september 1991 geslacht. Volgens deskundigen is de overdracht van bse via sperma kunstmatige inseminatie) nooit bewezen.

Het diergeneeskundig laboratorium in Lelystad (ID-DLO) onderzoekt de koppen van de 110 afgemaakte koeien van de boerderij in De Wilp op sporen van bse. Het laboratorium heeft ook de hoofden van vijf verwanten van Anja 3, waaronder een dochter, in onderzoek.

Voer

De Algemene Inspectiedienst (AED) van Landbouw gaat na of de besmetting via het voedsel is gebeurd. Volgens een woordvoerder bestaat hiervoor op dit moment geen enkele indicatie. De AID-inspecteurs gaan de hele voedsellijn in kaart brengen, wat volgens de zegsman van Landbouw een tijdrovende klus wordt.

De onderzoekers zullen vooral kijken naar het voer dat is gebruikt gedurende de eerste levensraaanden van de bse-koe in 1992. Daarmee kunnen ook eventueel andere besmette dieren worden achterhaald, aldus het ministerie. De boer uit Wilp betrok zijn veevoer sinds oktober 1995 van de coöperatie ABC in Lochem. De coöperatie heeft op verzoek van het ministerie alle gegevens over het productieproces en de namen van de leveranciers van grondstoffen beschikbaar gesteld. ABC zegt sinds 1989 geen dierlijke grondstoffen meer uit Groot-Brittannië te importeren. De plantaardige grondstoffen voor het veevoer worden uit de hele wereld betrokken.

Het gebruik van herkauwersmeel in veevoer in Nederland is sinds 1989 verboden. Omdat echter wordt aangenomen dat besmet veevoer de belangrijkste bron van besmetting met bse is, blijft controle gewenst. Dat is ook conform de bestaande aanbevelingen van de Europese Unie. Het ministerie benadrukt dat de boer er niet van wordt verdacht dat hij de regels opzettelijk heeft overtreden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen