CPB voorziet forse daling werkloosheid

In 1996 waren nog een kleine 500.000 mensen werkloos. Het CPB beoordeelt de omvang van de werkloosheid in ons land als positief. In de meeste EU-landen zijn er verhoudingsgewijs aanzienlijk meer mensen zonder baan. In de Verenigde Staten, „waar bij uitstek sprake is van een flexibele arbeidsmarkt, komt de ge- standaardiseerde werkloosheid zelfs in tijden van hoogconjunctuur niet beneden de 5 procent”, aldus het CPB.

Industrie

De werkgelegenheid blijft, aldus het CPB, „aanhoudend sterk stijgen”. In 1995 groeide het aantal banen met 100.000. In 1996 kwamen er 125.000 banen bij. In het laatste halfjaar van vorig jaar was er weliswaar een duidelijke afvlakking van de groei waar te nemen, maar desondanks zorgt de economische groei van 3 procent dit jaar en volgend jaar voor een verdere uitbreiding van de werkgelegenheid met 110.000 à 120.000 banen per jaar. Dat betekent dat er in deze kabinetsperiode ongeveer 450.000 banen bijkomen.

Het CPB noemt het opvallend dat volgend jaar voor het eerst sinds jaren in de industrie een groei van de werkgelegenheid wordt verwacht. In deze sector is de aantrekkende bedrijvigheid in de afgelopen jaren vooral opgevangen door toename van het aantal uitzendkrachten. Die worden statistisch tot de dienstensector gerekend. Maar nu, de groei in de productie constant blijft, trekken de industriële bedrijven weer zelf personeel aan. Dat is vooral het geval in de metaalverwerkende industrie. De werkgelegenheid in de basismetaalindustrie loopt daarentegen terug.

Volgens het CEP kent de groei van de uitzendbranche een grillig verloop. De meeste uitzendkrachten werken in deeltijd. In 1995 waren per dag gemiddeld 192.000 uitzendkrachten aan het werk, terwijl in totaal 648.000 mensen in dat jaar op enig moment uitzendwerk deden. Het CPB constateert dat het uitzendwerk nog steeds „relatief laagwaardige arbeid” betreft. Het gemiddelde loon van een uitzendwerker is ook lager: 35 procent minder dan het gemiddelde loon in Nederland.

Deeltijdwerkers

Het uurloon van deeltijdwerkers is gemiddeld 7 tot 11 procent lager dan van hun collega’s met een volledige werkweek, ook al doen ze hetzelfde werk. Hoe kleiner de deeltijdbaan is, hoe groter het verschil. Het CPB noemt het „opvallend” dat het verschil in beloning sinds 1979 fors is opgelopen. Bij grote deeltijdbanen (20 tot 32 uur) krijgt een deeltijdwerker 7 procent minder salaris dan zijn collega die fulltime werkt. Bij banen tot 20 uren per week is het verschil 11 procent.

Het CPB signaleert dat laag opgeleide werknemers (tot mavo-niveau) veel minder carrièrekansen hebben dan hun hoger opgeleide collega’s. Het planbureau voorziet dat in de bankensector het aantal banen zal afnemen. De banken zullen daartoe door internationale concurrentie worden gedwongen. In de zorgsector zal de werkgelegenheid dit jaar en in 1998 verder toenemen. Volgens het CPB is het beleid van het kabinet, dat gericht is op kostenbeheersing in de gezondheidszorg, geen belemmering voor de banengroei in deze sector.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen