Sociale werkvoorziening op de schop
Wet moet voorkomen dat werkplaatsen krenten uit de pap vissen
DEN HAAG - Fluitend rijdt Karel elke morgen op de fiets naar zijn werk, broodtrommel achterop. Dat hij naar een sociale werkplaats gaat, deert hem weinig: hij werkt, dus hoort hij erbij. Veel andere gehandicapten staren hem met jaloerse blikken na. Zij staan al jaren op de wachtlijst.
Vandaag debatteert de Tweede Kamer over een nieuwe wet voor de sociale werkvoorziening (wsw). Het is twijfelachtig of de wachtlijsten door die wet zullen verdwijnen.
De sociale werkvoorziening is een prachtige instelling. Dagelijks doen 86.000 mensen er met plezier hun werk. Door hun gesubsidieerde baan hebben ze een vaste dagindeling, een levensritme, een taak. Als maatschappij moeten we zuinig zijn op de sociale werkplaatsen. Daar zijn alle politici en bestuurders het over eens. Hoe die sociale werkvoorziening precies vormgegeven moet worden, ligt minder duidelijk. De afgelopen vijftien jaar heeft het flink gerommeld in de wswsector. Problemen die steeds weer de kop opstaken: lange wachtlijsten en grote financiële tekorten.
Problemen
De narigheid begon in het midden van de jaren tachtig. Onder het bewind van staatssecretaris L. de Graaf van sociale zaken vonden ambtenaren het begrip ”min-groei” uit. Door beknibbelen en afknijpen moest het aantal arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening met meer dan 5 procent afnemen. Het gevolg laat zich raden: een sterke groei van de wachtlijsten; 22.000 mensen staan momenteel op die lijsten genoteerd.
Toen vervolgens de open-eind-financiering plaatsmaakte voor een budgetfinanciering, kwamen de sociale werkvoorzieningen helemaal in de problemen. Het Rijk vergoedde niet meer zomaar alle door de werkplaatsen gemaakte kosten, maar stelde voor elke werkvoorziening een budget vast. Als dat ontoereikend was, moest de gemeente het tekort bijpassen.
Zo ging het in financieel opzicht met de sociale werkplaatsen bergafwaarts. Daarna is het eigenlijk nooit meer goed gekomen. Op dit moment staan nog altijd tachtig van de 102 werkvoorzieningschappen in de rode cijfers. Jaarlijks moeten de gemeenten 160 miljoen gulden opbrengen om de tekorten aan te vullen; Op die manier kost een wsw’er een gemeente meer dan een bijstandsgerechtigde.
Koekblikken
De bezuinigingen op de wsw-instellingen hadden nog een ander kwalijk gevolg. De sfeer op de sociale werkplaatsen werd harder, zakelijker. Er moesten meer koekblikken, meer tuinstoelen en meer aanstekers gemaakt worden in kortere tijd. Dat kun je alleen bereiken met werknemers die goed presteren.
In het nauw gebracht door de financiële tekorten, was voor de sociale werkplaatsen de verleiding groot om alleen die gehandicapten in dienst te nemen die nog tot een flinke arbeidsprestatie in staat zijn. Zwaarder lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten kwamen niet meer aan de bak. Dat is althans de visie van veel betrokkenen.
De wsw-instellingen zelf ontkennen ten stelligste dat ze alleen de krenten uit de pap vissen. Mevrouw E. C. Roetering van de Federatie van Ouderverenigingen heeft daar een andere mening over. „Veel kinderen van bij onze vereniging aangesloten ouders zitten op zmlk-scholen. Het is toch opvallend dat begin jaren tachtig 20 procent van deze leerlingen op een sociale werkplaats werd geplaatst, tegenover 5 procent in 1990. Dat is voor mij een sterke aanwijzing dat de zwakkere kandidaten steeds minder kansen hebben gekregen bij de sociale werkvoorziening”.
De nieuwe wet probeert dit probleem te ondervangen. Hebben op dit moment de sociale werkplaatsen nog een dikke vinger in de pap bij het plaatsen van nieuwe werknemers, in de toekomst komt de plaatsing in handen van onafhankelijke commissies. Bovendien worden kandidaten voor een beschutte werkplek voortaan ingedeeld in drie welomschreven categorieën: mensen met een lichte, een gemiddelde of een zware arbeidshandicap.
Meer geld
Als een wsw-voorziening iemand uit de zwaarste categorie plaatst, krijgt ze daarvoor beduidend meer geld van het Rijk dan wanneer zij iemand uit de lichte categorie plaatst. De bedoeling is duidelijk: het is voor een sociale werkplaats niet meer lonend om alleen de mensen met relatief veel mogelijkheden aan te trekken.
Roetering heeft waardering voor deze wetswijziging. „Door die indeling in categorieën krijgen de beleidsmakers meer inzicht in de situatie. Over een paar jaar is het mogelijk om tegen een werkvoorziening te zeggen: Jullie hebben de afgelopen jaren bijna alleen mensen met een lichte arbeidshandicap geplaatst, dat moet nodig veranderen”.
Maar de wachtlijsten worden met zo’n indeling in categorieën toch niet korter? Roetering: „Nee, die zullen voor een deel blijven bestaan. Dat probleem kun je alleen opheffen door meer geld beschikbaar te stellen voor de sociale werkvoorziening. Alleen dan kun je het aantal arbeidsplaatsen uitbreiden. Wij hebben daar altijd voor gepleit. Melkert wil echter niet meer geld uitgeven dan de 3,5 miljard die nu jaarlijks in de wsw wordt gestopt. Het is niet waarschijnlijk dat hij in het debat van vandaag zal omgaan”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's