Uit de kerkelijke pers
„DE OOGSRT”
„De alverzoening is een leer die past bij de begeerten van de mens van deze tijd. Maar haalt het niet de angel uit de bijbelse boodschap? En maakt het evangelisatie niet overbodig? In ”De Oogst”, het maandblad van de Vereniging Tot Heil des Volks, schrijft redacteur J. J. Frinsel een artikel over deze kwestie.
Voor Paulus was de Evangelieverkondiging een heel serieuze zaak. Geen optie, geen vrijblijvende bezigheid. Hij zag zichzelf als schuldenaar van alle mensen (Romeinen 1:14). „Wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig…” (1 Korinthe 9:16). Hij zag evangelisatie als een zaak van leven of dood, voor zichzelf, maar ook voor zijn toehoorders. Als Paulus de oudsten van Efeze zegt dat hij „rein is van aller bloed”, dan is dat geen oosterse overdrijving of een vleugje dramatiek in zijn afscheidswoorden. Nee, Paulus legt op serieuze wijze rekenschap af van zijn werk.
Paulus wist zich, door zijn roeping als apostel, op een gelijke manier als Ezechiël verantwoordelijk. Hij moest de hele raad Gods verkondigen, het onvervalste Evangelie, ook die zaken die de mensen misschien minder aangenaam vonden.
Voor Paulus was het Evangelie een kwestie van dood of leven. Eeuwigheidsleven, wel te verstaan. Paulus spreekt herhaalde malen over hen die behouden worden en anderen die verloren gaan. De Bijbelse leer, dat er mensen zullen zijn die verloren gaan, stuit in toenemende mate op weerstand. Steeds meer christenen achten het onmogelijk dat een God van liefde mensen verloren laat gaan. Ze vinden dat onbarmhartig, ja, zelfs onrechtvaardig.
Van de eeuwigheid begrijpen wij maar weinig en de grootte van Gods genade kunnen wij nooit helemaal vatten. Maar Christus heeft nergens gesproken over een alverzoening, wel over geredden en verlorenen. Hij heeft ons nooit de opdracht gegeven te gaan speculeren over alverzoening. Dat gaat „boven hetgeen geschreven staat”. Deze leer zal op de lange duur vooral schade toebrengen aan de zendingsopdracht en evangelisatie. Waarom offers brengen als we uiteindelijk allemaal op dezelfde plaats komen, ongeacht ons geloof? Waarom aanstoot geven aan mensen van een ander geloof, door te zeggen dat ze zich tot Christus moeten bekeren? Waarom tweedracht in hun samenleving brengen door ze discipelen van Christus te maken? Alverzoening maakt ons acceptabel voor onze omgeving en is comfortabel voor onszelf. Het haalt de angel uit de boodschap. Het past bij de tijdgeest. Het vermijdt absolute uitspraken. Maar laten wij als gemeenten van Christus ernstig beseffen dat wij, net als Paulus, eens rekenschap af moeten leggen voor de generatie die wij konden bereiken met het Evangelie. Echte liefde is: de hele raad Gods te brengen; de boodschap van verlossing, maar ook de waarschuwing voor het oordeel.
DE HERVORMDE VROUW
In ”De Hervormde Vrouw”, het Maandblad van de Bond van Ned. Herv. Vrouwenverenigingen op G.G., geeft dr. J. van der Wal entele praktische wenken voor de omgang met mensen die in psychische nood verkeren. Ga mensen die in een moeilijke situatie verkeren niet uit de weg, is zijn boodschap.
Liefde heeft oog en oor voor de ander. Dat is een voorwaarde om signalen van leed op te kunnen vangen en daar iets mee te kunnen doen. Daarmee komen we bij het punt van de vaardigheden, waar ik vervolgens iets over wil zeggen. Het opdoen van vaardigheden is vooral een kwestie van beoefening in de praktijk.
Dit punt werk ik slechts uit voor het moment van het in contact komen met iemand. Wat kunnen we doen om dat mogelijk te maken? Allereerst moeten we gevoelig zijn voor tekenen van leed. Leedsignalen zijn verdriet, smart, maar ook woede, rusteloosheid, teruggetrokkenheid, vermoeidheid, verwardheid, er ongezond of onverzorgd uitzien, verbittering en concentratieproblemen. Meestal merken we die signalen wel op, maar weten niet wat we er mee moeten doen, óf we hebben gewoon geen moed om met eventuele emoties of nood geconfronteerd te worden. Ik kan wel vragen of er wat aan schort, maar wat moet ik doen als de ander begint te huilen? Of misschien houdt het me wel op in de dingen die ik van plan ben.
Dan hoor je van die bekende verhalen. De man van een vrouw die in het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen is, komt in het winkelcentrum een kennis tegen, die plotseling geobsedeerd is door het etiket van een pot appelmoes. En een weduwnaar vertelde: „Ik wist niet wat me overkwam toen ik voor het eerst na de begrafenis weer op de parkeerplaats van de fabriek m’n auto neerzette. Het is daar om die tijd altijd behoorlijk druk en iedereen maakt zo links en rechts een praatje. Maar toen ik uitstapte, leek het wel of ik een besmettelijke ziekte had! Iedereen maakte dat-ie wegkwam om maar niet iets tegen me te hoeven zeggen. Ik ben zelf alle bureaus langsgegaan om te zeggen dat ik er weer was. Als ik zelf maar begon, dan ging het gesprek wel. Uit zichzelf begonnen ze er niet over”.
Hoe kunnen we ondanks die beletselen toch een contact leggen? Het begint hoe dan ook met iemand te bezoeken en aan te spreken. Anders ontstaat er immers geen contact. Dat lijkt een open deur, maar ik noem het toch, omdat men die open deur in de praktijk vaak voorbij gaat. In zo’n eerste contact is het van belang dat we duidelijk maken dat we aandacht voor iemand hebben, hem serieus nemen en hem de ruimte geven om zijn verhaal te vertellen”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's