De grens van de lach
„God is een woord zoals ieder ander: ’t zegt mij helemaal niets”. Met dat citaat van de dichter Willem Kloos opent de zojuist verschenen bloemlezing ”Lachen mag van God”, een verzameling van gedichten over God en geloof. Een merkwaardige verzameling; een bont mengsel van geloofsvertrouwen en loochening, van godsbesef en atheïsme en alles wat daartussenin hangt Lachen heeft zijn grenzen.
Het is mooi dat de samenstellers van de bloemlezing, C. J. Aarts en M. C. van Etten, de poëzie waarin de Naam van God wordt beleden niet hebben geweerd. Zo zijn er gedichten opgenomen van Constantijn Huygens, die toch een aantal prachtige belijdenisgedichten op zijn naam heeft staan. Omdat de humor in de bloemlezing centraal staat, werd van Huygens onder meer het grappige, speelse gedicht opgenomen over Teuns kerkgang:
Ik moet ter Kerke gaan, al zou ’k er niet bedrijven,
Zei Teun, twee maal mistrouwd aan twee doorsnapte wijven:
Mij dunkt het is zo vreemd, zo wonderlijk zo zoet.
Dat een Man honderden van Vrouwen zwijgen doet.
Een paar bladzijden verder duikt Nicolaas Beets op, die haarfijn het essentiële verschil tussen het Godsbegrip van de wetenschap en de God van het geloof blootlegt: „Uw Gods-begrip verandert, wijzigt gij./ Mijn steeds dezelfde God verandert mij”. Van P. A. de Génestet werd het volgende gedichtje opgenomen, met de titel ”Geloof en kritiek”:
Vrees God, maar, vriend, wees niet vreesachtig. Wees kinderlijk niet kinderachtig.
Spot
Ook uit de moderne literatuur hebben de samenstellers prachtige verzen gekozen, zoals het overbekende ”Werkster” van Gerrit Achterberg en ”Tussenuur” van Ida Gerhardt. Uit de meest recente periode vonden gedichten van christelijke dichters als Koos Geerds, Hans Werkman en Harmen Wind hun plaats in het boekje. Maar ze staan tussen de meest rauwe godloocheningen die je je maar kunt voorstellen. Drs. P. (Als god bestaat, dan is hij onvolmaakt), Hans Lodeizen (God die ons een hemel belooft/ heeft eerst ons paradijs geroofd) en vele anderen zijn geciteerd vanwege hun frontale aanval op God. Ik zal me niet in het citeren verliezen. De arrogantie waarmee onder zeer veel anderen Bart Chabot en Youp van ’t Hek alles wat christelijk is en van de vreze des Heeren getuigt onder het maaiveld schoffelen, is stuitend. Ook als hun taalspel soms virtuoos is, kan ik er niet om lachen, omdat ze de spot drijven met alles wat daarvoor veel te heilig is. Er is maar één ding te hopen: dat juist zij die zich in arrogante zelfverheffing deze bloemlezing binnen gedicht hebben, haar ook zullen lezen. Zodat ze ontdekken dat er ook anders over God en geloof gedicht kan worden.
N.a.v. ”Lachen mag van God (de verrassendste verzen uit de (a-)religieuze poëzie)”, door C. J. Aarts en M. C. van Etten; uitg. Bert Baicker, Amsterdam, 1997; ISBN 9035118383; 212 blz.; ƒ 24,90.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's