Opgroeien in een boze buitenwereld
NSB-kind Frans van Hoof: „Ik krijg het bijna niet over mijn lippen dat m'n vader óók lid van de SS was”
Frederik van Eedenplein, Eindhoven, 1949. Twee broers, Frans (8) en Harry (6) van Hoof, spelen met knikkers. Een eindje verderop ravot een grote groep kinderen met elkaar. De buurkinderen mijden de broertjes. Hun vader was tijdens de Tweede Wereldoorlog NSB’er en SS’er. „Een vernederende periode”, vat Frans van Hoof deze tijd samen.
Nederland likt na de Tweede Wereldoorlog zijn wonden. Van vergeten en vergeven is nog geen sprake. Dat merken ook de broertjes Van Hoof; Hun vader was ‘fout’ in de oorlog. Henri van Hoof was lid van de NSB, later van de SS. Dat is snel bekend in de Eindhovense wijk.
Deze week verscheen ”Dubbele tongen en giftige pennen”, een boek waarin Frans van Hoof de daden van zijn vader en de gevolgen van het leven in een ‘fout’ gezin beschrijft. Het is een bijzonder boekwerk, omdat Frans kon putten uit de vele originele documenten die zijn vader naliet. Het boek begint als Henri van Hoof in 1931 in Amerika wereldkampioen voordrachtkunst wordt. Een glansrijke carrière ligt voor de 17-jarige in het verschiet. Het zou anders lopen.
Crisis
Na een correspondentschap voor de Washington Post keert hij een jaar later terug naar Nederland, waar de economische situatie weinig florissant is. Henri van Hoof ondervindt de gevolgen van de crisis aan den lijve. Als journalist werkt hij bij de Haagsche Post en later bij de Nieuwe Tilburgsche Courant. Keer op keer krijgt hij als jongste verslaggever zijn ontslag. Vlak voordat de oorlog uitbreekt, vindt hij bij de Nederlandse Visscherij IJmuiden een baan als propagandist. Hij leert Mia kennen. Ze trouwen vlak voor de oorlog.
Wanneer de Duitsers Nederland binnenvallen, vecht Henri bij de Grebbeberg voor ’s lands eer. Als Nederland na vijf dagen capituleert, is de teleurstelling bij sergeant Van Hoof groot. Over deze periode schrijft hij een boek: ”Z66, een verhaal uit een commandopost ergens in de Grebbelinie”.
Teruggaan naar de Visscherij als propagandist kan niet meer. De Duitsers zetten de zeevisserij op non-actief Degene die hem verder kan helpen is, volgens de voorzitter van de Visscherij, de NSB. Op 13 november 1940 wordt Van Hoof lid van de NSB en later treedt hij toe tot de SS. Zijn ouders zijn verbolgen over deze beslissing en willen niets meer met hem te maken hebben.
„Bende”
Frans van Hoof: „Mijn vader werd voorgehouden dat hij in bezet Nederland als schrijver geen droog brood kon verdienen. Bij de radio lag de toekomst, in combinatie met het lidmaatschap van de NSB. Deuren die anders gesloten bleven, zouden dan opengaan, werd hem verzekerd. M’n moeder was hier faliekant tegen. Ze wilde dat hij zich zou losmaken van de „bende”, zoals ze de NSB noemde.
In dienst van de radio-omroep, de AVRO, schreef mijn vader onder andere hoorspelen. Van censuur was nog geen sprake. De uitzendingen hadden in die beginperiode van de bezetting geen politieke lading. Naarmate de oorlog duurde, namen de censuur en de propaganda toe. Mijn vader verleende ook z’n medewerking aan deze programma’s. Onlangs heb ik bij het RIOD radiofragmenten van hem gehoord. De propagandistische programma’s zijn erger dan ik had verwacht.
Vader droeg zo weinig mogelijk het NSB-uniform. In 1942 wilde hij zich -mede vanwege de anti-joodse maatregelen die de Duitsers hadden ingevoerdlosmaken van de beweging. Met de woorden „Herwaren de Duitsers die deze maatregel hadden ingevoerd, niet de NSB”, werd zijn kritiek weerlegd”.
Foto
„Ik heb dat lidmaatschap nooit zo goed begrepen. De dreiging van wéér een ontslag en de sancties als hij zou weigeren, drukten waarschijnlijk zwaar op hem. Hij moest een gezin onderhouden. Mijn vader zat er middenin en zag geen uitweg meer. Maar dan nog..”, vervolgt Frans van Hoof.
„Ik krijg het ook nu nog bijna niet over mijn lippen, als ik vertel dat hij lid van de SS was. Ik heb gelukkig altijd gedacht dat er geen foto van hem in SS-uniform was. Recentelijk heb ik alsnog een opname gezien. Ik schrok ervan.
Mijn vader was een pragmaticus. Als hij nog leefde, zou hij zo een folder voor Greenpeace én een over kernwapens kunnen schrijven. Politiek interesseerde hem toen en ook later niet. Dat hij erin gerold is, kan ik begrijpen, maar dat hij er dan toch mee doorging, snap ik niet.
Waarom bleef hij bij de NSB? Dat heb ik nooit begrepen. Want propaganda is zo’n gevaarlijk wapen en dat wist mijn vader ook heel goed. Ik vraag me nog steeds af hoe hij de tijd bij de omroep heeft kunnen doorbrengen. Hij was gefixeerd op het succes en blind voor de werkelijkheid”.
Sabotage
„De feiten van de oorlog drongen goed tot mijn vader door toen deze bijna ten einde was. Toen kwam hij in opstand. In Hilversum was eind 1944 een Engelse nepzender opgericht om het verzet op een dwaalspoor te brengen. Tijdens een rechtstreekse uitzending-terwijl hij de Engelse tekst voorlas- zei m’n vader in het Nederlands: „Dat kan ik zo niet lezen, hoor”. Na deze sabotagedaad werd hij meteen gearresteerd en moest hij naar Duitsland. Bij de grens zouden andere Duitse soldaten mijn vader verder vergezellen. Ze gaven hem een brief die hij aan de andere begeleiders zou moeten meegeven. Die kwamen echter niet opdien. Nadat hij in het schrijven zijn eigen doodvonnis had gelezen, nam mijn vader de benen. Tot de bevrijding heeft hij zich schuil kunnen houden.
Na de oorlog werd hij tot zeven jaar werkkamp veroordeeld. Hij werd naar Engeland verscheept om daar op het boerenland zware arbeid te verrichten. Later werkte pa in de Limburgse mijnen.
In Hilversum, waar we vlak na de oorlog woonden, wist de buurt van het lidmaatschap van de NSB en vaders baan bij de radio. Ik heb daar veel last van gehad. M’n broer en ik speelden alleen maar in de achtertuin. Afgeschermd van de boze buitenwereld die fel op kinderen van landverraders reageerde.
Alhoewel ik twee jaar ouder dan Harry was, zei mijn vader toen hij gevangen werd genomen dat ik zijn rol als vader moest overnemen. Ik werd Harry’s vriend, vader en broer”.
Vernedering
Frans van Hoof: „Ook toen we in 1948 naar Eindhoven verhuisden, was het lidmaatschap in de buurt snel bekend. Mijn jongere broertje heb ik voor de afwijzende houding van de omgeving behoed. Hij heeft er niet veel van gemerkt. Ik wel. Het is een vernedering als je met zijn tweeën speelt en de anderen een eindje verderop zitten. De kinderen zeiden nooit dat we een NSB-gezin waren, maar dat sfeertje voel je als kind goed aan. Op school werd ik veelvuldig gepest. Ik zocht de anonimiteit op.
Telkens weer was het onduidelijk wanneer pa vrij zou komen. Deze onzekerheid heeft bij m’n vader én m’n moeder diepe sporen achtergelaten. In zes jaar tijd zijn ze nauwelijks bij elkaar geweest. Ze groeiden uit elkaar, maar bleven toch bij elkaar. Ze konden niet zonder elkaar en ze konden niet met elkaar. We kunnen niet op een fijne jeugd terugzien. Toen vader vrijkwam, waren er altijd die verschrikkelijke ruzies tussen mijn ouders.
Na zijn voortijdige vrijlating, in 1949, vond mijn vader werk bij een groot reclamebureau, Delamar, in Eindhoven. De plaatselijke VVV gaf aan Delamar de opdracht om de bevrijdingsfeesten van Eindhoven te organiseren. Mijn vader kreeg deze taak! Hij schreef lyrische stukken over de helden van het Franse Bayeux en hield een emotionele speech voor de generaals die Europa hadden bevrijd. Niet iedereen kende dus zijn verleden”.
Confronterend
„Begin jaren tachtig heb ik mijn jeugdherinneringen opgeschreven. Nee, het is niet therapeutisch. Het onderwerp houdt me mijn hele leven al bezig. Een aantal zaken die ik aan het papier had toevertrouwd, klopte niet of kon ik niet plaatsen in de tijd. Ik heb het onbewerkte boek in 1982 door m’n vader laten lezen. Na een paar bladzijden sloeg hij het dicht. Hij vond het te confronterend. Ik wilde het boek toen ook niet uitgeven, want het was net in de periode dat m’n broer Harry als dirigent van het Metropole Orkest bekend was. Ik wilde zijn carrière niet in gevaar brengen.
Vier jaar geleden stierf mijn vader. Hij liet kasten vol documentatie achter. Rekeningen, het proces-verbaal, dagboekaantekeningen, foto’s. Hij gooide nooit iets weg. Het zijn unieke documenten, omdat landverraders zelden schreven over hun tijd in de gevangenis. Ik wilde alles weten en begon te lezen. Langzamerhand vielen de puzzelstukjes op hun plaats.
Nadat ik het boek had herschreven, heb ik het Harry laten lezen. „Ik heb gejankt toen ik het las. Hebben wij dit allemaal meegemaakt?”, reageerde Harry. Hij had er geen bezwaar tegen dat ik het boek uitgaf”.
Gestreden
„In 1980 werd mijn moeder in een psychiatrische inrichting opgenomen. Ik denk dat de oorlog de oorzaak van haar opname is. Moeder stierf vorig jaar. Ze heeft tijdens en na de oorlog vreselijk geleden. De kinderen alleen opvoeden was zwaar. Zij heeft altijd voor het gezin gestreden en gevochten. Na de oorlog heeft ze de schande van vaders NSB-lidmaatschap over zich heen gekregen. Ik heb het boek voor haar geschreven. Voor mij is de oorlog voltooid verleden tijd”.
N.a.v. ”Dubbele tongen en giftige pennen”, door Frans van Hoof; uitg. Van Reemst, Houten, 1997; ISBN 90 410 04661; 256 pag.; ƒ 32,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's