HUMOR
fraai ingepakt verdriet
Niet alleen clowns en cabaretiers zijn leveranciers van de lach. Humor ‘leeft’ op straat, in de huiskamer. Een gulle lach, geestigheid en spitsvondigheid behoeven niet afgeschreven te worden. Want humor relativeert en biedt perspectief. Het is een tegengif voor vroomdoenerij. Stelden de nadere reformatoren al niet dat we het hoofd niet als een bies moeten laten hangen?
Zotten is hun bijnaam. Ze zijn vrolijker in de omgang dan welk volk ook. Zo typeert Erasmus in 1511 zijn landgenoten. „De Nederlander is zeer gezellig en vol humor. Hij kletst en lacht, en vertelt zijn grapje of kluchtje zittende in een herberg of kroeg”, aldus enkele buitenlanders in de 17e eeuw. Nederlandse kluchten waren in de Gouden Eeuw zelfs een gewild exportartikel. Voor een boek vol anekdotes was de aanduiding „Vertaald uit het Nederlands” een prima reclame.
De Grote Winkler Prins noemt humor niet hetzelfde als gelach. En gelach moeten we niet gelijk stellen met grappigheid. Belangrijk is de Creativiteit waarmee iemand de spanning tussen twee gedachten presenteert. Aristoteles rekende onder humor het vermogen geestig te zijn en de capaciteit ergens de lol van te kunnen inzien.
Hoe bracht Luther dit in praktijk? „Drie vinken in een vogelkooi prijzen de Heere God vrolijker dan honderd monniken in een klooster”.
Kerkvaders
„Tegenwoordig staan Hollanders bekend om hun gebrek aan humor”, stelt dr. R. Dekker, universitair docent aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen van de Rotterdamse Erasmusuniversiteit. „Humor is niet in één omschrijving te vangen. Alles wat bedoeld is om te lachen, zoals woorden en gebaren, valt eronder. De manier waarop het geuit wordt, is tijdgebonden. Ik heb het idee dat er in de Middeleeuwen uitbundiger werd gelachen. Veranderende gedragsvoorschriften temperden dit enthousiasme.
Volgens mij wordt er na het midden van de zeventiende eeuw steeds minder gelachen. Ik schrijf dit mede toe aan de predikanten. Willem de Clercq, een van de mannen van het Réveil, bracht eens een avond in vrolijk gezelschap door en had moeten lachen. „Dat doen wij in onze kringen niet veel”, noteerde hij in zijn dagboek.
„Hoe minder je lacht, des te beter”, is een element dat het christendom vanaf het begin kenmerkt. Ik kom het al tegen bij de kerkvaders. Hun invloed bleef echter beperkt. In de 17e eeuw wisten de predikanten hun publiek veel beter te bereiken. Ze schreven betaalbare en toegankelijke boeken in de Nederlandse taal, die grif over de toonbank gingen.
Ook de etiquetteboeken uit die tijd hameren op beschaafdheid. Ze bevatten voorschriften over het maken van grappen. Het was niet goed schik te hebben om lichaamsgebreken en ongelukken van anderen. Er werd gepleit voor matigheid in het lachen.
Het eerste Nederlandse manierenboek beschrijft iemand die het fout doet: de man draagt altijd een moppenboekje bij zich, leert er enkele van buiten en lepelt die in gezelschap op. Er kwam dus meer nadruk op de originaliteit van de verteller te liggen”.
Veter
Wat maakt humor tot humor. „Dat hangt sterk van de persoon af In de zestiende eeuw maakten mensen standaardgrappen, die generatie op generatie standhielden. Geleerden als medici en juristen moesten het nogal eens ontgelden. Om tegenwoordig een glimlach aan iemand te ontlokken, zijn spontaniteit en originaliteit nodig. Kinderen roepen op 1 april nog dat je veter los is. Volwassenen doen dat niet meer”.
Dekker beaamt dat humor agressief of kwetsend kan zijn. „Grappen gaan soms over gevoelige thema’s. Soms zijn ze gezagsondermijnend of werken ze relativerend.
Ik zeg niet dat gereformeerden geen gevoel voor humor hebben. Dat is volstrekt absurd. Humor kan heel subtiel zijn. Het hangt sterk af van de groep. Het is spelen met bekende codes binnen die groep”.
Onverwachts ontdekte Dekker zo’n vijftien jaar geleden de Anecdota, een 17eeeuwse verzameling moppen. Volgend voorjaar hoopt hij een studie over de humor in de Gouden Eeuw op de markt te brengen. Humor uitpluizen is een moeizaam karwei. „Gelukkig maar. Als we alles konden verklaren, bestonden er geen grappen meer”.
Van één ding is Dekker overtuigd. „Onze taal kent veel variaties op het woord humor: grap, anekdote en mop zijn er een paar. De eskimo’s kennen veel woorden om sneeuw aan te duiden. Ze zitten er de hele dag middenin. Dat geldt bij Nederlanders voor de humor. Vergeet ook de Belgenmoppen niet. Ieder land maakt grappen over de domme buren. Daarin blijven we niet achter. Detail: Nederlanders zijn de Belgen -de domme buren- van Europa!”
Ader
„Humor is een gave die je wel of niet bezit”, stelt drs. K. Exalto. „Slechts weinigen bezitten een humoristische ader waaruit spitsvondigheid en geestigheid vloeien. Velen hebben er wel gevoel voor en kunnen ervan genieten.
Ik vind humor een gezond verschijnsel. Het is niet te vergelijken met platvloerse grappen of zotternij, waartegen de Bijbel waarschuwt. Humor mag nooit ten koste van anderen gaan. Een echte humorist neemt ook zichzelf op de korrel. Bij Luther kom ik de pure vorm tegen. Daardoor komt hij menselijk over en zijn z’n geschriften prettig leesbaar”.
De hervormde emeritus predikant uit Benthuizen kwalificeert humor als een tegengif voor benepenbeid, zwaarwichtigheid, naargeestigheid en vroomdoenerij. „Sommigen denken dat de godsvrucht in zwaarwichtigheid schuilt. Bij veel nadere reformatoren kom ik echter de waarschuwing tegen om het hoofd niet te laten hangen als een bies. Daar zit, volgens hen, de godzaligheid niet in. Het mens-zijn en het christen-zijn strijden niet met elkaar. Het christelijk geloof vraagt niet dat wij ontmenselijken”.
Schreien
Bij de uitspraak van Voetius dat je maar beter weinig kunt lachen, omdat je anders in het hiernamaals zult schreien, plaatst de predikant een kanttekening. „Zo’n gedeelte moet je in het verband lezen. Er is verschil in lachen. De onzinnige vorm wijs ik af.
De piëtisten stelden zich terughoudend op tegenover vrolijkheid en lachen. Ik kan me, met alle respect voor de man, niet voorstellen dat iemand als Willem Teellinck veel gevoel voor humor had. Toch geloof ik dat je met die uitspraak voorzichtig moet zijn. Ik durf niet te concluderen dat hij een somber leven leidde”.
Volgens ds. Exalto sluiten een christelijke levenshouding en humor elkaar niet uit. „Luther zegt: „Waar de wet is, daar is chagrijn. Waar de genade is, daar is vreugde. Wat wet is, loopt stroef Wat Evangelie is, loopt vanzelf”. Ik zeg daar amen op. De wet moet in dienst van het Evangelie staan. De apostelen hebben de wereld met de Christusprediking gewonnen. En de mensen namen het met blijdschap aan!
Gepaste humor is in de kerk toegestaan. Een predikant moet preken zoals hij is. Iets aardigs zeggen om gewild grappig te zijn, is uit den boze. Het Woord is ernstig, maar het een sluit het ander niet uit. Het mag aan een dominee gezien worden dat hij met vreugde het Evangelie verkondigt. Luther stelt dat de bijbelse boodschap niet zonder humor -hij bedoelt met vrolijkheid en blijdschap- gepreekt kan worden. Soms zullen de kerkgangers om zijn uitspraken geglimlacht hebben. Dat deed ik bij ds. Jac. van Dijk”.
Hond
In de Bijbel komen we regelmatig de oproep om vrolijk te zingen tegen. De Prediker zegt dat er een tijd is om te wenen en te lachen. „Blijkbaar is vrolijkheid legitiem. Al waren bijbelschrijvers niet uit op humor, toch bevat het boek Spreuken uitspraken over de zot en de luiaard die bij ons grappig overkomen. Het woord lachen heeft in de Bijbel diverse betekenissen. Met lachen is nogal eens spot bedoeld. De Heere God is vol ernst als hij spot met de vrees van de goddeloze”.
De predikant is beducht voor een eenzijdige benadering, waarbij de ene bijbeltekst met de andere wordt uitgewist. „We lezen dat treuren beter is dan lachen en dat Prediker de voorkeur aan de gang naar het klaaghuis geeft. Maar er staat ook dat we ons mogen verblijden in onze jeugd en dat we van het leven mogen genieten met de vrouw die we liefhebben.
Natuurlijk past de zorgelozen ernst. Met name in de confrontatie met de dood treedt die op. We kunnen hier echter niet uit afleiden dat we altijd in het klaaghuis moeten zitten. Dat kan toch niet? Toen de verloren zoon thuis kwam, was er feest”.
Geniep
„We moeten niet zo overgeestelijk worden dat we de gewone gaven van het leven niet meer waarderen. Dat werkt een dubbelleven in de hand. Mensen gaan dan in het geniep genieten.
Ik waardeer in Luther dat hij een christen uit één stuk was! Hij begaf zich graag onder de jongelui en maakte grapjes met hen. Lees zijn preken en geschriften. Ondanks zijn aanvechtingen en de lichamelijke kwalen proeven we vrolijkheid. Dat is de humor des geloofs, naar mijn overtuiging. Ik houd niet van dat halfslachtige: in het geheim genieten van de wereld en naar buiten toe extreem vroom doen. Dat is het niet. Humor mág tot het leven behoren. Een goed grapje heeft waarde. Het schept een open sfeer, breekt het ijs en verzacht een gesprek”.
Lachtraining
Dr. M. G. T. Kwee is als klinisch psycholoog en psychotherapeut aan psychiatrisch centrum Joris in Delft verbonden. Mensen met ernstige gedragneurose, chronische fobieën, depressies en persoonlijkheidsstoornissen volgen in Delft een werkweekbehandeling om van hun klachten af te komen. Humor neemt in de gedragstherapie een belangrijke plaats in. „Het is niet de hoofdmoot. Het is de jus, die de sfeer bepaalt. De lachtraining is een onderdeel van de therapie. Je kunt verschillende soorten gedrag aan- en afleren. Het lachen vormt een stukje van het aanleren van ontspannen gedrag”.
Voor de in Bentveld woonachtige psychotherapeut heeft humor een brede betekenis. „Het lachen is slechts een onderdeel. Humor omvat meer: iemands denkwijze, verbeelding en de bijbehorende gevoelens van blijdschap en vrolijkheid. Vanwege de, vele aspecten is het niet in een definitie te vangen.
„Humor is fraai ingepakt verdriet”, vind ik een mooie omschrijving. Verdriet en blijdschap zijn keerzijden van dezelfde medaille. Allebei geven ze tranen. Ze doen je allebei smelten. Bij verdriet bestaat het gevaar dat je in zak en as blijft zitten. Humor relativeert daarentegen. Het biedt perspectief Je kunt de dingen op een afstand bekijken. Voor neurose, een overmatige ernst, is humor de remedie. Kan iemand het laatste als vaardigheid toepassen, dan bezit hij een toekomstig probleemoplossend vermogen”.
Kietelen
Dr. Kwee deed literatuurstudie. Uit de duizenden moppen die hij las, selecteerde hij er veertig. Samen met wijze vertellingen, onder meer uit de Bijbel, worden ze therapeutisch ingezet. „Een grap vertellen is een manier van humor bedrijven. Een paradoxale gespreksvoering is een andere. Je keert dan de zaken om. Tegen iemand die steeds vertelt dat het alleen maar slecht gaat, zeg je dan als hulpverlener: „Hoe slechter, hoe beter”. Daarmee kietel je iemand”.
De psychotherapeut breekt een lans voor plagende humor. „Voor mij is dat een uiting van menslievendheid. Je kunt in een klinische setting de boodschap zwaar en ernstig brengen. De plagende en daardoor lichtvoetige manier voldoet beter”.
Met de vraag of humor in de genen zit of aan te leren is, belanden we op het terrein van de wetenschap. „Het is een kwestie van ”nature of nurture”: is iets aangeboren of aangeleerd? Ik ben optimistisch gestemd. Veel, onder andere humor, is aan te leren. Vandaar de lachtraining. Als je in je leven weinig moppen hebt gehoord, zie je het licht in een grap ook nauwelijks. Ervaring doet echter leren. In lachen zit toch iets heerlijks? Het draagt een beloning in zich.
Het kan zijn dat mensen opgroeien in een omgeving die ernstig en zwaarmoedig is. Soms willen zij het lachen niet leren. De drempel om humoristisch te durven zijn, is voor hen heel hoog. Die van ernst is veel lager, waardoor ze eerder in zwaarmoedigheid vervallen.
Lachen heeft ook te maken met de aansporing tot huilen. Mensen die nooit hebben geleerd om te huilen, kunnen blijven steken in hun verdriet. Lachen is een verantwoorde manier om dat vlot te trekken”.
Effect
Dr. Kwee beschouwt het lichaam en de geest van de mens als een geheel. „We kunnen die eenheid ter bestudering ontleden. Een mens neemt waar. Hij hoort bij voorbeeld een grap. Die prikkelt zijn verbeelding en hij denkt erover na. Het roept een bepaald gevoel op, waarna gedrag volgt.
Lachen heeft biologische effecten. Tranen bevatten eiwitten, die reststoffen zijn. Op z’n rijd huilen en lachen is dus gezond. Urine bevat ook reststoffen. Ga je een tijd niet naar het toilet, dan loop je krom. Blijven tranen achterwege, dan gebeurt dat figuurlijk”.
Humor heeft zijn waarde bewezen. „Kampgevangenen uit de Tweede Wereldoorlog vertellen vaak dat zij mede dankzij een flinke dosis humor de verschrikkingen hebben overleefd. Wé moeten echter voorzichtig zijn en humor niet als een genezer van alle kwalen presenteren. Het is een sausje. Het kan een gerecht wél maken of breken. Zonder saus is een gerecht droog. Een traan, gewekt door humor, brengt vocht. Je voelt leven en krijgt uitstraling!”
Turken
Tot slot nog eenmaal de reformator uit Wittenberg: „In de strijd met de Turken was er een bisschop in Hongarije die de soldaten met de volgende woorden aanmoedigde: „Wie van u sneuvelt, zal in de hemel rijk onthaald worden”. Wat gebeurde er toen de strijd losbarstte? De monnik vluchtte. Een van de soldaten merkte toen op: „Hij zal vandaag zijn vastendag hebben””.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's