Een lange rij mensen tussen de oven en de kerk
Rijk bodemarchief in de Kempen vraagt om zorgvuldigheid bij opgravingen
In de Middeleeuwen heetten de Brabantse zandgronden schraal te zijn en de boerenbevolking arm. Toch verschenen in die tijd in dit gebied prachtige kerken. Architect H. H. M. Strijbos uit Eersel stelde hierover een boek samen.
”Bouwhistorische verkenningen”, noemt Strijbos zijn naslagwerk, dat beschrijvingen, foto’s en tekeningen bevat van tientallen nog bestaande en reeds afgebroken gothische kerken in het kwartier Kempenland. Het beslaat grofweg van noord naar zuid het gebied tussen Oirschot en het Belgische Lommel en van west naar oost het stuk tussen Reusel en Valkenswaard. Het is geen zuiver bouwhistorisch onderzoek, maar het resultaat van zijn persoonlijke belangstelling voor dit soort bouwwerken, die zich uitstrekt van zijn hbs-jaren tot ver voorbij zijn pensioenleeftijd.
De publicatie van zijn boek ”Kerken voor heren en boeren” kan gezien worden als een soort eerbetoon aan wat in de Middeleeuwen door plaatselijke bevolkingen gezamenlijk tot stand is gebracht op het gebied van kerkbouw. Door ontkerkelijking ging er in de jaren na de Tweede Wereldoorlog al veel moois verloren en nog steeds worden er in Noord-Brabant veel kerken met sloop bedreigd.
Kapittelkerk
De mooiste en grootste kerk van het gebied is de Sint-Pieterskerk in Oirschot, een plaatsje dat in die tijd veel belangrijker was dan het nabijgelegen dorpje Eindhoven.
De Sint-Pieter was een kapittelkerk. Samen met die van Hilvarenbeek en Sint Oedenrode vormde het kapittel van Oirschot een van de oudste in Brabant. Een kapittel was een groep belangrijke geestelijken in de Rooms-Katholieke Kerk die haar eigen erediensten had. In de veertiende en vijftiende eeuw waren de prachtige missen van het kapittel, waarbij veel en mooi gezongen werd, wel toegankelijk voor het ‘gewone volk’, maar liet men geen enkele inbreng van die kant toe.
„Men was indertijd slechts toeschouwer bij de uitvoering van de rijke Roomse rituelen”, vertelt Strijbos. „Op den duur heeft dat ongenoegen veroorzaakt”. Volgens hem leidde dat mede tot de Hervorming in de zestiende eeuw. „De diensten werden toen niet alleen veel eenvoudiger, maar bovenal kreeg de stem van het eigenlijke kerkvolk meer geluid”.
Stenen doorgeven
„De boeren hebben ongetwijfeld heel veel bijgedragen tot de bouw van middeleeuwse kerken. Vroeger leek mij het beeld van een lange slinger mensen die elkaar bakstenen doorgaven van de bakoven naar de kerk veel te romantisch om werkelijkheid te zijn. Maar hoe langer ik mij met de bestudering van de bouwwijzen van deze kerken bezighoud, hoe meer ik tot de overtuiging kom dat het vaak wel op die manier móét zijn gegaan.
Naast de inbreng van de bevolking bestond die van het wereldlijke gezag. De ”heren” waren in de veertiende en vijftiende eeuw doorgaans de sponsors van deze kerken. De streek was echter niet rijk en dus kon men geen kostbare natuursteen aanschaffen voor de grote gebouwen. Het is prachtig om te zien hoe veel kerken in Brabant door vernuftig en gevarieerd kapwerk aan de bakstenen het uiterlijk van natuurstenen gebouwen hebben gekregen. Dat is een van de specifieke kenmerken van de middeleeuwse kerkbouw in deze streek”.
De enige Romaanse kerken uit de “volle” Middeleeuwen die nog in de Kempen zijn overgebleven, zijn de Sint-Willibrorduskerk in Waalre en de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Oirschot. Deze kleine kerkjes zijn indertijd van tufsteen uit de Eifel vervaardigd. Wanneer er in de latere eeuwen een grotere kerk op dezelfde plaats kwam, gebruikte men de weinige natuurstenen van de oorspronkelijke kerk voor de zogenaamde speklagen als afwisseling in het bakstenen metselwerk.
Boterkerkje
Doorgaans maakte aan het einde van de Middeleeuwen de oude kerk geleidelijk aan geheel of gedeeltelijk plaats voor een nieuwe. In het laatste geval breidde men de bestaande kerk uit, zoals bijvoorbeeld in Eersel is gebeurd. De kerkbouw in Oirschot vormt een uitzondering op de regel. De Sint-Pieterskerk staat sinds de veertiende eeuw naast de Onze-Lieve-Vrouwekerk uit de elfde eeuw. De laatste wordt sinds 1648 het Boterkerkje genoemd, omdat deze toen als boterwaag in gebruik werd genomen.
De Gereformeerde Kerk werd na de Vrede van Munster (1648) tot staatskerk verheven en de kapitale Sint-Pieter viel als godshuis toe aan het handjevol protestanten in Oirschot. Sinds het begin van de negentiende eeuw zijn de rollen weer omgekeerd en kerken de hervormden in het oudste gebouw. Deze heeft in het interieur nog de typische dertiende-eeuwse kapconstructie, die indertijd na een verbouwing is aangebracht.
Verbouwingen aan kerken vonden vaak plaats, stelt Strijbos. Zo had de Sint-Pieter oorspronkelijk aan het einde van de dag een prachtige lichtinval aan de westzijde door de gebrandschilderde ramen. Met de opkomst van grote orgls is ook in deze kerk boven de ingang een machtig exemplaar geplaatst, waardoor het licht van de ondergaande zon niet „meer kon binnendringen door het grote venster boven de hoofdingang. In de Middeleeuwen bouwde men de kerken met het koor naar het oosten, in de richting van het heilige Jeruzalem.
Sporen
In de allervroegste Middeleeuwen hebben waarschijnlijk op dezelfde plaatsen als de kerken die Strijbos in zijn boek noemt houten kerkgebouwen gestaan, waarvan nog maar heel weinig bekend is. In Aalst zijn onlangs opgravingen gedaan op de plek waar een middeleeuwse kerk stond, waarbij paalsporen tevoorschijn kwamen. Ook in Luyksgestel zijn indertijd dergelijke sporen gevonden. Vanwege de aard van het bouwmateriaal bestonden deze kerken meestal niet langer dan een eeuw.
Er moeten nog vele sporen van dit soort kerken in de Kempen verspreid zijn, volgens Stfijbos. Soms komen die aan het licht bij opgravingen in het kader van de restauratie van een middeleeuwse kerk. In Aalst, waar men de middeleeuwse kerk al een kleine eeuw geleden sloopte, pleitte de plaatselijke heemkring bij het gemeentebestuur voor opgravingen op het voormalige kerkterrein, waarvoor al nieuwbouwplannen bestonden. Men stuitte toen zelfs op een waterput uit de Romeinse tijd en op munten uit de tijd van Karel de Grote. Dit zijn tekenen dat er op de plaats van oude kerken zorgvuldig dient te worden omgegaan met het ”bodemarchief”.
N.a.v. ”Kerken van heren en boeren - bouwhistorische verkenningen naar de middeleeuwse kerken in het kwartier Kempenland”, door Herman Strijbos; uitg. Stichting Brabants Heem i.s.m. Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening (tel. 073-6146193), 1995; ISBN 90 70197 31 6; 148 blz.; ƒ 39,95.
In het arme Brabant kregen bakstenen door vernuftig en gevarieerd kapwerk het uiterlijk van chique natuurstenen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's