„Vier opleidingscentra palliatieve zorg”
Deskundigen: Zorg rond het levenseinde niet alleen in witte villa’s
NIJMEGEN - „Er zouden in Nederland drie a vier centra moeten komen voor de opleiding van artsen in de palliatieve zorg. Deze educatieve centra zouden verbonden moeten zijn aan academische ziekenhuizen. De kennis is er. Waar het nu om gaat is het opbouwen van een goed systeem van palliatieve zorg en bet werken aan de juiste mentaliteit bij artsen. Dat kost nog jaren, maar er is al veel ten goede veranderd”.
Dat zei dr. Z. Zylicz, internist/oncoloog en specialist in de palliatieve zorg, gisteren tijdens een bijeenkomst over palliatieve zorg in -het Academisch Ziekenhuis Nijmegen St. Radboud. Zylicz is verbonden aan hospice Rozenheuvel in Rozendaal bij Arnhem.
Hij gaf aan blij te zijn met de onlangs door minister Borst toegezegde 10 miljoen gulden voor de palliatieve zorg, de zorg voor mens rond het levenseinde. „Een mooi bedrag, maar we moeten er ons niet op blindstaren. Als je ermee aan de slag gaat, zal blijken dat het niet te veel geld is en dat het hard nodig is”.
Samen met onder meer prof. dr. B. Crul, anesthesioloog en hoogleraar pijnbestrijding aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) en G. van den Berg, directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging, maakt Zylicz deel uit van de commissie palliatieve zorg van Zorgonderzoek Nederland (ZON), een denktank van het Preventiefonds. ZON doet onderzoek naar knelpunten in de gezondheidszorg en adviseert de overheid over noodzakelijke aanpassingen en vernieuwingen.
Witte villa’s
Zylicz stelde dat de palliatieve zorg niet moet worden opgesloten in witte villa’s, maar kan worden ingebouwd in de bestaande faciliteiten, dus in ziekenhuizen, verpleeghuizen en in de thuiszorg.
Het kan vervolgens aan de patiënt worden overgelaten waar hij zich het beste thuisvoelt, aldus Zylicz. „Er zijn er die het liefste thuis zijn in hun vertrouwde omgeving. Anderen hebben een goede relatie met een behandelaar in het ziekenhuis en willen in hun laatste levensfase liever opgenomen worden. Weer anderen verblijven al in een verpleeghuis of kiezen voor een hospice”.
Drs. R. Janssens, moraaltheoloog en werkzaam bij de vakgroep ethiek, filosofie en geschiedenis van de geneeskunde aan de KUN, vergeleek de palliatieve zorg in Nederland met deze zorg in de ons omringende landen. Hij constateerde dat Nederland in dit opzicht „een laatkomertje” is. Zo telde Engeland al in 1992 178 hospices en in België waren in datzelfde jaar al tien palliatieve zorgeenheden en nog een aantal hospices gerealiseerd. Ons land telt op dit moment vijf hospices, terwijl de palliatieve zorg nog maar nauwelijks in de reguliere gezondheidszorg is geïntegreerd. „De verhalen in het buitenland liegen er niet om”, aldus Janssens. „Daar wordt ronduit gezegd: Jullie hebben geen palliatieve zorg, maar euthanasie”.
Het is volgens hem nodig, dat de palliatieve zorg in ons land beter zichtbaar wordt gemaakt. Er heerst veel verwarring. „Niemand weet precies wat palliatieve zorg is. Vaak wordt gezegd: we doen het al, extra inspanningen zijn niet nodig”.
Concrete doelen
Janssens noemde, evenals Zylicz, als concrete doelen voor de komende jaren het opzetten van een klein aantal educatieve centra voor palliatieve zorg waar kennis kan worden overgedragen aan medici. „Die kennis moet worden geïntegreerd in de bestaande zorg, zodat het aantal euthanasiegevallen kan worden teruggedrongen”.
Zylicz stelde dat met goede palliatieve zorg niet alle vragen om euthanasie zijn te voorkomen. „Daar moeten we eerlijk in zijn. Maar met de juiste behandeling kan euthanasie in veel gevallen worden voorkomen”.
Uit onderzoek onder honderd patiënten in hospice Rozenheuvel blijkt, dat 80 procent van de mensen angstig is. Ze zijn bijvoorbeeld bang voor pijn of vrezen te stikken. Bij deze groep is met een goede aanpak zeer veel te bereiken. Ook bij 10 à 15 procent van de patiënten met een depressie en suïcidale gedachten kan met aandacht en betrokkenheid veel goeds worden gedaan, aldus Zylicz. Hij noemde het ongewenst euthanasie in te bouwen in de palliatieve zorg. Dat kan er volgens hem toe leiden dat er onvoldoende inspanningen worden gepleegd voor een maximale palliatieve behandeling.
Prof. Crul gaf onder meer een schrijnend voorbeeld van euthanasie ten gevolge van een slechte medische behandeling bij een patiënt met longkanker. Na een niet goed gevoerd „slecht-nieuwsgesprek” kreeg de patiënt te horen: Ga maar naar je huisarts als je pijn krijgt. Na enige tijd meldde hij zich op een zaterdag weer in het ziekenhuis met hevige pijn. Er arts-assistent gaf morfine, maar te weinig. De pijn bleef. Na twee dagen werd de dosering verhoogd. De pijn verdween. Een andere arts vond morfine niet het juiste middel, rommelde met de medicatie en schreef een andere pijnstiller voor. Ontslag volgde. De hevige pijn kwam terug. De patiënt meldde zich bij de huisarts en vroeg om euthanasie. Hij had geen vertrouwen meer in de geneeskunde. Drie dagen later vond de levensbeëindiging plaats.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's