Kinderen in de verdrukking
Hij waarschuwt: Ik ben Daniël, ik ben niet zomaar iemand!
Er zijn heel wat kinderen op de wereld, maar ook hier in Nederland, die niet het geluk hebben een mooie jeugd door te maken. Ook veel ouderen kijken terug op een allesbehalve onbezorgde tijd. Geen wonder dat dit thema -een ongelukkige jeugd- nogal eens in boeken voor jongeren voorkomt, waarbij dan mag worden aangetekend dat de zich ongelukkig voelende hoofdpersoon zich er dan toch maar, min of meer met verve, doorheen weet te slaan. Het is een troostrijk voorbeeld voor een lezertje dat zich verdrietig voelt, een minderwaardigheidsgevoel heeft of zelfs in levensgevaar verkeert.
De twee zusjes in ”De sleutel is gebroken” van Ida Vos lopen levensgevaar. Het zijn joodse kindertjes die in de Tweede Wereldoorlog van onderduikadres naar onderduikadres gebracht worden. De ene keer omdat gevaar dreigt en ze verraden worden, een andere maal omdat ze niet langer gewenst zijn. Ze worden gescheiden van hun ouders (die overigens gelukkig de oorlog ook overleven, net als de beide meisjes) en moeten in plaats daarvan het maar zien te vinden met hun vriendelijke, luimige of hatelijke onderduikvader en - moeder.
Ze moeten een andere naam aannemen, en een nieuw ‘verleden’ uit hun hoofd leren. „„Waar gaan we heen?” Eva bijt op haar lip om niet te huilen. „Zeg ik niet je ziet wel. En als we worden aangehouden zeggen jullie je duiknaam”. „Wie ben jij?” „Vlug, we hebben weinig tijd meer. Ik ben Marie-Louise Dutour”. „Waarom ben je hier?” „Ik ben weggebombardeerd uit Rotterdam”. „Waar zijn je ouders?” „Dood”. „Misschien wel echt”, zegt Lisa. „En ik ben Marie-Jeanne Dutour”. „Kom naar buiten. En als jullie buiten zijn, niet rennen. Langzaam lopen als gewone kinderen”. Oom Eduard is al bijna beneden. „Kom de trap maar af”, zegt hij. „Niet bang zijn. Onderweg zal ik een mop vertellen””.
Echtheid
Na veel omzwervingen komen Eva en Lisa eindelijk terecht bij een man die ze heel goed kennen, de clown, poppenmaker en poppenkastspeler Amici Enfanti. Die neemt de kinderen zó liefderijk op dat hij zelf van de honger dreigt te bezwijken. Maar ook nu is er verraad. Tijdens een voorstelling voor kinderen uit de buurt, waaraan Eva en Lisa meewerken, vallen de Duitsers het huis binnen. Dankzij een plotselinge geniale inval van Lisa loopt alles echter toch nog goed af.
Het boek verwoordt de eigen oorlogservaringen van de schrijfster: in 1943 moest zij met haar zusje precies zo onderduiken. Het boek ademt daardoor een betrokkenheid, een echtheid, een intensiteit, die in bijna elke regel voelbaar is. Of het nu gaat om de haast ondraaglijke spanning of om de dodelijke verveling die zich van de kinderen -opgesloten in een klein kamertje- meester maakt.
„Soms wil ik wel gepakt worden”, zegt ze (Eva) zacht. „Want als we gepakt zijn, hoeven we niet bang meer te zijn dat we gepakt worden”.
Vroedheks
”Zwerfkat” van Karen Cushman verplaatst ons naar het middeleeuwse Engeland. Hoofdpersoon is een zwerfstertje, dat haar eigen naam niet weet, niet weet waar ze vandaan komt, door iedereen veracht en getreiterd wordt, en vanwege haar magerte Spriet wordt genoemd. Of Kever, of zelfs Mestkever, omdat ze wel eens door de bittere kou in een stinkende, maar warme mesthoop slaapt.
Toch vindt ze onderdak, en wel bij een vroedvrouw. Nu moeten we ons daarbij wel iets anders voorstellen dan het tegenwoordige beroep van verloskundige. „De middeleeuwse verloskunde”, zo schrijft Karen Cushman in een nawoord, „was een combinatie van gezond verstand, kennis van kruiden en bijgeloof, die via mondelinge overlevering overging van de ene vrouw op de andere en van vroedvrouw op leerling”. Dat valt het hele boek door te merken: het verhaal staat bol van magie en bijgeloof, en maar bitter weinig echt geloof.
Het boeit wel van het begin tot het eind. We zien dat Kever leert omgaan met minderwaardigheidsgevoelens, erachter komt dat ook zij iets te betekenen heeft, niet alleen als onbetaald vroedvrouwhulpje eerst, maar later ook en juist dan als ze het stiekem afgekekene zelfstandig toepast, en een vrouw van een kind verlost.
Frisse humor
„Terwijl het onweer overtrok en de nacht begon te wijken voor de dageraad, haalde Alyce de baby op een gekraste houten tafel, die nooit iets anders dan varkenspasteien en bier had gezien. Het was een jongetje met het zwarte haar van zijn vader en het rode gezicht van zijn moeder”.
Alyce, zo noemt ze zich nu. Van een mager verschoppelingetje is ze uitgegroeid tot een mooi meisje, dat doof verschillende mensen als hulp wordt begeerd. „Alyce kauwde op een grasspriet en glimlachte. Van iemand die geen plaats had in de wereld, was ze plotseling iemand geworden met een overvloed aan plaatsen”.
Al schrijft Karen Cushman soms wel wat erg lange, ingewikkelde zinnen, haar woordgebruik, goed vertaald door Lilian Schreuder, is zo raak en origineel en vaak zo vol frisse humor dat je dat bezwaar voor lief neemt en zo’n lange zin nog maar eens leest. Het verbaast me niets dat dit boek in de Verenigde Staten, waar de schrijfster woont, is bekroond met een Newbery Medal, zoiets als de gouden griffel bij ons.
Onderdeurtje
Het leven van Daniël uit het gelijknamige boek van Yvonne van Emmerik vertoont een soortgelijke curve: van geminacht en getreiterd tot algemeen gewaardeerd.
Daniël is een schriel, mager onderdeurtje van negen jaar, dat last heeft van eczeem, waardoor hij zich voortdurend loopt te krabben. In gymnastiek is hij een nul, maar voor andere vakken heeft hij tienen. Redenen genoeg dus voor grotere, sterkere, leniger maar wel domme klasgenoten om hem te pesten. Zoals Benno, die hem overal en altijd te grazen neemt. Daniël reageert zijn machteloosheid en woede af op z’n zelfgemaakte drumstel op zolder. Later wil hij ook drummer worden. Z’n opa leert hem een ”toverspreuk”, waardoor hij misschien een gevoel van eigenwaarde kan opfokken. „Ik ben Daniël, ik ben niet zomaar iemand, o zo!” Dat moet hij zeggen als hij zich wéér het slachtoffer voelt. En ja hoor, het helpt een beetje.
Maar hij stijgt pas in aanzien als hij in het circus door zijn waarschuwingskreet het leven van een leeuwentemmer redt, en hij voor de ogen van zijn jaloerse klasgenoten daarvoor een ovatie in ontvangst mag nemen. En hij mag als enige achter de coulissen van het circus kijken. „Daniël steekt zijn neus in de lucht. Ze kijken vol bewondering naar hem. Hadden ze nooit gedacht van dat bange schijtertje. Maar dat durft niemand hardop te zeggen”.
Het verhaal is losjes, eenvoudig en soms speels geschreven, en leest plezierig voor kinderen vanaf acht jaar. Onnodig zijn die paar bastaardvloeken.
N.a.v. ”De sleutel is gebroken”, door Ida Vos; uitg. Leopold, Amsterdam, 1996; 135 blz.; ƒ 24,90; vanaf 12 jaar; ISBN 90-258-4856-7.
”Zwerfkat”, door Karen Cushman (vert. Lilian Schreuder); uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 1996; 86 blz.; ƒ 23,50; vanaf 13 jaar; ISBN 90-5637-056- 1.
”Daniël”, door Yvonne van Emmerik; uitg. Lannoo, Tiel, 1996; 107 blz.; ƒ 23,50; vanaf 8 jaar; ISBN 90-209-2856-2.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's