Dwalen in synagoge, kerk en moskee
Bijbels Museum in Amsterdam opent tentoonstelling ”Huis van God”
AMSTERDAM - Kinderen leren het op school of op de zondagsschool: ”Op bergen en in dalen, ja overal is God”. Als moeder hun vraagt: „Maar waar woont de Heere?” hoeven ze over het antwoord niet lang na te denken: „In de hemel”. En dat de kerk het ”huis van God” heet, wordt hun, als het goed is, eveneens van jongsaf bijgebracht Wanneer je langs de Amsterdamse grachten dwaalt, wordt aan deze laatste gedachte wel geknaagd. Hoeveel van de overgebleven kerkgebouwen in de hoofdstad is nog in gebruik als Godshuis?
Het Bijbels Museum aan de Herengracht in Amsterdam houdt de gedachte dat de kerk een Godshuis is tot 9 november levendig. De tentoonstelling “Huis van God - plaats van leren, vieren, bidden” laat zien hoe de Godshuizen van joden, christenen en moslims zijn ingericht. Vanaf vandaag is de tentoonstelling voor het publiek open.
„Met onze exposities haken we in op de actualiteit”, legt drs. A. van Weezel, conservator van het museum uit. „Het gros van de Amsterdammers heeft geen idee waarom een kerk of synagoge op een bepaalde manier is ingericht. Dan heb je als museum een taak. De kerk is geen rijtjeshuis, maar is speciaal ingericht voor de eredienst. De tentoonstelling heeft een eenvoudig grondpatroon. Het gaat om de basiselementen in de religie. Ook de begeleidende teksten moeten eenvoudig zijn. Je kunt het wel over de tempel van Salomo hebben, maar weten Amsterdamse schoolkinderen wie Salomo is?”
Niet evangeliseren
Aan het begin van de tentoonstelling staan drie boeken in een vitrine. Naast elkaar staan de heilige boeken van joden, christenen en moslims: een Tenach, een Bijbel en een koran. Alle drie even groot. Even dik. En in precies dezelfde band. „We behandelen jodendom, christendom en islam absoluut gelijkwaardig”, zegt Van Weezel. „Het gaat puur over de gebouwen waarin mensen God dienen. Ons doel is duidelijk te maken hoe mensen hun godsdienst beleven. Daarom nodigen we iedereen uit om zonder vooroordelen kennis te nemen van elkaars Godshuis”.
Een synagoge en een kerk verwachten we in een bijbels museum. Een moskee niet. „We krijgen hier veel schoolklassen”, legt de conservator uit, „Nu kunnen scholieren elkaar hun Godshuis laten zien. Zo ontmoeten religies elkaar. Maar we hebben geen taak om te evangeliseren”.
In twee ruimten zijn drie pleintjes gemaakt. Met modellen van een synagoge, een kerk en een moskee. En wat in elk gebouw staat. Liberaal of orthodox, in elke synagoge staat een ark (met daarin de wetsrollen) en een bima (een verhoging waarop de tora wordt uitgelegd). Voor een echte bima was de ruimte te klein. Er staat nu een bescheiden zuil, met foto’s van een bima. Op een bankje naast de zuil kunnen bezoekers de wet van Mozes lezen. Een ruimte verderop wacht een Bijbel om gelezen te worden. Aan de bezoekers de keus of ze de Statenvertaling of de rooms-katholieke Willibordvertaling pakken. „De hoop dat bezoekers nieuwsgierig worden”, zegt Van Weezel enthousiast. „Bijna alles in een museum staat achter glas of ligt aan de ketting. Maar een Bijbel moet je aan kunnen raken, in je handen kunnen nemen. Een Bijbel aan de ketting, dat mag toch niet?”
Versleten kanselbijbel
Water. Ook dat blijkt in kerkgebouwen centraal te staan. Een moslim moet rein zijn, voordat hij aan het gebed kan deelnemen. Hij moet zich bij een fontein wassen. Water in de kerk doet direct denken aan het sacrament van de doop. Het ziet op de noodzakelijke wassing van de onreinheid van de zonden. In de vitrine staat naast een doopkan van de lutherse gemeente in Amsterdam een wijwaterbak. Het museum geeft er bewust geen waardeoordeel over.
Over de oude kanselbijbel -het museum is trots op de originele Ravesteijn-editie uit 1637- heeft Van Weezel een interessante vraag. En een veelzeggend antwoord. Waarom is het middengedeelte van de Bijbel zo versleten? De Bijbel lag er wel, maar de dominee gebruikte vaak zijn eigen, kleinere exemplaar. Van Weezel ziet het tafereel voor zich. „De dominee hing op die oude Bijbel, legde er misschien wel zijn eigen nieuwe vertaling bovenop, maar die oude Bijbel hé, die bleef liggen. Zal dat Woord, dat er al zoveel eeuwen ligt, uit onze maatschappij verdwijnen?”
Uit het islamitische deel van de tentoonstelling blijkt dat moslims tijdens het gebed te allen tijde op Mekka gericht willen zijn. Een speciaal Mekkakompas kan heel behulpzaam zijn. In een handleiding kun je waar ook ter wereld zien hoe je het kompas moet instellen. De naald wijst automatisch naar de ‘heilige’ plaats.
Niet klagen
Een foto drukt de bezoeker met z’n neus op de werkelijkheid. In een Utrechts kerkgebouw liggen honderden moslims geknield. Het orgel -dat eens de psalmen Davids liet horen- zwijgt. Van de preekstoel klinken geen evangelieklanken meer. Van Weezel: „Als kerken het erbij laten liggen, moeten we niet klagen als anderen onze plaatsen innemen”.
De conservator was eerder twintig jaar etaleur. Nu begrijpen we wie er achter de creatieve opzet ”Huis van God” zit. Samen met andere collega’s dacht Van Weezel de plannen uit, reed naar andere musea om voorwerpen in bruikleen te krijgen, timmerde, schilderde, schreef begeleidende teksten en schaafde die weer bij.
Priester P. Bergheyn, rabbijn mr. R. Evers, ds. S. de Vries en imam H. Zeid-Kailani openden gistermiddag de tentoonstelling. Ze kregen elk vijf minuten om uit te leggen welke betekenis hun Godshuis heeft. Hopelijk komen er in de komende maanden ook bezoekers naar het Bijbels Museum die niet alleen kunnen vertellen wat mensen doen in hun Godshuis, maar ook wat God doet met mensen in Zijn huis. En dat is niet uit te beelden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's