„Algerije zal ’n ruïne zijn”
Op 5 juni kiezen de Algerijnen een nieuw parlement Ogenschijnlijk een normale politieke handeling. Sterker nog, die stembusgang suggereert democratische verhoudingen, een ordelijk landsbestuur.
Welnu, van beide is in de vroegere Franse kolonie geen enkele sprake. Integendeel. Sinds 1992 woedt er een uiterst bloedige burgeroorlog. Daarbij betwisten terroristische islamistische groepen de militaire elite haar nagenoeg onbeperkte macht
Telkens weer bereiken gruwelberichten van het Algerijnse slagveld de wereldpers. En telkens opnieuw figureren moslimfanatici als de moordzuchtige, perverse daders. Logisch, want alle berichtgeving komt van officiële zijde.
Ondertussen deinzen beide partijen in het Algerijense machtsconflict niet terug voor rolverwisseling (!), infiltraties binnen de vijandelijke gelederen. Ga dan nog maar eens na wie precies verantwoordelijk is voor aanslagen en meedogenloze liquidaties.
Zoveel is ondertussen wel duidelijk dat de officiële handhavers van de openbare orde (president Zeroual en consorten) geenszins vrijuit aan in deze spiraal van geweld. De berichten over de folterpraktijken van ’s lands veiligheidsdiensten spreken boekdelen. Een averechtse aanpak natuurlijk van het fundamentalistische gevaar. Op deze wrede wijze kweekt het regime zelf zijn bittere vijanden onder de bevolking, rekruteert het eigenhandig nieuwe strijders voor de zogenoemde ”Gewapende Islamitische Groepen” (GIA).
Waarom handelen de officieren, de eigenlijke machthebbers, zo? Zij duchten in wezen één ding: de teloorgang van hun politieke heerschappij, inclusief het verlies van zeer lucratieve privileges. Niet voor niets merkte een ingewijde recent op dat de Algerijnse staatskas minder dan ooit valt te onderscheiden van militaire fondsen. Van werkelijke democratisering, van een eerlijke verdeling van de nationale inkomsten -voorwaarde toch om alle dood en verderf zaaiende moslimterroristen effectief van de bevolking te isoleren- wenst de militaire kliek in Algiers niet te weten.
Veelzeggend is de tactiek van de legerleiding. Haar prioriteit ligt in de bewaking van de olie- en aardgasreseres in het woestijnachtige zuiden. In die regio schijnt de burgeroorlog zich nauwelijks af te spelen. Hoe tegengesteld is het beeld voor de dichtbevolke noordelijke kuststrook! Daar bevindt zich een vrijwel machteloze burgerij tussen twee vuren: de politie annex de veiligheidskrachten van het bewind én islamistische terreurbendes.
Die twee kampen oefenen een waarlijk barbaarse druk uit op de bevolking. Doel is almeer deze ervan te weerhouden de tegenstander hand- en spandiensten te verlenen. Ongelukkig de bewoners van nog tamelijk uitgestrekte gebieden waar overdag de wil van de regering wet is, maar ’s nachts de opstandelingen ongestoord woeden.
Vandaag de dag wordt wel eens het woord van de in Algiers geboren schrijver Albert Camus aangehaald, gelet op de schier uitzichtloze situatie in Algerije: „Er zal geen terug zijn naar vrede, en Algerije zal een ruïne zijn, waaruit geen hervorming voert”.
Kan het somberder?! Na de orkaan van geweld van de onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962) bloedt het land andermaal hevig onder een nieuwe, aanhoudende orgie van geweld. Zelfs het kelen van slachtoffers herhaalt zich op massale schaal…
De bevrijding van Algerije van het Franse juk is vandaag op een nationale ramp uitgelopen. Een buitenlandse diplomaat gewaagt van een „kleine GIA” en een grote. De goede verstaander mag de namen van deze twee kwade machten invullen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's