Opgemerkt
Software
Op zaterdag 19 april trof ik in deze krant een informatief artikel (van de hand van S. M. de Bruijn) aan over ”Bijbelsoftware”. Daarin werd ook de ”Multi Medema Bijbel” van uitgeverij Medema besproken. Deze uitgave omvat onder meer vele bijbelstudies. De Bruijn schrijft daarbij: „Medema staat bekend om zijn sympathie voor de Vergadering van Gelovigen. In de bijbelstudies is hier echter niets van te merken. Ze zijn doorwrocht, objectief en evenwichtig”. In deze woorden lees ik de suggestie: Als deze bijbelstudies écht representatief zouden zijn voor de Vergadering van Gelovigen, zouden ze subjectief zijn, niet evenwichtig… etc. Deze opmerking zegt mij in ieder geval meer over de vooringenomenheid van De Bruijn dan over de opvattingen die binnen de Vergadering leven. Het negatieve oordeel dat eruit spreekt is onnodig, doet in dit verband totaal niet terzake en wordt ook niet met argumenten of bewijzen gestaafd. Laten we de -door De Bruijn in het artikel eveneens aangehaalde- inwoners van Berea navolgen (Handelingen 17:11), die éérst „het woord ontvingen met alle toegenegenheid” en pas daarna tot een oordeel kwamen.
Siebe Hendriksen
Brinkerweg 26a
8166 GE Ernst
Onze redacteur heeft met de opmerking willen aangeven dat de bijbelstudies geen propagandamateriaal voor de Vergadering van Gelovigen zijn. Verder dat ze objectief zijn waar het gaat over onderwerpen waarin de Vergadering duidelijk verschilt van reformatorische kerken, zoals de visie op de ambten.
Hoofdredactie RD
Vergissing
Hallo, hierbij wil ik reageren op het artikel over het koningshuis in de bijlage van de krant op 22 april. De in het artikel geschreven opmerkingen: „De prinsen zijn verwaand” en „Zij hoeft niet naar school” zijn niet door mij gedaan.
Dominic van Dieren
Genemuiden
Bespreking (II)
In zijn bespreking van het boek ”Verzoening, bijbelse notities bij een omstreden thema” van C. J. den Heyer spreekt prof. dr. C. Graaf land over een gemiste kans, omdat met behulp van het historisch-wetenschappelijk onderzoek men iets had kunnen laten zien „van het sprankelende en inderdaad veelkleurig getuigenis van de Schrift aangaande de verzoening in en door Jezus Christus”.
Het dogma van de kerk hoeft dan niet opzij te worden gezet, maar het zou een bijbelse invulling en concretisering hebben gekregen. „En daarom zijn we inderdaad hard verlegen. Want met dode dogma’s is de kerk niet gediend, nu meer dan ooit niet”, aldus professor Graafland.
Als eenvoudig bijbel- en krantenlezer vraag je je dan wel af: Is dat waar? Zitten we hard verlegen om de hulp van het historisch-wetenschappelijk onderzoek? Heeft bijvoorbeeld de bijbels-gereformeerde dogmatiek écht een nadere bijbelse invulling en concretisering nodig en is er anders sprake van een dood dogma? Of wijst de schrijver van het artikel het boek van prof. dr. Den Heyer wel af, maar is er tegelijk bij hemzelf sprake van een enigermate afdrijven van de gereformeerde leer over de verzoening zoals die bijvoorbeeld gestalte krijgt in het derde boek van de ”Institutie” van Calvijn, dat handelt over de verlossing? Of zoals die bijvoorbeeld verwoord wordt in de ”Beknopte gereformeerde dogmatiek” van Van Genderen en Velema?
Zou het voor professor Den Heyer en iedereen niet veel beter zijn heel de nonsens en de rommel van de (literair-)historische schriftkritiek maar als overbodige ballast overboord te werpen? Immers, juist door de verzoening door voldoening door Christus zijn duizenden ja miljoenen levens radicaal veranderd en voor eeuwig gered, de eeuwen door!
G. Everts
Marie Curielaan 18
8271 CX IJsselmuiden
IZB
Steeds weer schrik je van de meningen die de IZB erop na schijnt te houden. Enkele maanden geleden vroeg een vooraanstaand lid van het bestuur van de IZB in de synode begrip van hervormd-gereformeerde zijde wanneer de kerk andere samenlevingsverbanden tegenkomt dan het huwelijk. „Dan moet de kerk geen nee zeggen”, zo zei hij. Verbijsterend, zulke uitspraken. Nu konden we in het RD van zaterdag 19 april lezen dat een vrouwelijk bestuurslid afscheid nam van de IZB omdat ze predikant in een gemeente wordt.
Ze was ruim vier jaar hoofd toerusting en vorming van de IZB Uit de afscheidstoespraak van de voorzitter blijkt dat men er blijkbaar weinig moeite mee heeft. Wel dat ze vertrekt, maar niet dat ze predikant wordt. Uit de gehele koers van de IZB blijkt dat ze totaal vervreemdt van de hervormdgereformeerde traditie, en wat erger is, van de Schrift zelf. Maar ondertussen wel hervormd-gereformeerde gemeenten toe willen rusten en vormen.
Het is te vrezen dat de IZB meer bezig is de kerk naar de wereld te trekken dan de wereld naar de kerk.
A. den Breejen
Parallelweg 71
3371 GC Hardinxveld-Giessendam
Den Heyer
Professor Den Heyer heeft een (joods!) boekje geschreven over de verzoening. Het Nieuwe Testament is volgens hem veelkeurig wat betreft Christus. De schrijver neemt alleen de gedeelten serieus waarin Christus wordt getekend als het grote voorbeeld. Het verzoenend werk van Christus is achterhaald. Jezus is niet meer dan een vrome jood, een inspirerend voorbeeld.
Die visie is gelijk aan die van het hedendaagse (orthodoxe) jodendom. Ook zij zien Jezus als een inspirerend voorbeeld. Het orthodoxe jodendom is een voortzetting van het farizeïsme. Men ziet Jezus als een zeer vrome jood. Teksten in het Nieuwe Testament waarbij Jezus in conflict is met de leer van de Farizeën, zijn door de vroege gemeente, die steeds onsympathieker werd tegen het jodendom, verzonnen. Jezus stond pal achter de leer van de Farizeeën. Uiteindelijk is Jezus niet veroordeeld door Zijn geestverwanten, de Farizeeën, maar door de lichtzinnige wetsovertreders, de Sadduceeën. Dat door Jezus’ kruisdood de verzoening tot stand is gebracht, is een opvatting van de vroege paulinische gemeente. Jezus is in Zijn torahgerichte wandel niet meer dan een zeer inspirerend voorbeeld.
Om het kort te sluiten, zowel in de hervormde als in de gereformeerde kerk organiseert men leerhuizen. In deze leerhuizen is men op zoek naar de joodse wortels van het christendom. In deze leerhuizen wordt het hart (de verzoening) uit de Schrift gesneden. Jezus wordt gereduceerd tot een vrome jood. Het plaatsvervangend lijden is verzonnen door de vroege gemeente. Zo ontstaat een joods-humanistische lezing van het Nieuwe Testament, waarbij de mens van nature goed is en dus beslist geen Zaligmaker nodig heeft. Gedeelten die spreken van het plaatsvervangende lijden, zijn verzonnen door de vroege gemeente. Christus is binnen dit theologisch kader niet meer dan een inspirerend voorbeeld. Jood en heiden zijn in dezen helaas niet één in Christus, maar tegen Christus.
Hans Reinders
Vogelsant 25
8303 ZN Emmeloord
Zorgopleidingen
In het RD vrijdag 18 april geeft de heer Bouw onjuiste informatie over „gecompliceerde verpleegsituaties” en de bevoegdheden van begeleiders en verpleegkundigen.
Er kan niet over een gecompliceerde verpleegsituatie worden gesproken als het gaat over het geven van medicijnen en/of sondevoeding. Deze taken mogen dan ook door verzorgenden worden uitgevoerd en door begeleiders die hiervoor geautoriseerd zijn, zoals de heer Hoekman dan ook terecht opmerkte. Tevens wil ik hierbij ook naar de BIG-wet verwijzen. Naar aanleiding van de voorbeelden die de heer Bouw noemt -waarmee hij dus een „gecompliceerde verpleegsituatie” wil illustreren- wil ik ook nog opmerken dat onder een gecompliceerde verpleegsituatie méér wordt verstaan dan de aard en de veelheid van verpleegkundige handelingen.
Wat de verpleegkundige bevoegdheid betreft zou ik nog aan willen geven dat een verpleegkundige géén beslissing mag nemen over het (al dan niet) opnemen van een zieke bewoner „met acute koorts”. Dit soort beslissingen is voorbehouden aan de arts. Wel zal het zo zijn -zéker binnen de zwakzinnigenzorg- dat de arts de mening van de verpleegkundige hierin meeneemt omdat hij/zij de bewoner tenslotte het beste kent.
De heer Bouw spreekt verder nog over een acuut probleem als verscheidene hoger opgeleiden hun baan zouden opzeggen. Inderdaad, een instelling staat of valt met het al dan niet geven van kwalitatief goede zorg. We moeten laten zien dat de identiteit (als instelling) onlosmakelijk is verbonden met het geven van kwalitatief hoogstaande zorg!
N. de Vries
Essenberg 8
3905 ML Veenendaal
Piramide (FV)
In het RD van 23 april schrijft A. van ’t Hof dat hij niet meedoet aan een piramidespel uit hebzucht, maar uit nieuwsgierigheid. Dat leverde hem een fors rendement op. Hij vraagt zich af of hij dat geld daarmee van iemand gestolen heeft. Tevens wil hij weten of hij het door gokken heeft verkregen. Hij geeft zelf twee keer het antwoord: Nee, volgens mij niet… Mijn antwoord is twee keer: Ja, volgens mij wel.
Want zoals de schrijver zelf al aangeeft, komt dat geld van nieuwe inleggers. En die krijgen hun geld ook weer van nieuwe inleggers. Totdat de nieuwe inleggers op zijn. Dan kunnen de laatste inleggers fluiten naar de centen. Daarmee steel je dus indirect van deze laatste, zeer grote groep. Daarom is dit ook een vorm van gokken; je weet immers niet of je bij de laatste inleggers hoort? Je weet dus ook niet of je je geld terugkrijgt.
Het is vrij naïef om dit systeem te vergelijken met het „banksysteem”, waarbij de één rente betaalt voor een lening en de ander rente ontvangt op zijn spaarrekening. Immers, de ‘leners’ weten dat ze betalen voor een lening in de vorm van rente. Maar spelers in een piramidespel weten nooit of ze hun geld ooit terugzien, hoe mooi het ook wordt voorgespiegeld. Bovendien worden deze spelers vaak bedrogen, als zou het om beleggen gaan. Bij het afsluiten van een lening kun je niet spreken van misleiding: je betaalt gewoon rente, klaar!
Verder schrijft Van ’t Hof dat hij het ‘verdiende’ geld aan goede doelen heeft gegeven. Van ’t Hof spreekt de hoop uit dat andere spelers in het spel dat ook doen. Een optimistische verwachting, lijkt me, maar goed, stel dat het zo is. Stel dat iedereen die meedoet, het behaalde rendement schenkt aan goede doelen. Dan gaat het goed totdat het spel ineenstort. En dan zijn heel veel mensen hun spaargeld kwijt. Ze kunnen dan helemaal niets meer aan goede doelen geven, terwijl ze wel een deel van hun spaargeld aan deze doelen hadden kunnen besteden als ze het gewoon op de bank hadden gezet. En zo lopen de goede doelen waarschijnlijk meer geld mis dan ze normaal hadden kunnen krijgen. Ik schrijf dit niet om Van ’t Hofs denkwijze af te kraken, maar omdat ik het zeer verontrustend vind dat met zulke kortzichtige argumenten het meespelen aan een piramidespel gerechtvaardigd wordt. Het doel heiligt niet alle middelen!
M. Kortleven
Allegro 91
2925 BB Krimpen aan den IJssel
Piramidespel (V)
In antwoord op al die schrijvers die reageerden op de piramidespelen, zou ik willen vragen: Weet u waar u over schreef? Heeft u echt verstand van de zaak waar het over gaat?
U schrijft over het piramidespel, maar in feite bedoelt u Arie Stok. Die naam noemt u niet, want u weet niet hoe de zaak in elkaar zit. U stapt zonder moeite over van de piramidespelen op de refo’s die meedoen met Arie Stok, wiens doelstelling u niet kent. Maar het is refo’s eigen om te menen te kunnen oordelen en veroordelen en daarbij met teksten rond te schoppen, zonder te weten in welk doel ze moeten trappen. Dienen wij de mammon, vraagt u? Ik zeg u: Ja! Al heeft u dat waarschijnlijk niet in de gaten. Heeft u niet uw centjes op de bank (de mammon?) en het maakt niet uit of dit een plus- of een min-rekening is, van deze centjes, of de rente die u betaalt, wordt van alles gefincancierd. Hypotheken, auto’s, voetbal, sponsoring van belachelijke evenementen, abortus, euthanasie, noem maar op. U heeft toch afgelopen zondag ook de wet gehoord, of zelfs laten lezen? Komt daar niet in voor: „Gij zult geen valse getuigenis…”? Dacht u dat u daar wel onderuit kon komen, door domweg zonder kennis van zaken iets of iemand te veroordelen? Als u over iets of iemand wilt oordelen, roep er dan geen eigen handlangers bij, die met een vroom gezicht met je meepraten, maar spreek met je tegenstander onder vier ogen en hij zal je de waarheid zeggen.
Als u het een en ander niet hebt ondernomen, is al uw geschrijf als een deur in het ziekenhuis. Aan de ene kant staat ”Verboden te roken”, terwijl aan de andere kant abortus wordt gepleegd.
F. van Laere
Watermolenweg 19
Wil XN Bovenkarspel
Lezing
Wel een aanpak voor een gewoon mensenkind om tegen een professor in te gaan. In zeker opzicht zelfs waaghalzerij. Toch doen we ’t, gelezen de krant van 21 april. De lezing ”Christen in Technopolis” van prof. dr. ir. Blaauwendraad, voor de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs, baart ons grote zorg. Anderen echter viel de mond open en in koor klonk één reactie: Verrassend! Dit merkte de professor, en als bekwaam pedagoog ging hij door met verbreding, zonder verdieping helaas. Hij wendde de steven en protesteerde tegen de grauwheid in levensopenbaring, en dat vooral door verkeerde prediking. Hij verwierp regelgeving, Statenvertaling en pleitte, als eerste, voor nieuwe bijbelvertaling, mits kerkelijke verdeeldheid daardoor niet groter werd; dan was hij weer de eerste die zeggen zou: Stop!
O, die gereformeerde gezindte! Ook hierbij nog als saus, rechtvaardiging en heiliging, en niet omgedraaid (!), waarvan hij op voorhand doodsbang (een lelijke term) is. Levende getuigen van Christus worden gemist. Vertel ons, wie zijn dat? Nee, niet uit een boekje, maar uit eigen leven. Velen worden geslingerd en komen met bange vragen, waarop overigens geen recht antwoord.
Daarom, Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke Gave, én in die van het vleesgeworden Woord én in die van het geschreven Woord. Oud? Ja, maar niet om het oud zijn, maar om het beproefd zijn.
De professor had het over technopolis, waarvan nader de communicatiemediatechniek met haar polis (dit is wat daar omheen ligt). Sinds Internet is het tv-medium ook in onze kringen gelegaliseerd.
Het geheel van de vergadering werd gedragen door de jaarrede van de VGS-voorzitter, die sprak over: „Gods werk en ons werk”. Dit kan niet anders zijn dan de volkomen verlossing uit onze zondestaat door God drieënig, afgedrukt in onze kinderen krachtens het verbond der genade, toegepast door de Heilige Geest. Daarvoor geldt: Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al déze dingen (die ook de heidenen zoeken) zullen u toegeworpen worden. Dat is bewezen in de praktijk der godzaligheid, mét regelgeving door Woord en Geest.
C. Burggraaf
Jan Steenlaan 11
2821 VA Stolwijk
Spreuken 31
Het is mijns inziens een hardnekkig misverstand dat de deugdelijke huisvrouw (herhaal: huisvrouw) uit Spreuken 31 een openbare, maatschappelijke positie zou hebben gehad (zie onder andere commentaar RD 23 april). Men zegt wel: „Zij zou handel drijven met ,het buitenland en daartoe de directie voeren over een scheepvaartkantoor”.
Bestudering van dit bijbelhoofdstuk, onder andere met behulp van de kanttekeningen, leert dat zij voor de vele werkzaamheden die zij deed nauwelijks de deur uit ging en daar ook geen tijd voor kon hebben; hooguit soms naar de akker en de markt. Er wordt slechts bij vergelijking gezegd dat „zij is als (Engelse vertaling „like”, niet „as”) de schepen van een koopman”. Wat haar eigen grond niet oplevert, doet zij „van verre komen”, niet door eigen schepen maar door die van de kooplieden, om te ruilen (Matthew Henry). „Haar koophandel” betekent niet: haar handeldrijven (Engels „trade” of „business”) maar haar koopwaar, dus „merchandize”, zoals de King James Version het heeft. De Hebreeuwse grondtekst leert ongetwijfeld niet anders. Uit Henry’s hele verklaring van dit hoofdstuk blijkt niets van zoiets als een handelsonderneming of werkzaamheden buiten het gezinsverband. Dat is een uitleg op de klank af. Voor een eventueel andere verklaring van onder ons bekende uitleggers houd ik me aanbevolen.
A. de Gruijter
Jhr. Van der Weistraat 26
2751 AJ Moerkapelle
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 5 mei 1997
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van maandag 5 mei 1997
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's