Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Het hoofd der Hollandse poëten”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het hoofd der Hollandse poëten”

Literatuur van P. C. Hooft verdient meer te zijn dan een monument

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 21 mei is het 350 jaar geleden dat de grote zeventiende-eeuwse dichter Pieter Cornelisz. Hooft overleed. Hij stierf niet op het vertrouwde Muiderslot, waar hij zo veel jaren met zijn gezin had gewoond en waar hij zomers zo vaak de kunstzinnige vrienden en vriendinnen gastvrij had ontvangen. Hij was, ondanks zijn zwakke lichamelijke conditie, naar Den Haag gereisd om daar op 10 mei de uitvaartplechtigheid van stadhouder Frederik Hendrik bij te wonen. Daarbij wilde hij beslist niet ontbreken.

Kort na de begrafenis van de prins werd Hooft ernstig ziek: buikloop en koorts velden hem, zo schrijft zijn biograaf Geeraerdt Brandt. Op 66-jarige leeftijd stierf de voorname drost van Muiden, die algemeen werd beschouwd als het ”hoofd der Hollandse poëten”. Zijn lichaam werd naar Amsterdam gebracht en onder grote belangstelling begraven in de Nieuwe Kerk in de grafkelder van zijn vader.

Het is duidelijk: Hooft werd door zijn tijdgenoten gezien als een van de allergrootsten. Maar de vraag kan worden gesteld of zijn werk nu meer is dan een monument. Anders gezegd: kunnen zijn gedichten, toneelstukken en prozawerken ons ook nu nog boeien, levend in een wereld die in veel opzichten een totaal andere is?

Ik ben ervan overtuigd dat dit het geval is. De thema’s die Hooft in zijn werk aan de orde stelt, en de wijze waarop hij, de fenomenale taalkunstenaar, dit doet, zijn van alle eeuwen. Zijn werk is klassiek. Is er dan geen kloof tussen toen en nu? Ongetwijfeld, maar die is gemakkelijker te overbruggen dan vaak wordt gedacht. Er zijn onnodige obstakels die vrij gemakkelijk kunnen worden opgeruimd. Wat de taal betreft: de spelling kan worden gemoderniseerd. Daartoe zijn geslaagde pogingen ondernomen, zoals de bloemlezing ”Overvloed van vonken” uit 1981 laat zien. Het resultaat is een bundel gedichten die verrassend modern aandoet. In dit verband kan ook worden gewezen op pogingen om Hoofts liederen te laten klinken, zoals dit gedaan is door de musici van Camerata Trajectina.

Maar er is een andere kant die zwaarder weegt. De grote vraag is hoe we aankijken tegen onze culturele erfenis. Wordt onze houding bepaald door een gevoel van superioriteit? Waaróm echter zouden onze opvattingen en onze smaak superieur zijn aan die in het verleden? Het kan geen kwaad om deze hoogmoed, die nergens op te baseren is, maar die het denken van velen in onze tijd bepaalt, aan de kaak te stellen. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat we veel van ons (culturele) verleden kunnen leren. We zullen bereid moeten zijn ons ervoor open te stellen. Dan zullen we bijvoorbeeld ontdekken dat teksten uit het verleden die ogenschijnlijk duister zijn, ons op een verrassende manier aanspreken en verrijken.

Renaissance

Hooft was een veelzijdig dichter. Talrijke genres heeft hij beoerend: het minnedicht (met als hoogtepunt een vijftigtal sonnetten), het herdersspel (”Granida”), het blijspel (”Warenar”), de klassieke tragedie (”Geraert van Velsen” en ”Baeto”), het lofdicht (”De Hollandsche Groet voor Frederik Hendrik”) en ten slotte de geschiedschrijving (de ”Nederlandsche Historiën”).

Binnen dit gevarieerde geheel is toch een bepaalde grote lijn aan te wijzen die heel kenmerkend is. Enerzijds was hij de kunstenaar die openstond voor het nieuwe in zijn tijd: de invloed van de Italiaanse Renaissance. Met groot enthousiasme beoefende hij nieuwe vormen en technieken. Maar anderzijds: hij bleef zijn Hollandse achtergrond trouw. Hij slaagde erin beide op een heel persoonlijke manier te integreren: over de noordelijke ernst tintelde een uitheemse, zuidelijke gloed.

Om dit duidelijk te maken, is het nodig stil te staan bij zijn afkomst en vorming. Pieter werd in 1581 geboren als zoon van een welgestelde Amsterdamse koopman in graan en olie, die tevens een van de vier burgemeesters was. De Hoofts behoorden tot de ”rekkelijken” in de Gereformeerde Kerk. Het geestelijk klimaat waarin Pieter werd opgevoeci, kan worden getypeerd als open, verdraagzaam en tamelijk humanistisch georiënteerd. De jonge Hooft voelde zich aangetrokken tot een vriend van zijn vader, die de bezinning op en het betrachten van de deugd tot levensbeginsel had: ”Deugd verheugt”. Deze H. L. Spiegel heeft hem ongetwijfeld beïnvloed.

Zielenrust

Pieter bezocht de Latijnse school, die gevestigd was in de Agnietenkapel aan de Oudezijds Voorburgwal. Daar maakte hij kennis met het werk van grote klassieke schrijvers: Homerus, Herodotus, Cicero, Seneca en Tacitus. Via hen kwam hij in aanraking met de wereld van de klassieke mythologie en de filosofische leer van de Stoa. Dit stoïcisme gaat ervan uit dat ieder mens deel heeft aan het goddelijke, omdat hij beschikt over de rede. Als hij die maar volgt, leeft hij in harmonie met de wereld. Hij moet standvastig zijn en zich niet laten leiden door hartstochten. Ook is het verkeerd zich te hechten aan datgene wat men kan verliezen, zelfs aan vrouw en kinderen. De onafhankelijke zielenrust mag door niets verstoord worden. Hooft heeft later geprobeerd deze manier van denken te verbinden met bijbelse elementen.

Maar hiermee was de vorming van Pieter nog niet voltooid. Het werd langzamerhand de gewoonte dat zonen uit welgestelde koopmansfamilies een buitenlandse reis gingen maken. Op die manier konden ze hun blik verruimen. Waarschijnlijk wilde vader Hooft ook dat zijn zoon zich op het gebied van de handel zou bekwamen. Maar daarin vergiste hij zich. Toen Pieter via Frankrijk in Italië terecht kwam en daar steden bezocht als Florence, Venetië en Rome, werd hij door Andere dingen gefascineerd. We kunnen ons de indruk die de ontmoeting met de zuidelijke natuur en cultuur op hem gemaakt heeft, enigszins indenken, als we zelf zo’n cultuurschok hebben ervaren.

Italianen

In Italië kwam Hooft rechtstreeks in aanraking met het nieuwe levensgevoel van de Renaissance. Hij kon de schitterende kunstwerken met eigen ogen aanschouwen! Hij bezocht de uitvoeringen van herdersspelen, hij genoot van de sonnetten van Petrarca voor zijn geliefde Laura. Het is begrijpelijk dat deze reis hem diepgaand heeft beïnvloed. En toch…. toen hij na bijna drie jaar een ”rijmbrief” stuurde naar de leden van de Amsterdamse rederijkerskamer ”In liefd’ bloeyende”, bleek dat hij het werk van de Amsterdamse dichters niet lager aansloeg dan dat van de beroemde Italianen! Hij schreef:

In Hollant dimt men mee tot lof langs des Deuchts trappen
Al can ick niet van mij gelijck Italia clappen.
In Amsterdam men vint die met sijn hóóch gedicht
De duister wech, die leyt tot ware vreucht, verlicht.

Hiermee heeft de jonge Hooft zijn vaderlijke vriend Spiegel op het oog. Uiteindelijk gaat het om innerlijke kwaliteiten in de kunst, al is zij wat de vorm betreft nog zo fraai en elegant!

Volgende week vrijdag: het P. C. Hooft-congres in Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

„Het hoofd der Hollandse poëten”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's