Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Amsterdam bleef Multatuli inspireren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Amsterdam bleef Multatuli inspireren

Als twaalfjarige redde Eduard Douwes Dekker een kindermutsje uit de gracht

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 2 maart 1820 aanschouwde Eduard Douwes Dekker het eerste levenslicht. Later zou hij als Multatuli een bekend schrijver worden. Nu is in zijn geboortehuis, Korsjespoortsteeg 20 te Amsterdam, het Multatuli-museum gevestigd. Daar is momenteel een expositie te zien over hem en Amsterdam, de stad die hij soms hartgrondig misprees, maar die hem altijd weer trok.

Wegens ruimtegebrek woonde de familie van Engel Douwes Dekker er niet lang. Hij, zijn vrouw en de vier kinderen beschikten slechts over de zolder, want de kelder werd bewoond door een sjouwerman, terwijl twee verdiepingen waren verhuurd aan een naaister. Later vestigde het gezin zich respectievelijk aan de Binnen Brouwerstraat nr. 5 en de Haarlemmerdijk nr. 28. Eduard schreef in 1845 aan zijn vrouw Tine: „Ik schaam mij nog het te zeggen, dat ik een burgerjongen ben, die op den Haarlemmerdijk woonde”.

Van 1832 tot 1835 was Eduard leerling van de Latijnse school aan het Singel. Hij was een schrandere jongen, maar behaalde op den duur slechte cijfers. In april 1835 vond zijn vader het welletjes en bezorgde, hem een baantje: jongste bediende bij de firma Ouwetyd & Kopperlith op de Keizersgracht. Eduard werd ontslagen na het stelen van één rijksdaalder. Hiermee kon hij bij zijn vriend namelijk een biljartschuld aflossen!

Max Havelaar

Eduard stond steeds voor ieder klaar. Op twaalfjarige leeftijd hielp hij eens twee joodse kinderen bij de Hogesluis. Door de wind raakte het mutsje van een jongetje in de gracht. Eduard sprong in het water en viste de muts op. Toeschouwers hielpen hem eruit. Weliswaar hield de ‘redder’ geschaafde handen en gescheurde kleren aan het avontuur over, maar dat twintig tot dertig mensen, meest joden, hem hartelijk toejuichten, bleef een van de mooiste herinneringen uit zijn leven.

Hierna was de textielhandelaar A. van de Velde zijn patroon. Het werk viel tegen. Vandaar dat Engel Douwes Dekker zijn zoons Eduard en Jan meenam naar Oost-Indië, waar Eduard snel carrière maakte. Uiteindelijk speelde het gevoel voor onrecht hem ook hier parten en nam hij ontslag. Terug in Europa zette Eduard in korte tijd zijn be- kende verhaal ”Max Havelaar of de koffy-veilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij” op papier en werd daarmee zeer beroemd. Zijn pseudoniem was Multatuli: veel heb ik geleden. De bedoeling van de roman was een betere positie voor de inlanders én eerherstel voor zichzelf.

Met zijn broer Jan had Eduard een prima relatie. Jan steunde hem ook financieel. Op 13 november 1859 verzond déze Douwes Dekker het manuscript van de ”Max Havelaar” van Eduard via een relatie naar de bekende auteur Jacob van Lennep. Diens oordeel werd gevraagd. Hij bleek onder de indruk. Van Lennep sprak in zijn deftige woning aan de Keizersgracht met Douwes Dekker en zorgde ervoor dat Joost de Ruyter het boek drukte. Toch was de schrijver ontevreontevreden over De Ruyter: „Ik heb marktschreeuwery nodig, en de R. is geen marktschreeuwer”. Multatuli schreef diverse boeken, toneelstukken en de bekende bundels ”Ideeën”. Meestal zocht hij een uitgeverij in de hoofdstad. Zodoende kwam hij in contact met George Lodewijk Funke (1836-1885), die voor hem een prima uitgever en vriend werd.

Vuil water

De stadsgrachten, nu belangrijke toeristische trekpleisters, waren in de ogen van Multatuli onpraktisch en lelijk. Als hij daartoe de macht zou krijgen, moesten er plannen uitgevoerd worden om de grachtengordel te dempen. Zo kon Amsterdam „een der schoonste hoofdsteden van Europa” worden! Gelukkig werden zijn voorstellen niet overgenomen.

Regelmatig bestookte de auteur het stadsbestuur met kritiek: „Ik verklaar, nergens zulke totale absentie van plichtsbesef, nergens zo’n walglyke onbekwaamheid te hebben aangetroffen, als by ’t bestuur der stad Amsterdam”. En: „Gylieden ademt dampen in van vuil water… het ziet zwart… Als er verband is tussen helderheid van water, en liefde -wat ik niet ontken: al het schone is verwant- dan ben ik zo vry een evenredig verband te zoeken tussen modder en hatelykheid. Gylieden vat dit verband niet: gebrek aan schoonheidsgevoel”.

In Artis kwam Multatuli graag; hij zag in de dierenwereld veel van de mensenwereld weerspiegeld. In zijn Idee 213 noteerde hij ironisch: „’t Is zonderling dat zoveel mensen zich verstouten kinderen te hebben. In Artis ken ik een oppasser die weet om te gaan met tygers. Een ander is geschikt voor de vogels. Ook de kunstmatige visteelt heeft z’n specialiteiten. Maar kinderen houdt ieder”.

Op de Beurs deed Multatuli inspiratie op voor enkele passages van de ”Max Havelaar”. Waarschijnlijk ook voor. de figuur van Batavus Droogstoppel, de „koffyhandelaar” van de Lauriergracht nr. 37.

Gecremeerd

In de Salon des Variétés aan de Nes gaf Multatuli in december 1865 een oorvijg aan „eenige heren, die zich voor twee stuivers entree ’t regt aanmatigden zeer verdienstelijke artisten te beschempen”. In een advertentie pleitte Douwes Dekker zich vrij en zei het grootste recht te hebben om zo op te treden. De rechter oordeelde daar echter anders over.

Gedurende lange periodes woonde Multatuli in het buitenland. Regelmatig keerde hij naar Amsterdam terug en logeerde dan bijvoorbeeld in het Poolsch Koffyhuis aan de Kalverstraat, eigendom van zijn vriend Hermanns Mijnhardt.

In de jaren 1852-1855 kwam Douwes Dekker met ziekteverlof terug. Zijn zoon Edu (1854-1930) werd geboren in een pension aan het Singel;, in 1862 huurde de auteur de verdieping boven bakker Knobel in de Kalverstraat. In het voorjaar van 1864 verbleef Multatuli in het ”Bijbelhotel” aan de Warmoesstraat en was daar lovend over. Volgens de eigenaar verteerde hij er te weinig, zodat hij het hotel diende te verlaten.

Zijn levensavond bracht de auteur door in het Duitse Nieder-Ingelheim aan de Rijn. Na de dood van zijn eerste vrouw Tine, Everdina Huberta baronesse van Wijnbergen (1819-1874), hertrouwde Douwes Dekker met Mimi Hamminck Schepel (1839-1930). In 1887 stierf hij aan een hartstilstand. Hij was de eerste Nederlander die werd gecremeerd. Helaas had de christelijke godsdienst voor hem afgedaan!

Op 16 mei 1987 onthulde koningin Beatrix in Amsterdam een standbeeld van de schrijver aan het Singel. Zijn romanfiguren Woutertje Pieterse en Femke kregen een beeldje op de Noordermarkt. Multatuli’s werk wordt nog steeds gelezen en zijn naam is verbonden aan een genootschap, een encyclopedie, een tijdschrift en het Multatuli-museum.

De tentoonstelling ”Multatuli en Amsterdam” is tot 2 maart 1998 te zien in het Multatuli-museum, Korsjespoortsteeg 20, Amsterdam. Open: di. 10.00-17.00 uur en za. 12.00-17.00 uur. De conservator van het museum, Jos van Waterschoot, stelde een literaire wandeling door de stad samen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Amsterdam bleef Multatuli inspireren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's