Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groningen is goed voor de grauwe kiekendief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groningen is goed voor de grauwe kiekendief

Groeiende roofvogelstand staat mede door vervolging en biotoopverlies nog onder druk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het Nederlandse landoppervlak leven in het broedselzoen ongeveer 100.000 roofvogels. Vergeleken met de 5 miljoen merels, 15 miljoen mensen en 90 miljoen kippen is dat een ‘handjevol’ dieren, dat de laatste decennia echter wel veel aandacht heeft gekregen. Ook in negatieve zin, getuige de honderden gevallen van vergiftiging, afschot en nestverstoring per jaar. Vooral in 1996 en de eerste maanden van dit jaar was er sprake van een forse toename van het aantal geregistreerde slachtoffers.

De laatste twintig jaar heeft het onderzoek naar broedende roofvogels in Nederland een grote vlucht genomen. Honderden vrijwilligers en tientallen professionele waarnemers zijn erbij betrokken. Hun gegevens worden centraal ingezameld door de Werkgroep Roofvogels Nederland (WRN), Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland (Sovon), Werkgroep Slechtvalk Nederland (WSN) en de Nederlandse Ringcentrale. Dat lijkt mooi, zegt veldbioloog Rob G. Bijlsma, maar toch wachten er volgens hem nog veel vragen op een antwoord. „Hoe volledig zijn de karteringen? Op welke wijze worden nesten gecontroleerd? Wanneer wordt een legsel voltallig genoemd? Hoe is het aantal jongen bepaald? Hoe wordt de vleugellengte van nestjongen gemeten?”

Voor de WRN was dat de reden om een handleiding te maken. Bijlsma, hoofdauteur van de in 1993 uitgegeven Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels, werd ook de schrijver van dit boek en spitste de inhoud toe op eenvoudig veldonderzoek met even eenvoudige hulpmiddelen. „Een verrekijker, een opschrijfboekje, een kaart en enkele meet- en weeginstrumenten volstaan. En een kleine rugzak moet voldoende zijn om alles in te pakken”.

Standaardiseren

De roofvogelexpert-Bijlsma baseert zijn kennis op ruim 25 jaar praktijkervaring- stelt uitvoerig en helder werkelijk alle facetten aan de orde die nodig zijn om het onderzoek aan roofvogels in onsland tijdens de broedperiode te standaardiseren. „Alleen op die manier kom je aan gegevens die onderling vergelijkbaar zijn en waarmee op een verantwoorde wijze valt te rekenen”.

Hij hoopt dat zijn handleiding of alle fronten in velerlei behoeften voorziet. „Het is een poging om veldwaarnemers te instrueren en daarmee te behoeden voor fouten. Ringers krijgen onderricht in het wegen, meten en seksen van de donzige nestjongen. Terreinbeheerders leren de waarde van hun grondgebied nog meer te waarderen en opsporingsambtenaren van de Algemene Inspectie Dienst en de politie krijgen een steun in de rug bij hun werk”.

De inhoud is specialistisch, maar toch leesbaar, zodat geïnteresseerde leken et ook plezier aan kunnen beleven. Je merkt dat Bijlsma met hart en ziel betrokken is bij het wel en wee van alle twaalf in Nederland broedende roofvogelsoorten. Die inzet zou best eens erkend mogen worden met de Gouden Lepelaar van Vogelbescherming.

De Werkgroep Roofvogels Nederland noemt het broedseizoen 1996 bijzonder spectaculair. Ondanks de strenge en lang aanhoudende winter begonnen de roofvogels vroeg met broeden. Door een goede prooidierstand (muizen en zaadetende zangvogels) was er sprake van goede resultaten, met name bij soorten als bruine kiekendief, havik, buizerd, sperwer en slechtvalk. Van de zeldzame zwarte wouw werd langs de Gelderse IJssel het allereerste succesvolle broedgeval gezien.

In Groningen vertienvoudigde in een paar jaar tijd de populatie grauwe kiekendieven, omdat boeren duizenden hectaren landbouwgrond uit productie hebben genomen. Ruigtekruiden die voorheen werden omgeploegd of doodgespoten, herkregen hun kans en groeiden welig. Ze vormden een aantrekkelijke voedselbron voor insecten, zangvogels en kleine zoogdieren. De sterk toegenomen stand van met name de veldmuis trok honderden uilen en roofvogels aan, waaronder de grauwe kiekendief.

Nesten markeren

Er was echter een probleem. De grauwe kiekendief foerageerde voornamelijk op de muizenrijke braakgelegde akkers, maar maakte zijn nest op de aangrenzende landbouwgronden. Tijdens de oogst van de gewassen liepen de jongen grote kans verloren te gaan. Om dit te voorkomen sloegen Groningse vogelbeschermers, boeren en grasdrogerijen de handen ineen. Vogelbeschermers zoeken nu vroeg in het broedseizoen alle nesten in de landbouwgewassen op en markeren ze. Wanneer de oogsttijd is aangebroken, maaien de werknemers van de grasdrogerij met hun grote machines voorzichtig om de gemarkeerde nesten heen. Op deze manier vloog in de open akker van de Dollardpolder en op de zware kleigrond van het Oldambt een groot aantal jongen succesvol uit.

Hoe dit verhaal zich in de toekomst verder zal ontwikkelen, is onduidelijk. De meerjarige braak heeft inmiddels z’n langste tijd gehad en heeft bijna overal plaats moeten maken voor de eenjarige variant. De gevolgen hiervan zijn ronduit ongunstig. Niet alleen voor de grauwe kiekendief maar ook voor talloze insecten, kleine zoogdieren, kwartels, patrijzen, veldleeuweriken en gele kwikstaarten.

Vervolging

De Nederlandse roofvogelpopulatie mag dan zijn toegenomen, toch kent de medaille volgens de WRN ook een keerzijde. Vorig jaar werden er meer dan ooit roofvogels vergiftigd of neergeschoten. De werkgroep stelde bij tien roofvogelsoorten vervolging vast, aldus Maria Quist, landelijk coördinator. „In totaal ging het om meer dan 250 gevallen. Buizerd en havik werden het meest als slachtoffer gemeld. Opvallend waren de drie vergiftigde rode wouwen. Zolang gifmisbruik op de huidige schaal doorgaat, is de kans op succesvolle vestiging van dit schitterende dier als broedvogel in Nederland nihil”.

Bij de vraag wie verantwoordelijk is voor de aangerichte schade, wijst de werkgroep in de richtingvan jagers, boeren en duivenmelkers. „Het probleem blijft de dode vogels te vinden, want zonder bewijs heb je een lege dop. Tussen de periode 1981 tot heden werd 23 keer proces-verbaal opmaakt wegens vervolging van roofvogels. Onder de verdachten/daders is één duivenmelker, van één is de achter- Erond onbekend, de overige 21 zijn afkomstig uit de jachtwereld”.

Stemmingmakerij

Voor de forse toename van het aantal roofvogelvervolgingen sinds 1996 heeft de WRN een verklaring. „In de loop van dat jaar werd bekend dat volgens het concept van de nieuwe Flora- en faunawet niet langer meer onbeperkt mag worden gejaagd op een aantal roofdieren zoals vossen en kraaiachtigen. Dit viel buitengewoon slecht in de jachtwereld. In toenemende mate deden berichten de ronde over de rampen die de natuur in Nederland zouden treffen wanneer de wet zou worden bekrachtigd.

Jagers, die roofvogels vooral zien als concurrent, wierpen zich op als beschermers van weidevogels en zangvogels. Het resultaat bleef niet uit. Op plaatsen waar met grote krantenkoppen melding werd gemaakt van de kwalijke invloed van roofdieren en roofvogels, werden kort daarop dode roofvogels en vossen aangetroffen”.

Volgens haar was er sprake van het bewust creëren van een vijandbeeld van roofdieren. „De beweringen worden echten op geen enkele manier met cijfers onderbouwd. Juridisch gezien blijken gerechtelijke stappen tegen deze vorm van kwalijke stemmingmakerij niet mogelijk. De werkgroep voert met andere natuurbeschermingsorganisaties overleg wat hiertegen kan worden ondernomen. In ieder geval is zonder kennis en zonder draagvlak bescherming nauwelijks mogelijk. Hopelijk levert de nieuwe handleiding, die ook fabeltjes over roofvogels ontkracht, daaraan een bijdrage”.

Vermeend nut

Henk van den Brink maakte van het veldwerk een tijdlang zijn beroep. Aan de leefwijze van roofvogels en hun nachtelijke tegenhangers, uilen, valt zo veel te beleven, dat hij er een boek over schreef ”Roofvogels en uilen in Europa” is niet bedoeld om de dieren in het veld te herkennen. Van den Brink wil de lezer vooral kennis laten maken met hun voedselkeus, de manieren waarop ze hun prooi bemachtigen („lang niet altijd spectaculair, soms zelfs een beetje saai”), nun voorkomen in relatie tot hun woonomgeving. Paarvorming, afbakening van het territorium in het voorjaar, nestbouw, het grootbrengen van de jongen, de trek en overwintering passeren de revue. Ook hij wijdt een hoofdstuk aan de beladen vernouding tussen roofvogels en de mens.

Zowel vermeende schadelijkheid als vermeend nut stelt de schrijver aan de orde. Van den Brink noemt het effect van predatie door roofvogels op de aantallen prooidieren meestal maar zeer beperkt. Ze profiteren van een muizenplaag, maar verminderen haar niet noemenswaardig. „Roofvogels zijn net zo min ‘nuttig’ als ‘schadelijk’. Die menselijke begrippen zijn op de natuur simpelweg niet van toepassing. Roofvogels maken deel uit van een complex van levensvormen, die allerlei onderlinge relaties vertonen. Hun eetgedrag is een van de vele op elkaar inwerkende mechanismen. Roofvogels spelen gewoon hun rol. Ze zijn niet goed of slecht, alleen maar functioneel”. Leven en laten leven dus.

Mede n.a.v. ”Handleiding Veldonderzoek Roofvogels”,door Rob G. Bijlsma; KNNV Uitgeverij, Utrecht, 1997i ISBN 905011967; 160 bk.; ƒ32,50!

”Roofvogels en uilen in Europa”, door Henk van den Brink; uitg. Rebo Productions, Lisse, 1997; ISBN 9036611490; 144 blz.; ƒ 24,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Groningen is goed voor de grauwe kiekendief

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's