Colombianen massaal op drift
Stille volksverhuizing vanwege terreur van guerrilla en regeringsleger
BOGOTÁ - Bijna tweehonderdduizend mensen hebben vorig jaar in Colombia huis en haard in de Steek gelaten om te ontsnappen aan het almaar escalerende politieke geweld. Volgens een berekening van het Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties komen er dagelijks minstens vijfhonderd ontheemden bij. De afgelopen tien jaar verlieten bijna een miljoen Colombianen hun oorspronkelijke woonplaats uit angst voor de terreur van de linkse guerrilla of die van het regeringsleger.
De volksverhuizing voltrekt zich in een gelaten stilte. Hoewel in Colombia meer mensen op de vlucht sloegen dan in Rwanda of het voormalige Zaïre, is de tragedie in het Zuid-Amerikaanse land goeddeels onopgemerkt gebleven. „Het ellendige is dat de meeste gedwongen migranten van de regen in de drup terechtkomen, omdat het politieke geweld geen enkele streek van ons land onberoerd laat”, zo verklaart Colombia’s nationale ombudsman, José Fernando Castro. Hij benadrukt dat noch de guerrilla noch de regering enig respect opbrengt voor de neutraliteit van de plattelandsbevolking.
Pascual Davila, arbeider op een bananenplantage, pakte begin deze maand zijn biezen nadat vier met knuppels en kapmessen bewapende kerels al vloekend en tierend zijn schamele huisje binnenstormden. „Wat ik precies misdaan heb, is me niet duidelijk, maar dat het slecht zou aflopen begreep ik heel goed”, zo vertelt Davila. Samen met vrouw en kinderen verliet de geschrokken plantagewerker het dorp Ríosucio in Noordwest-Colombia. Pascual Davila was niet de enige: in de weken na zijn vertrek zouden ruim vierduizend mensen Ríosucio halsoverkop verlaten als gevolg van de komst van paramilitaire gevechtseenheden die speuren naar guerrillastrijders en hun -vaak vermeende- sympathisanten.
Rivier
Daar het door oerwoud omringde Ríosucio niet over land bereikbaar is, vluchtten de inwoners via de in dit jaargetijde woest stromende rivier. De geïmproviseerde en haastig gebouwde vaartuigen waarmee zij zich met gevaar voor eigen leven in het water waagden, getuigden van de accute angst waarin de vluchtelingen leefden. Lang niet alle vlotten en uitgeholde boomstammen zijn aangekomen, maar hoeveel mensen verdronken, is niet bekend.
De exodus reduceerde Riosucio tot een spookstadje, net zoals eerder gebeurde met talrijke andere dorpen en nederzettingen in ”Colombia’s ‘Wilde Westen’. Volgens een onderzoek, verricht in opdracht van het toonaangevende dagblad El Tiempo, sloeg 29 procent van de ontheemden op de vlucht voor de terreur van de linkse guerrilla, terwijl 35 procent week voor het geweld van de door het leger opgezette en uitgeruste paramilitaire bendes. Een op de zeven vluchtelingen zei weg te zijn gestuurd door het leger, dat met de systematische ontvolking van gevechtszones de guerrilla hoopt te kunnen beroven van schuilplaatsen en voedsel.
Doodseskaders
Gewapende confrontaties tussen guerrilla en leger zijn evenwel zeldzaam. Beide partijen leveren alleen indirect slag met elkaar. De guerrilla ontvoert en vermoordt notabele burgers die zij ervan verdenkt regeringsgezind te zijn, terwijl het leger voor het elimineren van „revolutionairen” steevast een beroep doet op doodseskaders en andere paramilitaire groepen.
„De generaals kijken er wel voor uit om zelf hun handen te bevuilen en laten de minder plezierige werkjes opknappen door privé-legertjes”, zo weet de in januari buiten dienst gestelde kolonel Carlos Alfonso Velasquez, wiens militaire loopbaan vroegtijdig ten einde kwam nadat hij, gedreven door verontwaardiging en schaamte, een boekje open had gedaan over de nauwe banden tussen de landmacht en rechtse terreurgroepen.
Het afgelopen jaar kostte het politieke geweld in Colombia’s noordwesthoek aan zeker tweeduizend mensen het leven. Slechts 5 procent van de slachtoffers was zelf gewapend. Hoewel de verschillende guerrilla-groeperingen verklaren te strijden voor sociale rechtvaardigheid, heeft de stille oorlog in Colombia weinig meer met ideologie van doen.
De recente escalatie van de gevechten in de provincie Antioquia vindt haar oorsprong in de pogingen van paramihtaire bendes om greep te krijgen op de lucratieve bananencultuur rond de Golf van Uraba. Plantagehouders droegen van oudsher een percentage van hun winsten af aan de guerrilla, in ruil voor bescherming en arbeidsrust. De problemen begonnen toen het leger anderhalf jaar geleden op verzoek van de paramilitaire bendes ingreep en de guerrilla’s uit het gebied verjoeg. Sindsdien gaat er in Antioquia geen dag voorbij zonder bom- en moordaanslagen, waarvan meestal apolitieke pantagewerkers het slachtoffer zijn.
Tentenkampen
Tienduizenden mensen die voor deze terreur op de vlucht sloegen, kwamen terecht in het onooglijke havenstadje Turbo, dat inmiddels omgeven is door uitgestrekte tentenkampen. „We zijn opgelucht veilig en wel hier in Turbo te zijn aangekomen, maar kunnen waarschijnlijk niet lang blijven. De toestanden in het kamp zijn vreselijk. Er is amper water en ook voedsel en medicijnen ontbreken”, zo vertelt Carmencita, die met zes kinderen uit Ríosucio vluchtte nadat haar echtgenoot om het leven kwam bij een bomaanslag op het kantoor van de plantage waar hij werkte.
Net als de meeste vluchtelingen zal Carmencita proberen een grotere stad te bereiken, in de hoop daar werk te vinden. Het liefst zouden de vluchtelingen natuurlijk huiswaarts keren, maar de regering is niet bij machte hun zelfs maar minimale bescherming te bieden. Ongeveer eenderde deel van Colombia is niemandsland, waar guerrilla, leger en doodseskaders regelmatig slaags raken.
De erosie van het regeringsgezag draagt ertoe bij dat de guerrilla’s op lokaal bestuursniveau steeds meer invloed krijgen. Volgens een uitgelekt document van de militaire inlichtingendienst staan 138 van de 1059 burgemeesters in Colombia reeds onder controle van de volkslegers, terwijl 462 burgemeesters in vergaande mate rekening houden met de verlangens en noden van de guerrilla’s.
„Bijna de helft van de burgemeesters spekt de terroristen met gemeentegelden en helpt hen actief bij het ontwijken van militaire patrouilles”, zo constateert een in het weekblad Semana aangehaalde officier van de landmachtstaf. Verwijzend naar de lokale verkiezingen, die voor oktober aanstaande op de agerida staan, liet Colombia’s oudste en grootste guerrillabeweging. Fare, weten desnoods met geweld de kandidaturen te zullen blokkeren van haar minder welgezinde politici. De Fare heeft volgens westerse militaire experts ongeveer achttienduizend mensen onder de wapenen en heeft bijna 15 procent van Colombia’s grondgebied onder controle.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1997
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1997
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's