Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lofzang gaande houden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lofzang gaande houden

Jan van den Driest en Dick van Luttikhuizen over de koorwereld

12 minuten leestijd

Dirigenten spelen een cruciale rol in het reilen en zeilen van zangverenigingen. Jan van den Driest en Dick van Luttikhuizen spreken uit ervaring. Voorzichtig analyseren ze de christelijke koorwereld. Er wordt gerommeld. Kreupelrijmpjes wekken ergernis. Cd’s komen soms te snel op de markt. Daar staan goede momenten tegenover: „Wanneer je met elkaar beleeft dat de Heere het waard is om groot gemaakt te worden”.

Psalm 92 vers 2 bevat voor Jan van den Driest dé opdracht voor iedere musicus en dirigent: „Laat alom musiceren met stem en Instrument. Maakt wijd en zijd bekend de grote Naam des Heeren. Frits Mehrtens zei altijd: „Houdt de lofzang gaande”. Dat Is de basis voor een christelijk koor”.

Van Luttikhuizen: „Wijd Hem uw kunst, zou Ik willen aanvullen, ledere keer, tijdens de repetities en na een uitvoering, moeten koorleden en dirigent zich afvragen waar ze mee bezig zijn. Het Is een voortdurende persoonlijke bezinning”.

Van den Driest: „Het Is mijn ervaring dat mensen uit overtuiging voor een christelijk koor kiezen. Bij mijn afscheid van het Interkerkelijk koor NIeuwpoort-Langerak kreeg Ik van ieder koorlid een vel met herinneringen. Regelmatig kom Ik daarin tegen dat koorleden elkaar In het geloof ontmoeten en dat uiten In het zingen van een lied”.

Van Luttikhuizen: „Wanneer we een werk hebben afgerond, wijs Ik nóg eens op de tekst. Dat vindt weerklank. Het zijn vaak goede momenten. Wat is de Heere het waard om groot gemaakt te worden”.

Van den Driest: „God zal er zelf voor zorgen dat Zijn lof wordt bezongen. Daarom hebben christelijke koren toekomst. Wat mij opvalt. Is dat de stap van een jongerenkoor naar een gemengd koor voor veel jongeren groot Is. Met name vanwege de tegenstelling in het repertoire”.

Oubollig instituut

Van Luttikhuizen: „Wanneer je In de liedkeuze aansluiting bij de jeugd probeert te zoeken. Is de stap minder groot. Veel jongeren hikken wel tegen de wat stijve en gedateerde koorkleding aan. Ze beoordelen een gemengd koor als een wat oubollig instituut. Ik merk regelmatig dat jongeren nadat ze van een jongerenkoor zijn afgegaan, stoppen met zingen. In die zin is het jammer dat jongerenkoren een aparte cultuur zijn geworden. Het Is te betreuren dat de jeugd nauwelijks ouderen opzoekt om samen te zingen. Contacten tussen oud en jong zijn verrijkend. Wanneer jongeren eenmaal de stap naar een gemengd koor hebben gemaakt, stellen ze hun oordeel bij. Veel jongens maken overigens wél de stap naar een mannenkoor”.

Van den Driest: „Mannenkoren hebben een heel eigen milieu. Mannen gaan opener met elkaar om”.

Van Luttikhuizen: „Een belangrijke functie van het samen musiceren is het kweken van een saamhorigheidsgevoel. Bij een mannenkoor ervaar ik dat sterker: Het samen doen. Het samen optrekken. Er heerst een werksfeer De opkomst Is beter Bij een gemengd koor speelt het verenigingsaspect sterker een rol”.

Verenigingsaspect

Komt dat doordat een gemengde zangvereniging vaak onderdeel van de kericke gemeente is?

Van den Driest: „Ik zie dat anders. Een kerkkoor werkt onder andere mee aan kerkdiensten. De lltugische betekenis van zo’n groep zangers kun je niet vergelijken met de concertpraktijk van een Interkerkelijk koor”.

Van Luttikhuizen: „De koren In de gereformeerde gezindte, waar Ik mee te maken heb, zingen niet tijdens de kerkdienst. Het zijn zangverenigingen, waarbij de nadruk op het verenigingsaspect ligt, zoals dat ook bij een vrouwen- en een jeugdvereniging het geval is. Zingen geeft een onderlinge band”.

Hoe verhouden zich het verenigingsaspect en het werken aan kwaliteit tot elkaar?

Van Luttikhuizen: „Deze zaken strijden niet met elkaar wanneer een dirigent zich bewust Is van zijn taak. Voor mij ligt het accent op het zingen vanuit het Woord. De kwaliteit behoeft daar niet onder te lijden. De dienst van de Heere vraagt om niveau. Ik zal een koor daarop aanspreken”.

Van dèn Driest: „Als dirigent draag je een tweezijdige verantwoordelijkheid, die voor mij altijd zwaar heeft gewogen. Ten eerste draag je zorg voor de muzikale prestatie en ten tweede voor de Inhoud van de gezongen teksten. Koorleden willen daar hun elgen geloofsbeleving In herkennen en die tijdens concerten en kerkdiensten uitdragen.

De tekst is uiterst belangrijk. Ik erger me vaak aan de kreupelrijmpjes -met de meest gekke zinswendingen en woorden die soms nergens op slaan- die tegenwoordig gemaakt worden. In de opwekkingsbundels kom ik goede en slechte teksten tegen. De laatste bestaan voornamelijk uit een aaneenrijging van woorden. Dan zijn er nog de arrangeurs die zelf een Nederlandse tekst In elkaar flansen. Soms loop ik gillend weg, zo verschrikkelijk slecht kan dat zijn”.

Retour afzender

Van Luttikhuizen: „Ik denk dat het probleem In het koorrepertoire zit. Er wordt gerommeld”.

Van den Driest: „Dat vind Ik nog netjes uitgedrukt. Zeg maar gerust: gerotzooid!”

Is dat een blamage voor de koorwereld?

Van Luttikhuizen: „Het Is teleurstellend dat bij sommige koren het niveau geen rol lijkt te spelen. Ik denk dat dit ook met de opleiding van de dirigenten te maken heeft. Mensen die goed dirigeren, gaan te snel arrangeren. Ten/vijl harmoniseren bekwaamheid vraagt. Er wordt in dit opzicht te vrijblijvend gewerkt”.

Van den Driest: „Ik ben adviseur van Stichting Stencllmuzlek In Langerak. Negentig procent van de aangeboden koormuziek gaat vanwege onvoldoende kwaliteit retour afzender”.

Van Luttikhuizen: „Bij de Bond van Zangverenigingen der Gereformeerde Gemeenten liep ik, toen ik de binnenkomende muziek moest beoordelen, tegen hetzelfde aan. Soms zie je In één oogopslag dat Iemand geen enkele inhoudelijke opleiding heeft genoten. Een moeilijk probleem. Veel muziek die In een bepaalde behoefte voorziet, voldoet niet aan kwaliteitsnormen”.

Koorleden slikken die, muzikaal gezienmiddelmatige muziek?

Van den Driest: „Een dirigent heeft een zodanig overwicht op koorleden dat ze ervan uitgaan dat de aangeboden muziek goed Is. Ik stuurde ooit een bewerking van een lied terug. De maker verzocht me aan te geven waar het stuk voor verbetering vatbaar was. Een goed streven. Toen Ik de aanwijzingen retourneerde, was de reactie: Ik ga hiermee akkoord. Geef het werk maar uit!”

Minimumeis

„Wil een dirigent voor een koor gaan staan, dan is een praktijkgerichte opleiding een minimumeis. Soms zie ik iemand die een driekwartsmaat moet slaan, daar een vierkwartsmaat tegenin slaan. Voor het schrijven van arrangementen moet iemand op z’n minst harmonieleer en contrapunt gestudeerd hebben”.

Van Luttikhuizen: „Vergeet de contactuele eigenschappen niet. Dirigeren is omgaan met mensen. Je moet kennis kunnen overdragen op mensen die weinig of geen muzikale bagage hebben”.

Wordteen dirigent geboren of gemaakt?

Van den Driest: „Noch het een, noch het ander. Het gaat om samenhang. Er moet uiteraard een goed gehoor aanwezig zijn. Dat krijg je bij geboorte mee. Aangeboren muzikaliteit moet echter ontwikkeld worden. Ik herinner me nog de lessen van Adriaan C. Schuurman. Hij ging vlak voor m’n mond staan en zei: „Laat die resonans maar eens horen. Ik hoor je toch nog een beetje meegaan”, was zijn reactie. Schuurman was daar verschrikkelijk streng in.

Een dirigent wordt door een groot deel van zijn koor op handen gedragen. Als hij dan niet met beide benen op de grond blijft staan, zich een soort idool gaat voelen, dan zit je verkeerd. Ik dirigeerde ooit in een van de jaarbeurshallen samenzang van 28.000 mensen. De volgende dag liep ik in m’n tuin en dacht: Dat heb je toch maar even gedaan. Hetzelfde moment zag ik het beeld van Nebukadnezar op de muren van Babel voor me: Dit is het grote Babel dat ik gebouwd heb. Gelukkig dat je zo’n gedachte meekrijgt. Een koorleider moet steeds beseffen dat hij zijn talenten en opdracht van God krijgt”.

Concessies

Hoe verhouden de wensen van een koor en de muzikale ambities van een dirigent zich tot elkaar?

Van den Driest: „Zangers die een koorleider zoeken, moeten over een praatpapier beschikken waarin hun wensen verwoord zijn. Als dirigent weet je dan van tevoren waar je instapt. Je moet daarom niet als koorhervormer binnenkomen. Wanneer je niet in het profiel past, moet je niet met een koor in zee gaan”.

Van Luttikhuizen: „Als dirigent moet je geen concessies doen. Je hebt je eigen stijl en beleving van het musiceren”.

Van den Driest: „Ik heb ervaren dat veel mensen in het eenvoudige geestelijke lied troost vinden, meer dan in grote koorwerken. Dat heeft me met m’n neus op het belang van deze liederen gedrukt. Vanuit mijn innerlijke beleving probeer ik dat op koorleden en luisteraars over te brengen”.

Van Luttikhuizen: „Het geestelijke lied heeft een belangrijke plaats in m’n hart. Toch wil ik steeds verder. Al weet ik dat we het volmaakte zingen op aarde nooit bereiken. Wanneer een gemengd koor mogelijkheden en interresses heeft, vind ik het fijn om Mendelssohn te zingen. Dan heb je een werk waarin je muzikaal meer kwijt kunt en waarbij je geen concessies aan de tekst hoeft te doen”.

Van den Driest: „Met het eenvoudige geestelijke lied bedoel ik niet datgene wat laag bij de grond is. Het gaat er niet om vier nummers tijdens een repetitie in te studeren. De eenvoud ligt in de tekst”.

Huiswerk

Van Luttikhuizen: „Dit jaar hoorde ik een Engels koor ‘eenvoudige’ hymnen zingen. Dan heb ik weer voldoende huiswerk: verder werken aan zangtechniek, ademhalingstechniek, de koorklank en de devotie die je in de uitvoering probeert te leggen. Het eenvoudig geestelijk lied heeft kwaliteit”.

Accepteren koorleden het als u blijft schaven aan techniek?

Van Luttikuizen: „Over het algemeen zijn koorleden gemotiveerd. Er gaat iets van de sfeer stuk als motivatie bij sommigen ontbreekt. Het studieresultaat vermindert daardoor. Ik wijs leden op hun verantwoordelijkheid. Ik vergelijk een koor wel eens met een orgel. Wanneer ik een concert moet geven en twee orgelstemmen verdwenen zijn, dan maak ik als organist toch ook bezwaar?

Of een koor wil blijven schaven, hangt voornamelijk van de dirigent af. Heb je in twee weken een compositie helemaal ingestudeerd, dan moet je bij jezelf te rade gaan. Zo werk je vervlakking in de hand. Mijn uitgangspunt is een werk niet te snel uit te voeren. Ik schroom er niet voor om na een uitvoering gewoon weer verder te werken aan een compositie. Een dirigent moet niet te snel tevreden zijn”.

Komt u die dirigenten tegen?

Van Luttikhuizen: „Ja, die kom ik tegen. Wanneer een dirigent zichzelf ziet staan, voor zichzelf staat te dirigeren, dan is het kwijt”.

Van den Driest: „Dan wordt het een show”.

Noodzakelijk kwaad

Van Luttikhuizen: „Een dirigent moet duide lijk aangeven wat hij wil, maar dirigenten die showen met hun kunnen, vestigen de aandacht op zichzelf. Van hetgeen je wilt uitdragen, heb je dan al veel verloren. In feite is de dirigent voor mij een ‘noodzakelijk kwaad”

Van den Driest: „Ik weet niet of dat waar is. Als dirigent ben je koorleider. Aan hem lees ik de intenties van het koor af. Een dirigent mag best wat aangeven. Sommigen staan een beetje voor hun buik te friemelen. Dan denk ik: man, laat eens wat zien. Voor mij is een koor als een orgel dat ik aan het bespelen ben”.

Wat valt u op in de christelijke koorwereld?

Van den Driest: „De broodnijd vind ik heel verdrietig. Waarom draaien mensen hun hoofd om als ze me tegenkomen? Ik heb dat nooit begrepen. Ik durf te stellen dat ik nooit iets bereikt heb door anderen omlaag te drukken. Dat wordt in de muziekwereld helaas nog maar al te vaak gedaan”.

Van Luttikhuizen: „Ik heb die ervaring niet. Wel bemerk ik verschillen in stijl en opvattingen. Fijn is de waardering die ik van koorleden ontvang, de band die ik met hen heb”.

Van den Driest: „Ik proef soms een stuk gemakzucht bij koren. Ze zetten meer opwekkingsliederen op hun progamma. Het is immers niet nodig daar hard op te studeren”. Van Luttikhuizen: „Maar het gaat ten koste van het niveau. Alles wat gemakkelijk is, kan snel. Ik constateer in de koor- en orgelwereld een hang naar gemakkelijk te consumeren muziek, naar ‘luchtige’ bewerkingen”.

Ervaring

Koor-cd’s blijven de markt overspoelen. Wanneer is een koor klaar voor een cd-opname?

Van Luttikhuizen: „Er zijn koren die nog maar nauwelijks zijn opgericht of er ligt al een cd van hen in de winkel. Een koor moet voldoende ervaring hebben. Ik vind dat er nogal eens te snel naar een opname wordt toegewerkt. Wanneer ik een opname met een van m’n koren teleurstellend zou vinden, zou ik voorstellen er geen cd maar ‘slechts’ een bandje voor de koorleden van te maken”.

Van den Driest: „Ik hoor soms dingen..! Wees niet te snel tevreden, zorg dat de nootjes zitten, denk ik dan. Ooit maakte ik mee dat een dirigent tijdens een opname de organist ertoe aanspoorde meer registers open te trekken. Dat verdoezelt immers fouten.

Maar laten we niet negatief eindigen. De ervaring dat je zo grandioos fijn met mensen kunt samenwerken en met elkaar tot mooie dingen kunt komen, voert de boventoon. Ik ben dankbaar dat ik het vijftig jaar lang heb mogen doen”.

Van Luttikhuizen: „Zingen verheugt het hart, zegt Maarten Luther. Gezamenlijk musiceren geeft ontspanning. Het werkt samenbindend”.

Van den Driest: „In het geloof behoor je niet op jezelf te leven. Daarom zing je ook met elkaar”.

Van Luttikhuizen: „Het omgaan met mensen en het zingen van liederen met een inhoud gegrond op Gods Woord geeft meerwaarde aan je werk”.


Jan van den Driest vierde in september zijn vijftigjarig dirigentschap. Hij dirigeerde veel gemengde koren. Daarmee reisde hij de wereld af en verzorgde radio- en tv-opnamen. Momenteel doet hij het rustiger aan en beperkt zich tot het leiden van het gemengd koor Soli Deo Gloria uit Schoonhoven. Van den Driest studeerde koordirectie en kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium. Van 1949 tot 1988 was hij als staflid aan het Dr. Gehrels Instituut verbonden. De Almkerker is algemeen voorzitter van de Gehrels Vereniging geweest. Nog steeds loopt er een lijntje: Van den Driest is voorzitter van de Stichting Muzikale Vorming. Deze stichting geeft liederenbundels ten behoeve van de muzikale vorming van het Nederlandse lied uit.


Dick van Luttikhuizen studeerde orgel en piano aan het Utrechts Conservatorium. Hij dirigeerde diverse gemengde koren en heeft op dit moment de muzikale leiding over de mannenkoren Door Eendracht Verbonden uit Werkendam en Tehillim uit Dordrecht Twee keer stond hii voor een groot samengesteld koor van de Bond van Zangverenigingen der Gereformeerde Gemeenten. Twee keer, in Engeland en in Frankrijk, dirigeerde hij een groot samengesteld mannenkoor. Van Luttikhuizen is muziekredacteur bij uitgeverij Den Hertog en muziekdocent aan het Wartburgcollege.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 november 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

De lofzang gaande houden

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 november 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's