De zestien doden van Trimunt
"Ik weet hoe ons de keel werd dichtgeknepen bij 't zingen van de psalmen"
Mei 1943. In grote delen van ons land wordt gestaakt. De Duitse bezetter heeft namelijk een oproep laten uitgaan om alle Nederlandse soldaten van 1940 (ruim 300.000 man) terug te roepen in krijgsgevangenschap. De staking die daarop volgt is een spontane en emotionele reactie van vele duizenden arbeiders en boeren. Maar wel één die ook harde Duitse tegenmaatregelen oproept. Deze waren, volgens het onderzoek van prof. P. J. Bouman uit 1950, het felst in de provincie Groningen. Alleen al in het dorpje Trimunt vielen zestien doden.
Nergens heeft men meer doden geteld dan in Groningen, namelijk 26. Dr. L. de Jong vermeldt in deel 6 van zijn "Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" voor heel Nederland een totaal van 175 dodelijke slachtoffers. Daaronder vormen de zestien doden van Trimunt een wel heel bijzondere groep.
In de Groningse gemeente Marum werden op maandag 3 mei 1943 op het terrein van de Duitse radarstelling Trimunt zestien gereformeerde mannen, boeren, hun zonen, knechten en onderduikers, door de Duitse Sicherheitsdienst (SD) in koelen bloede doodgeschoten. Onder hen een jongen van dertien jaar!
De hoogste leider van de Groningse SD -gehuisvest in het berucht geworden Scholtenshuis aan de Grote Markt- schreef aan Rauter dat de zestien gedode stakers "überwiegend Kommunisten" waren. Het was immers net 1 mei geweest, de marxistische dag van de arbeid. In werkelijkheid zaten de meesten van de gevallenen de dag ervoor in de kerk onder de bediening van Gods Woord.
Niet alleen stakingen
Het eerst in Twente, maar later in bijna alle delen van het land gingen arbeiders spontaan tot staking over. In het westen, met name de grote steden, was de actiebereidheid niet zo groot; die was vooral goed te merken op het platteland. Veel zuivelfabriekjes, maar ook de grotere machine- en strokartonfabrieken kwamen stil te liggen. Boeren bleven echter niet zitten met niet-afgehaalde melk, ze leverden deze voor een appel en een ei aan ieder die het maar nodig had. En anders was de sloot er ook nog. De koeien bleven wel doorproduceren... De boeren zaten er niet mee.
Heel wat riskanter was het anti-NSB-optreden van verschillende stakers. In de Groninger Veenkoloniën kreeg een NSB-burgemeester het slecht te verduren doordat een menigte hem bedreigde door op zijn hoofd het ingelijste portret van Mussert stuk te slaan en hem het kanaal in te duwen, waar hij staande in een ondiep gedeelte "Oranje boven" moest roepen.
Duits antwoord
In allerijl kwamen ook de Duitse reacties los. De doeltreffendst was het afkondigen van het zogenaamde politiestandrecht. Op 30 april nog slechts in vier provincies, later liet Seyss-Inquart in heel het land zijn dreigende taal horen en lezen. En Rauter zou de dreiging spoedig laten voelen ook.
Wie het decreet las, wist dat de dreiging van de dood nu erg reëel werd. Geen enkele verstoring van de openbare orde werd meer geduld; de veiligheid van het openbare leven mocht geen enkel gevaar lopen. Dus geen samenscholingen (van meer dan vijf personen) op de openbare weg; wapens dragen en werkweigering liep uit op de doodstraf. Ook het bij zich hebben van pamfletten die opriepen tot verstoring van de openbare orde was strafbaar. Zulke standrechtelijke veroordelingen moesten de stakers en hun medestanders dusdanig intimideren dat ze hun werk hervatten.
Pruisische dril
In de drie noordelijke provincies stond vanaf 30 april de eerzuchtige SS-majoor Johann Mechels (afkomstig uit het nabijgelegen Oost-Friesland) als "Kommandeur" aan de leiding van het Duitse vervolgingsapparaat. Als rechter zou hier optreden dr. Wendt uit Hamburg, terwijl als "Sonderbeauftragte" dr. Hermann Conring dienst zou doen -deze Oost-Friese antisemiet stond direct onder Seyss-Inquart. Alledrie waren het figuren die zich graag eens stevig wilden laten gelden. Van een van hen wordt geschreven dat hij "de lauwe Nederlandse bestuurders door Pruisische dril" zou leren wat orde en discipline betekende.
De eerste dode in het noorden viel in Leens: Jochem van Zwol - hij zou gewapend zijn geweest en aan melkstaking hebben meegedaan; de tweede dode viel in het Drentse Nieuw-Buinen; Berend Trip, een gereformeerde boer die zijn dorpsgenoten had opgeroepen tot verzet. In de omgeving van Hoogezand vielen later ook nog verscheidene doden.
Marum en Trimunt
Maar waarom vielen er in Marum/Trimunt doden? En nog wel zestien in één keer!? Was hier gestaakt? Zeker, maar de boeren hier waren feitelijk passief. Hun melk werd niet afgehaald. Stonden ze sympathiek tegenover de staking die ook in hun eigen omgeving voorkwam? Van een van de slachtoffers weten we dat hij op zondag 2 mei in de kerkenraadskamer te Frieschepalen het grote onrecht aan de kaak had gesteld van de Duitse maatregelen. En verder was de boerengemeenschap solidair met elkaar. Zonen die terug moesten in krijgsgevangenschap bleven thuis. Binnen de gereformeerde kerkgemeenschap -waaronder gelukkig geen NSB'ers te vinden waren!- rekende men op elkaar.
Maar op de bewuste derde mei was de staking in de rest van de provincie eigenlijk al aan het verlopen. Immers, tegen een Duitse overmacht kon je toch nooit op. Toch voltrok zich die dag een groot drama in het zuidelijk Westerkwartier. Een enkele melkrijder werd onderweg gehinderd door boomstammen op de weg. Arbeiders die aan de verdere afbouw aan de Duitse stelling werkten, waren wat al te lang onderweg...
Onverhoeds
De wachtcommandant van Trimunt werd ervan in kennis gesteld. Die stuurden enkele Wehrmachtsoldaten onder aanvoering van een fanatieke Feldwebel op pad. Inderdaad lagen er wat onbeduidende obstakels op de route; de boomstammen werden na een stevig commando aan toevallige passanten snel opgeruimd. Maar op de terugweg bleken de boomstammen er weer te liggen. De ergernis bij de Feldwebel ontlaadde zich door de onverhoedse arrestatie van elf mensen die op een boerderij in de nabijheid waren te vinden. En een boerderij verder werden er nog vijf mannen aangehouden. Hoewel deze met de bewuste boomstammen waarschijnlijk niets te maken hadden. De vrouwen en meisjes bleven in doodsangst achter.
Intussen had de wacht van Trimunt telefonisch aan de SD in Groningen melding gemaakt van de "opgeworpen barricades". Daarom kwam de SS-majoor Mechels onmiddellijk in actie. Met overvalwagens raasde hij naar het westen. In het dorp Marum werd een kleine samenscholing van enkele stakende arbeiders uit elkaar geschoten, waarbij al één dode viel: de 29-jarige Andries Sikkinga. Vervolgens raasde Mechels tegen het middaguur met zijn dolle troep naar Trimunt. Vlak bij de ingang waren de zestien boerenmensen in een wachtlokaal onder bewaking gesteld.
Terroristen
Mechels gaf -na heel summiere informatie te hebben gevraagd- bevel om deze 'terroristen' ter dood te brengen. In groepjes van vier werden ze neergeknald. Vader Hartholt samen met zijn drie zoons, hand in hand stonden ze tegenover het vuurpeloton. Samen stierven ze. En evenzo vielen de anderen. Bij de laatste vier was de 13-jarige Steven van der Wier, die nog probeerde door zijn klompen uit te doen snel weg te rennen, maar een Duits salvo haalde hem in.
Na deze ontstellende woede-uitbarsting tegen zestien onschuldigen wenste Mechels voor zijn mannen een stevig middagmaal... Met tegenzin zette de Duitse kok hun het maal voor, verrijkt met de nodige alcoholica. Tegenzin, inderdaad, want de Duitse soldaten en hun burgerpersoneel op Trimunt hadden altijd een tamelijk gemoedelijk contact gehad met de nu getroffen families.
Deze terreurdaad heeft de geest van het verzet tegen de Duitse tirannie overal sterk aangewakkerd. "Denk aan Trimunt", werd een wachtwoord dat men in de Gronings-Friese grensstreek meer dan eens elkaar in het oor fluisterde tijdens de laatste bezettingsjaren.
Duitse camouflagetechniek
Ondanks de geheimhouding van de Duitsers beseften de getroffen families en de bevolking van Marum en Frieschepalen dat er bijzonder verschrikkelijke dingen hadden plaatsgevonden. Maar niemand had echt zekerheid. Zelfs navraag door familie en burgemeester op het Groningse Scholtenshuis leverde tegenstrijdige berichten op. In de avondkranten liet Rauter op een heel vage manier iets doorschemeren van de ernstige gebeurtenissen op 3 mei: "In een provincie in het noorden van het land verzetten zich marxistische elementen onder de plattelandsbevolking tegen het ordenende ingrijpen der politie. In overeenstemming met de bepalingen van het politiestandrecht maakte deze gebruik van de wapens en schoot degenen die actieve tegenstand boden, neer". Hoe werd hier de ware toedracht verdoezeld!
Er bleef intussen nog enige hoop leven. Maar een week na dato werd het wel duidelijk dat geen van de zestien de terreur had overleefd. De burgemeester van Marum kreeg later enkele persoonlijke eigendommen van de slachtoffers toegezonden.
Het ondergrondse Trouw schreef in een nabeschouwing op 3 juni 1943: "De slachtoffers van deze staking moet men dan ook zien als getuigen. En daarbij bedenken dat een ander woord voor "getuige" het woord "martelaar" is".
Toen de terreur was uitgewoed, schreef Beauftragte dr. Conring in een rapport aan Seyss-Inquart dat vooral de ophitsers van de staking "mit Energie" moesten worden opgepakt; hij rekende daaronder in de eerste plaats (weer) de marxisten, maar ook de zich met politiek bemoeiende geestelijken! Waarmee hij in ieder geval ook gereformeerde predikanten bedoelde.
Massagraf en herbegrafenis
De zestien doden van Trimunt waren op de avond van 3 mei vervoerd naar Appèlbergen, vlak bij Glimmen in de Groningse gemeente Haren. Daar werd een massagraf gedolven waarin de doden hun voorlopige rustplaats kregen. Helemaal ongemerkt is dit niet verlopen. De toen in Appèlbergen wonende 70-jarige Jan Ubels heeft die avond de overvalwagens vanuit zijn woning opgemerkt en zag kans de activiteiten van de Duitsers gade te slaan. Zo wist men na de bevrijding op Ubels' aanwijzing het massagraf te vinden.
Op 11 december 1945 kregen de zestien doden van Trimunt hun gezamenlijke herbegrafenis op de begraafplaats bij de hervormde kerk van Marum-West. De lijkkisten, bedekt met de Nederlandse driekleur, werden vanaf boerenwagens door leden van de gereformeerde jongelingsverenigingen naar het massagraf gedragen.
Voorafgaande aan deze indrukwekkende plechtigheid heeft men een kerkdienst gehouden in het kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk van Arum. Daarin ging ds. A. G. Honig voor (de latere zendingshoogleraar), die in 1943 predikant was te Frieschepalen, waar hij zwaar getroffen families van de slachtoffers pastoraal heeft bijgestaan.
In zijn toespraak herinnerde hij zijn gehoor aan die eerste zondag na de moorden: "Ik weet die onnoemelijk zware zondag, toen we met ons leed als hele gemeente kwamen voor God. En we moesten zeggen tot de Heere: "Uw weg is in het heiligdom". En hoe de Heere mij toen daarover tot u liet spreken om u Zijn genade te verkondigen. Ik weet hoe ons de keel werd dichtgeknepen bij 't zingen van de psalmen: "Ja waarlijk, God is Isrel goed, voor hen die rein zijn van gemoed. Hoe donker ook Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen". En hoe we zwoegden om 't te zeggen in de psalm tot God: "Heilig zijn o God, uw wegen! Niemand spreek' Uw hoogheid tegen...".
Naoorlogse rechtspraak
De hoogst verantwoordelijke officier van de Duitse Sicherheitsdienst in de zaak-Trimunt, de SS'er Johann Mechels werd (pas) in 1949 gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar. De veroordeling van Mechels' collega's, de zeer beruchte SD'ers Lehnhoff en Bellmer, liep uit op de doodstraf. Tijdens de rechtszitting van de Bijzondere Strafkamer in Groningen werd tegen Mechels naar voren gebracht dat de geheimhouding van de executie wees op het ontbreken van een deugdelijk vonnis van de rechter. Ook werd duidelijk naar voren gebracht dat Mechels zich niet ter plekke had overtuigd van de mogelijke schuld van de slachtoffers. Toen de president van de rechtbank, mr. Feith, aan Mechels vroeg waarom hij het leven van de 13-jarige Steven niet had gespaard, antwoordde de majoor op zielige toon: "Ik was niet helemaal meer baas over mijn eigen wil".
Overmorgen
De stafmaat betreffende Mechels werd naderhand door de Bijzondere Raad van Cassatie in Den Haag omgezet in veertien jaar gevangenisstraf. Zelfs die straf zat de man niet uit! Hij werd al op 22 december 1954 voorwaardelijk in vrijheid gesteld en de grens overgezet.
Het geheel van deze rechtspleging gaf in Marum/Trimunt een bittere nasmaak. Een oudere inwoner van Marum stelde, overigens zonder enig wraakgevoel: "Mechels heeft zich in ieder geval nog één keer te verantwoorden: namelijk voor de Hemelse Rechter".
Marum-Trimunt-Frieschepalen herdenkt overmorgen de doden van 3 mei 1943 met christelijke ingetogenheid. Op de vierde mei past het ons om alle Nederlandse oorlogsslachtoffers in deze stijl te herdenken.
Drs. H. Veldman is historicus en publicist en als docent verbonden aan het Gomaruscollege te Groningen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1998
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1998
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's