Nationale biddag
"Biddag voor gewas en arbeid", staat er bij de tweede woensdag van maart op sommige kalenders. En de eerste woensdag van november vermeldt dan dus: "dankdag voor gewas en arbeid". Het is een goede traditie dat protestants Nederland een jaarlijkse biddag en een jaarlijkse dankdag houdt. Enerzijds zijn de historische wortels van deze reformatorische traditie nog steeds duidelijk herkenbaar, anderzijds wijkt de wijze waarop tegenwoordig deze bijzondere dagen worden gehouden af van wat bij onze geestelijke voorzaten gebruikelijk was.
Geschiedenis
Het houden van bid- en dankdagen is een traditie die vanaf het ontstaan van de christelijke kerk vorm kreeg. Dat was niet iets nieuws, want ook in het Oude Testament lezen we al over vastendagen. Nadat in de 16e eeuw de Reformatie doorbrak, hebben de protestanten de gewoonte om regelmatig bid- of dankdag te houden op hun eigen manier voortgezet. Dergelijke dagen kenmerkten zich door het stilleggen van het dagelijks werk, door vasten en door kerkgang en prediking. Wie zich verdiept in de wijze waarop deze dagen werden gehouden, wordt getroffen door de verootmoediging die eruit spreekt. Dat geldt in elk geval tot ver in de 18e eeuw.
In de Dordtse kerkorde uit 1619 werd in artikel 66 bepaald: "In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijd, zware vervolging der kerken en andere algemene zwarigheden, zullen de dienaars der kerken de overheid bidden dat door haar autoriteit en bevel openbare vast- en biddagen aangesteld en geheiligd mogen worden." Het doel van dit artikel was om allerlei verschillende bestaande gewoonten ten aanzien van dergelijke dagen in heel ons land om te zetten in een uniforme regeling.
In de lijn van deze bepaling kende men in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden naast algemene vasten- en bededagen, ook boetedagen en dankdagen. Doorgaans was er sprake van een combinatie van dank-, vasten- en biddagen. De datum werd gewoonlijk bepaald door de Staten-Generaal, die door middel van een "biddagbrief" alle provinciale besturen daarvan in kennis stelden. In die brief werd tevens de reden voor het houden van zo'n dag aangegeven. Het bestuur van elke provincie (gewest) had overigens de vrijheid om de tekst van de biddagbrief naar eigen inzicht aan te passen. Op z'n minst tot omstreeks 1850 werden algemene dank- of biddagen afgekondigd, bedoeld om door alle "gezindten" te worden gehouden. De Staten-Generaal of de koning schreven ze uit.
Naast deze algemene -zeg maar: nationale- bid- en dankdagen kende men in noodsituaties vaak ook nog maandelijkse of wekelijkse vasten- en bedestonden. Die konden worden uitgeschreven door het gewestelijk bestuur of door een plaatselijke overheid.
Het was niet alleen de binnenlandse toestand die tot het uitschrijven van zo'n dag aanleiding kon geven. In overeenstemming met het artikel uit de kerkorde en geheel in de lijn van de gereformeerde theocratische opvattingen, kon ook de positie van vervolgde geloofsgenoten elders in Europa reden zijn voor het houden van een algemene vasten- en biddag.
Verschillen
Waarin verschilden de vroegere bid- en dankdagen van die van tegenwoordig? We noemen enkele punten. In de eerste plaats valt op dat dergelijke dagen niet meer door de landelijke, provinciale of plaatselijke overheid worden uitgeschreven. Het is een zuiver kerkelijke aangelegenheid geworden.
Een tweede verschilpunt is dat deze dagen op vaste momenten in het jaar gehouden worden, terwijl voorheen het moment bepaald werd door de omstandigheden waarin het land verkeerde: veepest, watersnood, een dreigende oorlog. Wel groeide in de loop van de 18e eeuw de gewoonte om één jaarlijkse dank-, vasten- en biddag uit te schrijven, meestal in het voorjaar. Toen ir. B. J. van der Vlies als fractievoorzitter van de SGP enige tijd geleden naar aanleiding van de heersende varkenspest pleitte voor het houden van een nationale biddag, plaatste hij zich daarmee in een eeuwenoude gereformeerde vaderlandse traditie. Daaraan deden alle meer of minder lacherige reacties van politiek, pers en publiek niets af.
Ten derde is er geen sprake meer van een nationale bid- of dankdag, omdat het overgrote deel van ons volk geen weet meer heeft van de betekenis van dergelijke dagen. Laat staan dat ze er behoefte aan zouden hebben.
Er is nog een vierde opvallend punt van verschil. Het is gebruikelijk om deze dagen aan te duiden als bid- of dankdag voor gewas en arbeid. Dat is een beperkende bepaling, die strijdig is met de eigen traditie. Moet er juist op zulke dagen geen aandacht besteed worden aan allerlei maatschappelijke noden, aan politieke besluitvorming die strijdig is met Gods Woord en wet, aan de nood van medechristenen elders in de wereld? Anders gezegd: we moeten naar vermogen het nationale karakter van onze bid- en dankdagen handhaven.
Nationaal karakter
Hoe kan tegenwoordig dat nationale karakter van deze dagen onderstreept worden? Door in de eerste plaats zo'n dag als alle kerkgemeenschappen en kerkelijke gemeenten gezamenlijk op dezelfde datum te houden. Er zullen in de huidige maatschappij altijd wel situaties blijven waardoor dit moeilijk te realiseren is, maar economische motieven en plaatselijke gewoonten die afbreuk doen aan het nationale moment van verootmoediging zouden niet bepalend mogen zijn.
Daarnaast kan het nationale karakter beklemtoond worden door zo'n dag inhoudelijk te verbreden. Laten we dus het toevoegsel "voor gewas en arbeid" maar achterwege laten. Zo'n dag moet ook betrokken zijn op de andere sectoren van de economie, evenals op de maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen.
Bovendien behoren we op dergelijke dagen niet slechts de eigen bevolkingsgroep op het oog te hebben, maar de nood en behoeften van de samenleving, de kerken en de overheden als geheel. Naast de materiële zaken moeten juist ook de geestelijke noden van ons volk in ons gebed betrokken worden. Het gaat dus om heel de kerk en heel het volk. Dat is in wezen de betekenis van het nationale karakter van de bid- en dankdagen.
Het kost moeite om het nationale karakter van deze bijzondere dagen te handhaven. Onder invloed van de secularisatie kan de druk van de omgeving om op die dag gewoon aan het werk te blijven, groot zijn. Als die momenten van verootmoediging, om wat voor reden dan ook, toch beperkt moeten worden tot de middag of de avond, krijgen deze meer het karakter van de vroegere bidstonden. Omdat zo'n dag uiteindelijk toch een menselijke instelling blijft, kan dit in noodgevallen een alternatief zijn. In het licht van de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme in ons land is dat echter nogal mager.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's