Standen in genadeleven kende men in 1700 ook
Ouderling Van Holst spreekt voor KLS over heilsorde:
GOUDA - "De oudvaders verwoorden de zaken soms anders dan dat wij gewend zijn. Bovendien is de plaats en de tijd waarin ze stonden er soms de oorzaak van dat er andere accenten gelegd zijn. Ook zijn Gods wegen met Zijn kinderen zéér onderscheiden. Toch: als het erop aankomt, preekten ze een Evangelie dat van eigen gronden afsnijdt en de grond van zaligheid verklaart vanuit het welbehagen Gods."
Dat zei J. van Holst, ouderling van de gereformeerde gemeente (buiten verband) te Gouda, zaterdag tijdens zijn lezing voor de Kontaktvereniging voor Leerkrachten en Studerenden op gereformeerde grondslag (KLS). Zijn lezing "Strijdt om in te gaan" had als ondertitel "Vragen rond de orde des heils". Hij haakte hier en daar in op de publicatie van prof. dr. ir. J. Blaauwendraad "Het is ingewikkeld geworden". Hij zette er het boekje "De geestelijke pelgrim" van Lambertus Myseras (dat in 1720 verscheen onder de titel "Der vromen ondervinding op de weg naar de hemel") tegenover. "Standen in het genadeleven kende men in het begin van 1700 ook. Myseras schreef wel degelijk over standen in het genadeleven. Uit zijn geschrift spreekt ook een heel andere taal. Dat blijkt wel uit zijn nawoord, waarin hij schrijft: "O, kon ik elk natuurlijk mens een indruk geven wat het zijn zal met een ingebeelde hemel naar een eeuwige rampzaligheid te gaan. Dat de Heere het door Zijn Geest eens op hun hart moge drukken." Van Holst verdedigde de mening dat er in de tijd van de Reformatie en Nadere Reformatie wel degelijk over standen in de genade werd gesproken. "Myseras, die in de tijd van de oudvaders leefde, onderscheidt vijf daden of trappen in de genade. Als eerste noemt hij het opzien naar boven, het bidden, begeren en dorsten naar genade. De opziende en uitziende daad van het geloof. Aan die uitzienden zegt Christus de zaligheid toe. "Iemand die zo werkzaam is, beoefent het geloof al", schrijft Myseras. Als tweede oefening van het geloof onderscheidt hij de steeds aanhoudende en worstelende daad van het geloof, zoals bij de Kananese vrouw en bij Jakob. Als derde daad ziet hij het toevlucht nemen tot God en Christus. De vierde oefening van het geloof bestaat volgens Myseras in de onderhandeling van een ziel met de Heere Jezus Christus. (Myseras: "Dan neemt de ziel de Heere Jezus aan en dat is geloven.") De vijfde geloofsoefening van een ziel bestaat in een steunende en vertrouwende daad van het geloof, de hoogste trap waaruit de verzekering volgt, zo stelt de eenvoudige Middelburger", aldus Van Holst.
De ouderling betreurde het dat in de discussie rondom het onderwerp oudvaders eenzijdig worden geciteerd. "Bovendien kan een predikant in een tijd of plaats zijn gesteld waarin hij het nodig acht de gemeente te wijzen op andere accenten. Paulus zegt: "Zal ik tot u komen met de roede of in liefde en in de geest der zachtmoedigheid? Zou het in deze tijd waarin het ware leven van genade schaarser wordt niet nodig zijn om in de evenwichtige prediking van wet én evangelie het kostelijke van het snode te (onder)scheiden?"
Op een vraag of aan een evangelische bekering toch niet altijd de wet voorafgegaan zal zijn, antwoordde hij: "De ouden zeiden al: "De een komt door de noorder- en de ander door de zuiderpoort." De Heere wil soms werken in kalmte en op een lieflijke wijze, maar de waarheid van "het einde der wet is Christus" blijft bestaan."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's