De kunst van het uithongeren
Kankergezwellen kunnen niet groeien zonder door bloedvaten van zuurstof en voeding te worden voorzien. Metastasen zullen evenmin uitgroeien zonder de aanleg van nieuwe bloedvaten. Dit idee -even simpel als elegant- vormde de basis voor een ware revolutie op het gebied van kankeronderzoek. Stoffen die de vorming van nieuwe bloedvaten remmen, staan hierbij centraal. Uithongeren van tumoren als een alternatief voor opereren of bestralen?
Elke cel in het lichaam grenst aan een heel dun bloedvaatje: een haarvat. Of het ligt er ten hoogste een honderd- tot tweehonderdduizendste millimeter vanaf. Dat is de maximale afstand waarover zuurstof uit het bloed naar cellen buiten het bloedvat kan diffunderen. Dit geldt niet alleen voor gewone lichaamscellen, maar ook voor de cellen in een kankergezwel. Wil een microscopisch kleine tumor uitgroeien tot een gezwel van enige omvang, dan moeten nieuwe bloedvaten in het groeiende tumorweefsel worden aangelegd. De groei van een tumor of metastase is daardoor afhankelijk van de zogenoemde endotheelcel. Dit is het belangrijkste type cel waaruit bloedvaten worden gevormd.
Judah Folkman
Lange tijd werd aangenomen dat tumoren aan bestaande bloedvaten genoeg hadden om zich te voeden. Het idee dat er een heel nieuw vaatstelsel nodig is om een tumor te kunnen laten groeien, werd soms regelrecht weggelachen. De Amerikaan Judah Folkman, hoogleraar aan Harvard Medical School, is er echter al meer dan 25 jaar van overtuigd: pak niet de tumorcellen zélf aan, maar de bloedvaten die deze cellen van zuurstof en voeding voorzien. Hij wijdde zijn hele carrière daarom aan de zogenoemde angiogenese: de vorming van nieuwe bloedvaten.
In de jaren zeventig en tachtig wist hij inderdaad aan te tonen dat tumoren niet kunnen groeien zonder de voortdurende aanmaak van nieuwe bloedvaten. Ook ontdekte hij dat kankercellen daarvoor zelfs speciale stoffen uitscheiden die endotheelcellen aanzetten tot deling en daarmee tot bloedvatvorming.
De ontwikkeling van endotheelcellen staat onder invloed van groeifactoren zoals VEGF (vascular endothelial growth factor) en bFGF (basic fibroblast growth factor). Deze groeifactoren worden -op hun beurt- onder controle gehouden door andere eiwitten, die hun werking tegengaan. Pas als de balans om de een of andere reden wordt verstoord, kunnen endotheelcellen uitgroeien en nieuwe haarvaten vormen. Dus zou een stof die de groei van endotheelcellen blokkeert, in principe de groei van een tumor moeten stoppen. De speurtocht naar angiogeneseremmers was hiermee een feit.
Haaien
Twee van de krachtigste remmers werden door het laboratorium van Folkman zelf ontdekt. Andere onderzoekers bestudeerden bijvoorbeeld het skelet van haaien, dat slechts uit kraakbeen bestaat. Omdat in kraakbeen geen bloedvaten worden gevormd (en omdat bij haaien nooit kanker is aangetoond), was de gedachte dat angiogeneseremmers hierbij misschien een belangrijke rol spelen.
Inderdaad zijn sindsdien verschillende meldingen gemaakt van de ontdekking van angiogeneseremmers in haaienkraakbeen. Er zijn zelfs verschillende preparaten commercieel verkrijgbaar. Over de effectiviteit van deze stoffen bestaat verschil van mening.
In 1991 werd door de groep van Folkman angiostatine gezuiverd. Dit eiwit blijkt niet alleen de groei van verschillende tumoren bij muizen te stoppen. Gezwellen van 400 milligram -voor een muis is dat groot- krimpen tijdens de experimenten tot microscopisch formaat. In combinatie met een andere remmer, endostatine, blijkt inmiddels elk soort kankergezwel bij muizen te kunnen worden uitgeroeid.
Reikhalzend wordt uitgezien naar de eerste resultaten van proeven bij kankerpatiënten. Angiostatine en endostatine hebben dit stadium nog niet bereikt, maar andere middelen wel. Naar verwachting zullen de eerste medicijnen van dit type over een aantal jaar beschikbaar zijn.
Salmonella
Als variatie op het thema van de angiogeneseremmers hebben sommigen hun toevlucht tot de salmonellabacterie genomen. Door enkele genen uit het salmonella-DNA te knippen, maakten wetenschappers de bacterie 'kreupel'. Het organisme kan daardoor enkele noodzakelijke bouwstenen niet meer maken en moet die uit de omgeving opnemen. De bouwstenen die de kreupele bacterie nodig heeft, komen in grote hoeveelheden voor in een tumor. Een kankergezwel is daardoor als een oase in de woestijn. Onderzoek heeft aangetoond dat de concentratie van deze salmonellabacteriën in een tumor zo'n 9000 keer zo groot is als elders in de gastheer (in dit geval een muis). De bacterie parasiteert op de tumor en remt daarmee de groei, maar laat de rest van de gastheer met rust.
Amerikaanse wetenschappers verwijderden niet alleen genen uit salmonella, ze plaatsten er ook een paar extra in. Hiermee kon de bacterie een enzym maken dat een onschadelijke en inactieve vorm van een antitumormedicijn in een actieve vorm omzet. Het medicijn wordt vrijwel uitsluitend actief in het gebied van de tumor, omdat zich daar de grootste hoeveelheid van het enzym bevindt. Andere lichaamscellen blijven gespaard. Op deze manier weet men de levensduur van muizen met kanker te verlengen. Ook hier is het wachten op de resultaten van soortgelijke proeven bij mensen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's