GASTVRIJHEID
Foto's: J. Verboom
Ineens is ze er. Achter een bureau bij de baptistengemeente in Tirana. Alkimida Mozreku -"Zeg maar Nida"- een jonge vrouw met een hart van goud. Een lichtpuntje in de grauwheid van Albanië. Zichzelf volledig wegcijferend, neemt ze een Kosovaarse moeder met haar dochter in huis. "Jesus always was a refugee", Jezus was altijd een vluchteling.
Hoe klein en fijn Nida (27) ook overkomt, goed gebekt is ze zeker. In rap Albanees windt ze een taxichauffeur die te veel vraagt voor een ritje om haar vinger, zet de voorganger van de baptistenkerk op zijn nummer of regelt een telefoonlijn naar het buitenland. En nu weer. De slonzige porti er van ziekenhuis nummer 2 in Tirana wil de twee vreemde snuiters die Nida op vrijdagmiddag vergezellen niet binnenlaten. In minder dan 15 seconden is hij volledig om.
Het ziekenhuis is een huis om letterlijk ziek van te worden. Injectiespuiten liggen her en der in het trappenhuis, de ramen hebben in geen jaren een spons gezien, naar het toilet gaan is een riskante onderneming. Buiten ligt het vuil op straat. Wat een gribus. Iemand is onder de motorkap van zijn auto olie aan het verversen (foto 1).
Op de tweede verdieping van het ziekenhuis wordt het avondeten rondgebracht (foto 2). Met een maatbeker schept een verpleegster in bevlekt uniform een wit goedje dat veel wegheeft van behangplaksel in een kom. Veel patiënten laten het onaangeroerd staan. De bedden op de kamers zien er niet al te stabiel uit. Dekens wassen staat voorlopig niet op het programma. Deuren in de zalen ontbreken soms. Het woord privacy moet hier nog worden uitgevonden.
Kanker
Hajrie Zogioni en haar dochter Leonora (foto 3) wachten al op Nida. De moeder -hoofddoekje, getekend gezicht- werd vanuit een vluchtelingenkamp in het ziekenhuis opgenomen omdat ze -zonder dat ze het zelf beseft- een ongeneeslijke vorm van kanker heeft. Haar man is daaraan overleden.
Enkele weken geleden dwongen de Serviërs haar en Leonora hun huis in de buurt van Pristina in Kosovo te verlaten. Geld en goud werd afgepakt. Van huis naar de grens was een marteltocht van 10 uur. Onderweg zagen ze NAVO-vliegtuigen bombardementen uitvoeren. Boem, boem, doet Leonora. Moeder Zogioni heeft vijf kinderen: drie dochters en twee zonen. Op Leonora na zijn ze allemaal getrouwd. Eigenlijk wil moeder naar haar zoon in Duitsland maar dat is wat papieren betreft wat ingewikkeld.
Nida kwam via via in contact met de Kosovaarse moeder en dochter. De mensonterende toestand in het ziekenhuis kan ze niet langer aanzien en daarom neemt ze de twee mee naar huis. In ieder geval de komende dagen en misschien nog langer. Verbazing tekent haar gezicht als we vragen naar het waarom. "Dit is toch normaal? Als we genoeg ruimte hadden in onze Albanese huizen dan zouden er geen vluchtelingen meer in de kampen zitten."
Moeder en dochter Zogioni nemen afscheid van de zaal (foto 4). Voorlopig zijn ze even weg uit deze omgeving die een mens niet vrolijker maakt. Arm in arm met Nida wandelt Hajrie het terrein van het ziekenhuis af (foto 5). Leonora draagt de tas met al hun bezittingen. Overal vuil op straat. Putten zonder deksels vormen lelijke valkuilen. Het regenen is zojuist opgehouden. In Tirana breekt voorzichtig het zonnetje door.
Dialecten
Nida woont met echtgenoot, twee dochtertjes en schoonouders in één huis. Het welkom voor de vreemdelingen is allerhartelijkst. Alsof ze al jaren goede vriendinnen zijn van elkaar praten Nida's schoonmoeder en Hajrie met elkaar. Kosovaren en Albanezen spreken dezelfde taal, zij het in verschillende dialecten. De twee dochters van Nida, Naomi en Ester, scharrelen door de kleine kamer (foto 6). Vannacht slapen de vreemdelingen in Nida's bed. "Mijn man en ik gaan in de keuken op de grond."
"De oorlog is geen grapje", zegt Nida. "Niemand weet wanneer en hoe het zal eindigen. Wij moeten voor deze vluchtelingen zorgen. Het zijn onze broeders en zusters. Een vriend van mij heeft een gezin met drie kinderen in huis genomen. Er zijn mensen die tientallen vluchtelingen onderdak bieden. Dat is toch onze christelijke opdracht?" Haar vragende gezicht geeft meteen het antwoord.
"Gastvrijheid is het hoogste goed", vervolgt ze. Gastvrijheid, mooi woord. Een gast die in je huis in vrijheid kan leven. "Geef de medemens salt, bread and heart. Zout en brood voeden het leven, de liefde voedt het hart. Liefde kan grenzen openen. Een oorlog kun je met liefde winnen."
Nida put kracht uit het geloof. "Jezus was zelf een vluchteling. Hoe heeft Hij niet geleden voor anderen?" Ze ziet haar taak in deze wereld als een opdracht. "Steeds brengt mijn werk me in aanraking met veel mensen. Ik kan iets voor ze doen, iets voor ze betekenen." Nida kijkt naar de Kosovaarse moeder en haar dochter. "Misschien kan ik deze mensen redden voor Christus. Zeker de moeder."
Een leven gered is de hele wereld gered. Hoe moet dat? Even is Nida stil. Ze zoekt naar woorden. Haar dochtertje Ester vraagt aandacht. Dan vastberaden: "Eerst bidden. Als God me dan een moment wil geven waarop ik iets kan zeggen, dan zal ik dat moment gebruiken."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1999
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1999
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's