Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof en wetenschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof en wetenschap

7 minuten leestijd

Nog altijd heeft wetenschap in brede reformatorische kring een verdachte klank. Hoewel de laatste tientallen jaren een behoorlijk groot aantal vwo-leerlingen vanuit de reformatorische middelbare scholen gekozen heeft voor universitair onderwijs, is het aantal verhoudingsgewijs toch niet erg hoog: slechts 10 tot 20 procent van de vwo-eindexamenkandidaten kiest voor de universiteit, terwijl vwo staat voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

Het is de vraag hoe het komt dat er zo'n watervrees bestaat voor de wetenschap en of deze vrees terecht is. Onlangs hoorde ik een uitspraak in een bijbels geöriënteerde lezing, dat de wetenschap verwoestend werkt. Die uitdrukking heeft mij aan het denken gezet. Is het waar dat wetenschap, dus ook wetenschappelijk denken en onderzoek, verwoestend werkt en dat de wetenschap een bestrijder is van het christelijk geloof?

Enige weken geleden deed de jonge doctor K. van der Zwaag in een interview in het Reformatorisch Dagblad een anders getinte uitspraak: "Ik geloof niet in een tegenstelling tussen geloof en wetenschap. Die beïnvloeden elkaar wederzijds. Juist daarom vind ik dat je je eigen vooronderstellingen moet expliciteren en vind ik het onwetenschappelijk om ze te verzwijgen."

Het is van belang om nader in te gaan op de positie van geloof ten opzichte van de wetenschap en om na te gaan of wetenschap schadelijk is voor het christelijk geloof en omgekeerd.

Christelijk geloof

De uitgangsdefinitie van het geloof staat helder geformuleerd in Hebreën 11:1: "Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet." Daarmee wordt het hoofdstuk geopend waarin tal van oudtestamentische getuigen staan beschreven die getuigenis hebben gegeven van de vastigheid en de zekerheid die het geloof in hen gewerkt heeft. Zij hadden de zekerheid, dat is geen voorbijgaande gevoelsaandoening, dat zij een godsontmoeting gehad hebben en daardoor getrokken zijn door en geleid zijn tot God. Dat heeft door alle aanvechtingen, twijfels en verleidingen heen toch richting gegeven aan hun leven, te weten dat Hij, de Almachtige, hen kent en hen bewaart door alles heen, zodanig dat zij zelfs in het aangezicht van de dood mochten weten dat zij een verzoend God zouden ontmoeten.

Op deze vaste grond, "Zijn grondslag, Zijn onwrikbare vastigheden, heeft God gelegd op bergen, Hem gewijd" (Psalm 87:1, berijmd), is hun vaste hoop en vertrouwen gevestigd en is het geloof bevestigd. Daaruit werd kracht geput in tijden van verdrukking en bestrijding en werd het geloof beoefend, zonder tastbaar bewijs in hun handen, "als ziende de Onzienlijke" (Hebreën 11:27). Daarin werd duidelijk dat wanneer er geen houvast meer was aan de vroegere bevindingen het geloof voortdurend bevestigd moet worden en dat de weg tot de Vader "een verse en levende weg is door het bloed van Jezus" (Hebreën 10:19 en 20).

Ontbreekt het aan geloofsvernieuwing dan zakt ook het geloofsleven gemakkelijk in. Wanneer het geloof echter opnieuw door Woord en Geest bevestigd wordt, dan wordt de kracht vernieuwd.

Wetenschap

Het geloof zelf kan niets bewijzen, maar hoeft ook niets te bewijzen; het is getuigend van aard. Juist daar ligt de spanning tussen geloof en wetenschap. Elk gebied heeft zijn eigen vooronderstellingen; geloof en wetenschap zijn twee verschillende grootheden. De wetenschap vraagt altijd om een bewijs van concrete zaken: overtuig mij door de gegevens en zo niet, dan kan ik van iets niet geloven dat het waar is. Het geloof daarentegen neemt het getuigenis van Woord en Geest aan. Daarvoor is geen wetenschappelijk bewijs en ook geen godsbewijs nodig.

Het is dan ook zo gevaarlijk wanneer wetenschap en geloof op dezelfde wijze met elkaar vergeleken worden. De wetenschap kan geen geloofszaak bewijzen, terwijl het geloof zonder wetenschappelijk argument God aanneemt als Schepper en Onderhouder, met Wie wij verzoend kunnen worden door de dood van Zijn Zoon. Daarom is het niet mogelijk om door de wetenschap tot geloof te komen, al kan wetenschappelijk onderzoek van de natuur wel leiden tot verwondering over de schepping en de Schepper.

Het is ook waar, en zelfs het eerste en grote gebod, dat we de Heere dienen lief te hebben met geheel ons hart, met geheel onze ziel én met geheel ons verstand. In het geloofsleven wordt het verstand dus zeker niet uitgeschakeld. Onze verstandelijke vermogens, die we gekregen hebben, moeten en mogen we gebruiken in Zijn dienst.

Heel wat anders is dat vele beoefenaren van de wetenschap zich bewust tot niet-gelovigen rekenen. Ook zijn er vele wetenschappers die een kerkelijke opvoeding gekregen hebben en die tijdens of door de studie afstand hebben genomen van hun opvoeding en kerk. De vraag die hierbij gesteld mag worden, is of zij ook werkelijk deel hebben gehad aan het verzoenend werk van Christus of dat zij alleen een "historisch" geloof hebben gekend.

Stimulans

Hoewel mijns inziens wetenschap op zichzelf niet verwoestend werkt op het christelijk geloof, kan interpretatie van gegevens verkregen uit wetenschappelijk onderzoek een mens niet alleen aan het denken zetten, maar ook aan het twijfelen brengen of de Bijbel echt gelijk heeft en zelfs of God wel echt bestaat. Interpretatie van gegevens wordt vaak mede bepaald door de innerlijke houding en achtergrond van een wetenschapper. Daarom kunnen twee wetenschappers op grond van dezelfde gegevens soms toch tot verschillende uitleg en conclusies komen. Vandaar dat de uitspraak: "De wetenschap heeft bewezen" ook niet het einde is van alle tegenspraak, al wordt deze wel vaak zo gebruikt. Verschil van inzicht moet juist een stimulans zijn tot nieuw onderzoek om nieuwe, aanvullende gegevens te verwerven.

Het is dan ook niet de wetenschap zelf die de bestrijder is van het geloof, maar de wetenschapper die niet kan en wil geloven dat God alles geschapen heeft en ons om verantwoording van ons leven zal vragen. Voor iemand die uit het geloof leeft, kan de wetenschap zelfs versterkend werken. Het past de christenwetenschapper om met diepe ootmoed zijn werk te doen. Wie is hij vergeleken met de Schepper van hemel en aarde? Wie is de sterrenkundige vergeleken bij Hem, van Wiens leiding de sterren gewagen: "Die wolken, lucht en winden, wijst spoor en loop en baan"?

Het is waar wat dr. A. van Brummelen vorige maand schreef in de Hervormde Vrouw: "Een mensenkind leert vaak meer van een stil onderwijzer die trouw en vol liefde zijn plicht doet, dan van een professor die in hoger sferen zweeft, maar die niemand begrijpt." Maar het omgekeerde is eveneens waar: "Een mensenkind kan meer leren van een stille professor die trouw en vol liefde zijn plicht doet, dan van een onderwijzer die in hoger sferen zweeft, maar die niemand begrijpt." Beide karikaturen komen bijna niet meer voor. Er is overigens niet zoveel verschil tussen een leraar en een hoogleraar.

Geloof en wetenschap

Kunnen geloof en wetenschap wel met elkaar gecombineerd worden of wordt iemand hierdoor een gespleten persoonlijkheid, zoals nogal eens denigrerend wordt gezegd. Het is Voetius geweest die, als rector van de Utrechtse universiteit, veel nadruk heeft gelegd op de praktijk der godzaligheid. Hij heeft zijn collegae en studenten voortdurend in disputen voorgehouden dat het geloof ook in hun dagelijkse wetenschappelijke arbeid de belangrijkste plaats moet innemen. Dat kon en moest in die tijd, dat kan ook nog in onze tijd.

Wanneer het geloof in de verzoening door het bloed van Christus in ons leeft, dan zal ook de wetenschapsbeoefening in ons leven moeten medewerken ten goede. Daardoor worden de vragen, problemen en twijfels niet allemaal opgelost, maar komen zij wel in een ander perspectief te staan. Ondanks alle aanvechtingen en bestrijdingen kan dan toch ondervonden worden, dat "er een rust overblijft voor het volk van God" (Hebreën 4:9).

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1999

Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's

Geloof en wetenschap

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1999

Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's