Goede werken

"de Heere Jezus Christus, Die onze hoop is."

1 Timótheüs 1:1

Er zijn ook mensen die hun hoop op de zaligheid stellen op de verdienste van hun eigen goede werken. Alhoewel sommigen hun hoop op Christus stellen, nochtans stellen zij hun vertrouwen ook op de verdienste van hun eigen goede werken. Dat is een bedrieglijke grond.

Wij erkennen dat de goede werken te prijzen zijn. Zij zijn noodzakelijk tot de zaligheid, want het zijn de klare tekenen van een oprecht geloof. Echter, zo het dat alleen is, is het slechts een lichaam zonder ziel. Het geloof rechtvaardigt ons voor God, doch de goede werken zijn geen grond daarvoor. Want goede werken verdienen het eeuwige leven niet. Wij hebben de goede werken niet geplant noch bewaterd. Het zijn fonteinen die wij niet gegraven hebben en wijngaarden die wij niet geplant hebben. Zij zijn het werk van Gods hand, zoals wij. Zij zijn vruchten van de Geest en van een goddelijke schepping.

De Kerk belijdt in Jesaja 26 dat het God is die al onze werken in ons werkt. Want datgene wat iets moet verdienen, moet bij God volkomen en volmaakt zijn. Een kreupel en onvolmaakt werk kan niets verdienen. De beste van onze werken zijn kreupel en onvolmaakt. Onze gerechtigheden, zegt de Kerk, zijn een wegwerpelijk kleed. Dat onze beste werken door God worden aangenomen, is in en door Jezus Christus. Het is uit kracht van onze inplanting in Christus dat wij deze goede werken mogen doen.

Ralph Robinson,

predikant te Londen

(Christus alles en in allen, 1668)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen