Proefstation verlengt vaasleven
Jubilerend PBG maakt zich op voor komende honderd jaar
NAALDWIJK - De onderzoeksmethoden die het Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente (PBG) gebruikt zijn voor niet-ingewijden behoorlijk ingewikkeld. De resultaten moeten echter vooral praktisch en zichtbaar nut hebben. "Niemand wil dat rozenkopjes al na drie dagen gaan hangen. Wij proberen het vaasleven dus te verlengen." Verbetering van snijbloemen, planten en glasgroenten, het PBG is er al honderd jaar druk mee. Jubileren gaat dit jaar hand in hand met reorganiseren.
Communicatiemanager Piet van 't Hoff kan de rondleiding door het kassencomplex van het proefstation in Naaldwijk kort houden. De reden is simpel: er valt nog niet veel te zien. "De meeste gewassen gaan een dezer weken de grond in."
Hier en daar valt enige activiteit te bespeuren. In een kas met rozen zijn twee medewerkers bezig met snoeiwerk. Van 't Hoff pakt een rozenblad beet. "Hier komt bijvoorbeeld een milieuaspect om de hoek kijken. Gebruik je chemische gewasbeschermingsmiddelen of niet? Het is natuurlijk mogelijk de witte vlieg die op rozenblad voorkomt met een sluipwesp te bestrijden. Biologischer kan het niet, zou je zeggen. Maar de consument wenst zo'n wesp thuis niet aan te treffen als die rozen op de vaas staan."
Dilemma
Ziedaar een dilemma waarvoor het PBG komt te staan. Een van de tientallen die jaarlijks op de onderzoekers afkomen. "Problemen of ideeën worden altijd aangedragen door opdrachtgevers", legt de communicatieman uit. Dat kan het ministerie van Landbouw zijn dat een milieumaatregel getest wil zien, of het Productschap Tuinbouw dat voor zijn aangesloten leden een beroep doet op het onderzoekscentrum.
"Deze twee zijn met 70 procent van de aanvragen onze grootste opdrachtgevers, maar we krijgen steeds meer klanten rechtstreeks vanuit de markt", aldus Van 't Hoff. Ook het buitenland weet de weg naar het PBG vaker te vinden. Klandizie vanuit die hoek is interessant. Als het om kennis op het gebied van bloemen, planten en groenten gaat, loopt Nederland nog altijd ver voorop. "Die voorsprong benutten we zo veel mogelijk", vertelt Van 't Hoff. "Kennis die er al is, kunnen we zo exporteren; in de andere gevallen zetten we een onderzoek op, net zoals voor onze Nederlandse klanten."
Het Proefstation voor Bloemisterij en Glasgroente werkt vanuit vier locaties: twee proefstations in Naaldwijk en Aalsmeer en twee proeftuinen in Horst en Klazienaveen. De organisatie biedt werk aan zo'n 240 mensen. De geschatte omzet bedroeg vorig jaar zo'n 28 miljoen gulden.
Rijkstuinbouwwinterschool
Om de oorsprong van deze moderne onderzoekscentra te achterhalen, moet de klok precies een eeuw terug. Reden voor een jubileumjaar, inclusief een congres en een fraai geïllustreerd boekwerk waarin de geschiedenis -chronologisch- nog eens haarfijn uit de doeken wordt gedaan.
De landbouwcrisis in de tweede helft van de negentiende eeuw was voor de overheid reden voor het instellen van een Staatslandbouwcommissie. Onderzoek, scholing en voorlichting moesten er komen, luidde de uiteindelijke conclusie. Dat resulteerde in 1896 onder meer in de oprichting van de Rijkstuinbouwwinterschool in Naaldwijk. In Aalsmeer had een soortgelijk initiatief nogal wat voeten in de aarde: de kwekers zagen het nut van al dat gestudeer niet zo in en stonden op het standpunt dat de praktijk nog altijd de beste leerschool was.
De school kwam er toch, evenals de allereerste proeftuin van Nederland. Een aantal kwekers zag wel brood in gezamenlijk onderzoek en op 1 maart 1899 was de "Vereeniging tot oprichting en instandhouding van den Proef-tuin Aalsmeer" een feit. Naaldwijk volgde op 14 augustus 1900, toen de "Vereeniging Proeftuin Westland" werd opgericht.
De filosofie is tien decennia lang hetzelfde gebleven, aldus de hedendaagse pr-manager. "Het is voor een tuinder ondoenlijk om in zijn eentje tests uit te voeren met zijn gewassen. De risico's op mislukkingen en misoogsten zijn daarvoor veel te groot. Dus doen de kwekers het samen."
De lijst met gewassen waarop het PBG zijn proeven loslaat, is lang. Vorig jaar stonden onder meer amaryllissen, begonia's, anjers, orchideeën, asperges, aubergines, rozen, ficussen, gerbera's, komkommers, kropsla, paprika's, potchrysanten, radijzen, seringen en tomaten in de kassen. Het ontwikkelen van nieuwe rassen gebeurt overigens niet in de proefstations. Dat doen de veredelaars zelf.
Substraattechnieken
De proeven zijn al even divers. Verschillende lichthoeveelheden, de dosering van water en mineralen, samenstelling van de grond, teelten aan hogedraadsystemen, substraattechnieken, biologische bestrijding en temperatuurvariaties zijn slechts enkele voorbeelden. Maar ook testen de proefstations hoe de oogst zo optimaal mogelijk kan worden verwerkt, waarbij mechanisering, automatisering en zelfs robotisering om de hoek komen kijken.
"Buitenstaanders denken nogal eens dat het proefstation een instituut is waar alleen maar wordt geproefd", glimlacht Van 't Hoff. Helemaal ongelijk hebben ze niet. Smaakkeuringen, bijvoorbeeld met paprika's of tomaten, hebben inderdaad plaats in de laboratoria.
Ambtenaar af
Het jubileumjaar is er tegelijkertijd een van nieuwe structuren, van het principe van de vrije markt. Nederland kent in totaal zeven 'plantaardige' proefstations die grotendeels onder het ministerie van Landbouw vallen: bloemen en groenten onder glas, bollen, akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt, fruit, bomen, champignons en bijen. Op dit moment werkt het ministerie aan de laatste fase van een plan dat voorziet in het bijeenbrengen van alle proefstations in het PPO, het Plantaardig Praktijk Onderzoek. Die organisatie valt aan het eind van dit jaar onder het Wageningen Universiteit en Research-centrum (WUR).
In de praktijk betekent dat dat het PPO voortaan op eigen benen moet staan. "Wij zijn straks ambtenaar af", aldus Karin Hollegien, hoofd informatievoorziening van het PBG. Volgens haar wordt het fusieplan breed gedragen binnen de organisatie.
Om het PBG daarop voor te bereiden, zal het proefstation 1,5 hectare kassen en veertig banen afstoten. De markt vraagt nu vooral om kleinschalig onderzoek. Daarvoor is 5 hectare glasareaal (van de huidige 6,5) voldoende, denkt het PBG-bestuur.
Mede door verschuivingen in de vraag is er ook overcapaciteit wat het aantal onderzoekers betreft. Natuurlijk verloop en interne verschuivingen zullen dat probleem gedeeltelijk opvangen. "Een aantal mensen moet waarschijnlijk gedwongen omzien naar een andere baan", aldus Karin Hollegien. Daarover komt in de loop van de komende maanden meer duidelijkheid.
Cultuuromslag
"Een honderjarige gaat verjongen", vertelt het hoofd informatievoorziening. "De reorganisatie vergt nogal wat van de organisatie, met name als het gaat om de cultuuromslag. Toch blijven we niet stilstaan. Het PBG zal innovatief moeten blijven, de concurrentie steeds een stapje voor moeten zijn." Hoe het PPO er over vijf jaar zal uitzien? "Het is moeilijk om zo ver vooruit te kijken. Een toonaangevend, internationaal en innovatief instituut op het gebied van plantaardig praktijkonderzoek."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 januari 2000
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 januari 2000
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's