Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abrahamitische oecumene onmogelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abrahamitische oecumene onmogelijk

Ware christen-democraat is tolerant maar omzeilt waarheidsvraag niet

12 minuten leestijd

"Wie zich bezint op de uitgangspunten van de christen-democratie, doet er goed aan zich vooraf rekenschap te geven van de oorspronkelijke betekenis van het begrip vrijheid. Immers, op de achtergrond van veel politieke discussies spelen al eeuwenlang de begrippen vrijheid, gebondenheid en verantwoordelijkheid een grote rol. Het CDA erkent de vrijheid van de Nederlandse burger voor wat zijn levensovertuiging en godsdienst betreft. Tegelijkertijd is vrijheid een van de drie leuzen van de Franse Revolutie. Leuzen die door de voorlopers van het CDA, te weten ARP, CHU en KVP, sterk bekritiseerd werden.

Een goede doordenking van het begrip vrijheid is daarom onmisbaar bij het formuleren van uitgangspunten voor de christen-democratie. Wie er studie van maakt, ontdekt dat aan het begrip vrijheid betekenisaspecten zitten die niet verborgen mogen blijven. Die betekenisaspecten reiken al bij voorbaat enkele principia aan waarop een christen-democratische partij zich zou moeten willen baseren.

Vrijheid behoort volgens taalwetenschappers tot dezelfde taalstam als vrede. Vrede is volgens een oorspronkelijke Germaanse betekenis de verhouding tussen vrijen, tussen hen die elkaar liefhebben. De liefdevolle en vreedzame manier waarop vrije mannen en vrouwen binnen een bepaalde stam of clan met elkaar omgaan, staat tegenover de niet zelden oorlogszuchtige opstelling tegenover buitenstaanders en slaven. Dat vrijheid alles met liefde te maken heeft, blijkt nog altijd uit de betekenis van de woorden "vrijer" (minnaar) en "vrijen" (beminnen).

In later eeuwen is aan het woord vrij vooral de betekenis gegeven: vrij zijn van. Het ging daarbij om vrij zijn van overheersing, van taboes en van bindingen. Vrijheid wordt echter op die manier van haar eigenlijke inhoud beroofd. Er bestaat namelijk geen echte vrijheid zonder dat tevens van liefde en verantwoordelijkheid sprake is.

Wie nadenkt over de vrijheid van de mens, merkt vervolgens dat dit begrip in filosofische en praktische zin problematischer is dan men op het eerste gezicht vermoedt. Dat geldt ook voor het wettelijk beschermen van deze vrijheid. Maatregelen van overheidswege schieten daarin niet zelden tekort. Zo werd Israël wel bevrijd van de slavendienst in Egypte, maar korte tijd daarna haastte het zich om zich in verslaving te buigen voor het gouden kalf. De enige weg tot de vrijheid is dan ook een weg die van binnenuit komt, vanuit de innerlijke vernieuwing van de mens. Alle andere routes naar vrijheid leiden slechts van de ene tiran naar de andere.

Nivellering

De geschiedenis toont de waarheid van deze stelling aan. Is in de achterliggende eeuwen niet regelmatig gebleken dat de leuzen van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap, in de praktijk elkaar fnuikende alternatieven zijn? Liberalisme en socialisme lopen in hun consequentie beide uit op onderdrukking en bieden geen oplossing aan het kolossale probleem van individu en gemeenschap. De domme kracht van de egaliteit heeft niet tot verheffing, maar alleen tot nivellering geleid.

Sinds de Verlichting is de plaats van de religie als ferment van het sociale leven ingenomen door de ideologie. Dat heeft echter geen vrijheid, maar slechts onvrijheid opgeleverd. De westerse mens weet wel te vertellen waarvan hij allemaal bevrijd en geëmanicipeerd is, maar niet waartoe hij bevrijd is. De emancipatie van bepaalde groepen lukte wel, maar op de vraag welke waarden en normen daarna nodig zijn voor een welgeordende samenleving, blijft de moderne mens het antwoord schuldig. Waar een zwaar accent op vrijheid en gelijkheid gelegd wordt, raakt de broederschap in de knel.

Als het gaat om het opkomen voor werkelijke vrijheid heeft de christen-democratie in ons land oude papieren. Niet dat in ons land de godsdienst- en gewetensvrijheid is uitgevonden. Aan de eerste christenkeizer, Constantijn de Grote, komt de eer toe dat hij als eerste, bij wet, de volken het recht toekende om God te dienen naar de inspraak van het geweten. Als in de 16e eeuw godsdienst- en gewetensvrijheid een zeldzaam goed wordt en op haar best verwordt tot "cuius regio eius religio", wordt uit de strijd tegen de Spaanse tirannie van Filips II, waarin men goed en bloed opofferde, de Nederlandse staat geboren. Zo ligt het begrip vrijheid, dat voor alle volken betekenis heeft, in het bijzonder het Nederlandse volk na aan het hart.

Studeerkamer

In onze multireligieuze en multiculturele samenleving wordt de christen-democratie voor min of meer nieuwe en in elk geval moeilijke vragen gesteld, namelijk die betreffende de verhouding tussen christendom en andere wereldgodsdiensten. Waren deze vragen vroeger een studeerkamerprobleem voor studenten en docenten, tegenwoordig gaat het om een praktisch, maatschappelijk en politiek probleem waar elke burger in meerdere of mindere mate mee te maken heeft. Welke visie moeten we hebben op onze verhouding tot andere godsdiensten? Hoe tolerant, hoe begripsvol moeten we met de aanhangers hiervan omgaan? In hoeverre kunnen of mogen we daarbij onze eigen religie relativeren?

De zogenaamde vergelijkende godswetenschap werd in de achttiende en negentiende eeuw gedomineerd door de idee van de evolutie. In deze visie werd het christendom in het algemeen als de hoogste trap van de godsdienstige ontwikkeling voorgesteld. Het was een kwestie van geduldig wachten totdat ook de andere religies het inzicht en de zedelijke ontwikkeling hadden bereikt die ook het christendom bereikt had.

De evolutiethese heeft inmiddels plaatsgemaakt voor het pluralisme. Dit betekent een volstrekt relativisme. Alle mensen hebben gelijk recht en alle godsdiensten hebben gelijk recht. Religieuze voorstellingen kan men in deze opvatting dus niet meer vatten in de categorie "waar" of "onwaar". Heden ten dage bestaat er een algemene en diepe afkeer tegenover de exclusieve aanspraak van het Evangelie. Alle religies komen immers, zo stelt men, in wezen op hetzelfde neer?

Ontmaskeren

Voor christenen is het zaak dit syncretisme te ontmaskeren. Dit gedachtegoed lijkt tolerant, maar het is in wezen zeer intolerant. Het laat de mens in zijn zoeken naar God voortdolen op de weg van zelfverlossing. Christen-democraten kunnen niet anders dan hier hun theocratisch standpunt tegenover plaatsen. Zij hebben immers weet van de algemeengeldigheid van de wet van God en van de exclusiviteit van het Evangelie? Beide tafels van de wet gelden voor alle mensen en heel de wereld. God vraagt van ieder mens, wie hij ook is, Hem te dienen.

Wie de eerste tafel van de wet loslaat, opent daarmee de deur voor multiculturele samenwerking op algemeen religieuze basis. Op dat moment is er geen sprake meer van christen-democratie, maar van een politieke actie die steunt op de vooronderstelling dat alle 'goden' gelijk recht hebben.

Nauwe samenwerking met belijders van andere religies in een christelijke partij op basis van het Evangelie is moeilijk, zo niet onmogelijk. Met rooms-katholieken kunnen protestanten nog wel samen bidden, omdat zij bidden tot dezelfde God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Overigens kunnen wij met het aanroepen van Maria nooit instemmen. Daar komt nog bij dat de erkenning van de christocratie op gespannen voet staat met de totalitaire aanspraken van de paus, hetgeen mede de oorzaak is van spanningen binnen de christen-democratie.

Met moslims is gezamenlijk bidden helemaal niet mogelijk. Oppervlakkig bezien lijkt het erop dat wij het slot van de eerste surat van de islam mee kunnen bidden. Wat zou er mis zijn met het gebed: "Leid ons langs het rechtgebaande pad, het pad dergenen wie gij uw weldaden schenkt, over wie geen toorn is en die niet kan dwalen. Amen"? Bij nadere beschouwing heel veel. In de gangbare moslimexegese van dit vers zijn het de moslims aan wie Allah zijn weldaden schenkt, zijn het de Joden over wie toorn is en zijn het de christenen die dwalen. Wie dat weet, laat het wel uit zijn hoofd dit gebed samen met mohammedanen te bidden.

Abraham

Een zogenaamde "abrahamitische" oecumene tussen Jodendom, christendom en islam, op grond van de gemeenschappelijke aartsvader Abraham, is dan ook niet mogelijk. Het is een kwalijk syncretisme waarin de ergernis van het kruis van Christus wordt weggenomen!

Voor christenen is, als het goed is, de democratie in voortdurende spanning met de theocratie. Toch leiden de theocratische uitgangspunten niet tot intolerantie. De wet van God is namelijk niet bedoeld als tirannie, maar als de weg tot het leven en als de route om in vrijheid God en de naaste te dienen.

A. A. van Ruler heeft ooit de stelling geponeerd dat de predestinatie, de verkiezende liefde van God, de vrijheid van de mens schept en dat in de theocratie de sterkste waarborg ligt voor de grootste mate van vrijheid. Deze stelling laat zich geheel uit de theologie van Calvijn funderen. De verkiezende liefde en de genade van God veronderstellen de vrijheid van God en tegelijk de vrijheid van de mens. De genade kan aangenomen, maar ook geweigerd worden. God heeft de mens tot Zijn partner uitverkoren.

De verkiezing concretiseert zich in het verbond dat God met de mens gesloten heeft. Het verbond, dat in accommodatieve vorm reeds met de aartsvaders gesloten werd en eerst in Christus volledig gesanctioneerd werd, is een vrije instelling van God, maar het heeft de vorm van een verdrag. "Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn" (Jeremia 31: 33). In Zijn liefde bindt God Zichzelf, maar ook de mens aan dit verdrag.

Wanneer men deze leer van de verkiezing en het verbond doordenkt, kan men de vraag naar gewetensvrijheid en godsdienstvrijheid niet uit de weg gaan. Calvijns staats- en kerkrechtelijke opvattingen veronderstellen de persoonlijke vrijheid, al heeft hij die in Genève door tegenwerking van de overheid niet ten volle kunnen realiseren. Van deze vrijheid zegt Calvijn: "Zij is meer dan het halve leven, en wie de vrijheid aan de mens ontrooft, begaat een sacrilegium" (heiligschennis).

Deze vrijheid moet door de wet beschermd worden. Calvijn voert daarom een pleidooi voor vrijheid van wetenschap en onderzoek, van schriftonderzoek in het bijzonder. Schriftonderzoek dat niet onderworpen is aan de onfeilbare uitleg van de paus. Hij bepleit ook economische vrijheid en, brekend met de aristotelische opvatting van de onvruchtbaarheid van het geld, staat hij een opheffing van het renteverbod voor. Volgens Calvijn moet het liefdegebod ook in het economische verkeer worden toegepast door de categorie van de billijkheid.

Calvijns leer van de vier ambten was erop gericht het absolutisme van prelaten en regenten te breken. Alleen het doctorenambt heeft hij niet aan de bevoogding van de staat kunnen ontworstelen, waardoor onderwijs en wetenschap vroegtijdig ten prooi vielen aan de secularisatie. Wie over Calvijn en het begrip vrijheid spreekt, moet ten slotte vaststellen dat de hervormer met grote volharding is opgetreden als verdediger van het asielrecht voor vluchtelingen om des geloofs wil.

Heel de wereld

Wat kunnen we met dit alles aan in de multireligieuze samenleving waarvan wij deel uitmaken? Gedacht vanuit de lijn van Calvijn hebben christen-democraten in de maatschappij een profetische en een priesterlijke taak. Christenen dragen het profetisch ambt en zijn daarom geroepen tot profetie, dat wil zeggen: de waarheid van God uitzeggen over heel het leven en heel de wereld, over de mensen en hun religie. In de profetie wordt de valse religie doorgelicht en daarbij moet eerst het mes naar binnen. Ook de valse religie van kerk en christendom moet worden ontmaskerd. Het christendom bestaat in deze wereld nooit in een geheel zuivere vorm. Het is altijd een mengvorm met het heidendom.

Als christenen het profetisch ambt serieus nemen, wordt de waarheidsvraag niet omzeild in een simpel pluralisme en wordt het dwangmatig monisme van bijvoorbeeld de islam aan de kaak gesteld. Wie de God van Israël als de Vader van Jezus Christus niet wil kennen en erkennen, levert zichzelf uit aan fatalisme en determinisme. Christenen moeten alle "ismen" aan hun eenzijdigheid ontdekken: liberalisme, pluralisme, socialisme, relativisme en syncretisme. Met name in deze laatste twee ideologieën gaat de waarheid uiteindelijk ten onder in een sceptisch of nihilistisch duister. Wanneer de ideologieën profetisch worden doorgelicht, komt niet alleen de eenzijdigheid van alle "ismen" naar voren, maar treden die valse filosofieën ook aan de dag in hun intolerantie en verkapte tirannie, althans wanneer die ideologieën radicaal doorgevoerd zouden worden. Dit laatste is aan de orde in onze huidige samenleving.

Bewogenheid

De hoge roeping van de profetie kan alleen op de rechte wijze vervuld worden in priesterlijke bewogenheid en solidariteit. Gods geduld en barmhartigheid zijn zo immens groot! Christenen zijn geroepen deze deugden te weerspiegelen. In deze priesterlijke houding worden christenen ervoor bewaard de sterke arm te hulp te roepen om de waarheid door te zetten. "Geen aardse macht begeren wij", heeft Luther ons ingescherpt. Christus gebruikt geen kracht en geweld, maar Zijn Heilige Geest.

In deze priesterlijke houding ligt een brede mildheid, waardoor het mogelijk is andere mensen in hun anders zijn, anders beleven en anders ervaren werkelijk te omvatten. God gaat met de mens om in een eindeloos geduld. Zo hebben wij ook met onze medemens om te gaan. In dit priesterlijke is ruimte voor de vrijheid van de naaste. Maar het priesterlijke dient verbonden te blijven met het profetische. Anders is het van zijn inhoud beroofd.

Zo bezien is de tolerantie, het toekennen van vrijheid aan andere godsdiensten, het respecteren van gewetensvrijheid, niet een zaak van concessie, waarin wezenlijke waarden van het Evangelie met andere humane en religieuze waarden omgesmolten worden tot syncretisme, maar een zaak van confessie. Intolerantie daarentegen is een zaak van ongeloof en angst.

Christenen belijden Jezus Christus naar Zijn eigen Woord als dé Weg, dé Waarheid en hét Leven. Wij doen dat in het besef dat wij niets tegen de waarheid vermogen, maar alleen voor de waarheid. In het besef dat het Evangelie volstrekt evident is in zichzelf en geen aardse macht en steun behoeft. De Koning der koningen, de Heere der heren, de God der goden is wel in staat in deze wereld voor Zijn eigen zaak te zorgen."

Bovenstaande lezing werd zaterdag 25 maart door prof. dr. W. Balke voor de Mr. H. K. J. Beernink-Stichting uitgesproken onder de titel "Uitgangspunten voor de christen-democratie". De Beernink-Stichting, op 10 oktober 1980 -één dag voor de oprichtingsdatum van het CDA- in het leven geroepen, stelt zich tot doel het christelijk-historische gedachtegoed, zoals destijds uitgedragen door de CHU, in en buiten het CDA levend te houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 maart 2000

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Abrahamitische oecumene onmogelijk

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 maart 2000

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's