Johann Walter
Het eerste protestantse koorliederenboek, "Geystliches gesangk Buchleyn" uit 1524, staat op naam van Johann Walter (1496-1570). Deze musicus ontving vanwege zijn functies en zijn sterk op het geloofsleven gerichte muzikale denken de eretitel "oercantor van de evangelische kerkmuziek". Hij introduceerde de kunst om Duitse woorden op oude psalmtonen te zingen. Via leerlingen zoals Michael Schulteis en Georg Otto beïnvloedde hij onder meer Michael Praetorius en Heinrich Schütz.
Walter ontwikkelde een duidelijke visie op de zin en de oorsprong van de (kerk)muziek: "De muziek behoort tot het wonderwerk van de schepping en heeft een goddelijke oorsprong. Ze dient tot lof van God en Zijn grondeloze genade. Ze vervrolijkt de geest, verheft de aardse zin, verdrijft de treurigheid, breekt het harde hart, maakt het ontvankelijk voor Gods zegen en spoort aan tot godsdienst en het loven van God."
Walters wieg staat in Kahla in het Duitse Thüringen. Hij is jong wees en dankt zijn achternaam aan zijn voogd. Hij begint zijn loopbaan als baszanger in de hofcantorij van Frederik de Wijze. Aangezien deze keurvorst de hofkapel naar zijn zomer- en winterverblijven in Torgau, Logau, Altenburg en Wittenburg meeneemt, ontmoet Johann al op jonge leeftijd vooraanstaande muzikanten, maakt hij kennis met nieuwe composities en ontwikkelt hij een beeld van het muziekleven in zijn tijd.
Maarten Luther is bijzonder te spreken over Walters "Geystliches gesangk Buchleyn", dat 35 melodieën in meestal vijfstemmige zettingen bevat. Hij vraagt hem in 1525 te helpen bij het samenstellen van de liturgie, de "Deutsche Messe". De samenwerking leidt tot een blijvende vriendschap.
Na de opheffing van de hofkapel is Walter vanaf 1526 leider van de stadscantorij in Torgau, waarvan behalve leerlingen van de Lateinschule ook handwerkslieden, kooplui, kunstenaars en theologen deel uitmaken. Onder anderen Luthers zoon Johannes en de vader van Praetorius. Op uitnodiging van de Saksische keurvorst Maurits vertrekt Walter in 1548 naar Dresden om er de Dresdener Hofkantorei te leiden. Zijn levensavond brengt hij in Torgau door.
De componist is ook een goed tekstschrijver. In het Liedboek voor de kerken is, behalve zes melodieën van zijn hand, het gezang "Herzlich tut mich erfreuen" opgenomen. Belangrijke composities zijn verder "Ein schöner geistlicher und Christlicher newer Berckreyen von dem Jüngsten Tage und ewigem Leben" (1552), "Magnificat octo tonorum" (1557) en gelegenheidswerken zoals een Johannes en een Matthäus Passion.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 oktober 2000
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 oktober 2000
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's