Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vijf nieten en vijf wellen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vijf nieten en vijf wellen

Wilhelmus Schortinghuis heeft met "Het innige christendom" vele zielen vertroost

9 minuten leestijd

We kennen een jaar voor ouderen, een jaar voor daklozen en nog andere variaties. Soms wordt daarmee aandacht besteed aan onderbelichte groepen in de samenleving. Of aan een bekend persoon. Denk aan het Bach-jaar. Maar tevergeefs wacht men op een Schortinghuis-jaar. Of misschien wacht niemand daarop. Niet belangrijk genoeg. Wie zegt de naam Schortinghuis nog iets? Toch is een sobere herinnering aan deze begenadigd prediker op haar plaats.

Voor Wilhelmus Schortinghuis is 2000 zelfs een dubbel herdenkingsjaar: 350 jaar geleden werd hij geboren, 300 jaar geleden overleed hij. Zijn veelbewogen leven bewoog zich tussen 1700 en 1750. Hij behoorde tot de vertegenwoordigers van de tweede generatie van de Nadere Reformatie.

Wie was deze man, die onderwerp werd van enkele biografieën? Hij speelde zelfs postuum een hoofdrol tijdens een verdediging van een dissertatie op 29 april 1904, "des namiddags te 4 ure", aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, toen J. C. Kromsigt op hem promoveerde.

Wilhelmus Schortinghuis werd op 23 februari 1700 in Winschoten geboren. Zijn vader, Jurjen Willems Schortinghuis, was bakker van beroep. Hij diende de gereformeerde gemeente in zijn woonplaats als diaken.

Zijn moeder, Trijntje Sikkes Schildkamp, overleed toen haar zoon vier jaar was. Acht jaar later stierf zijn vader, zodat hij op twaalfjarige leeftijd wees werd. Daardoor moest hij een punt zetten achter zijn studie aan de Latijnse school, die hij nog maar een jaar eerder was begonnen. Hij kreeg een praktijkopleiding bij een zilversmid. Daarmee doofde zijn eerdere studielust niet. De jonge Schortinghuis rustte niet voordat hij, zeer tegen de zin van zijn voogden, opnieuw leerling werd aan de Latijnse school in zijn geboorteplaats.

Met ongekende ijver studeerde hij. Het resultaat was dat hij werd toegelaten tot de universiteit in Groningen. Vol overgave stortte hij zich op de theologiestudie. Reeds vanaf zijn kinderjaren was hij vervuld met een honger naar de kennis van Gods Woord. Daarvan gaf hij ook blijk aan de academie, zodat zijn leraren een loffelijk getuigenis van hem gaven: "een jongeling van goede hope en groote verwachtinge en gaven, die zo neerstigh in sijne studien, deugtsaam van wandel en godvrugtig van leven was."

Hij liep onder meer colleges bij professor Antonius Driessen. Na drie jaar was hij zover met zijn studie gevorderd dat hij voor de classis Winschoten examen aflegde. De tekst voor de proefpreek was 1 Johannes 1:7.

Vijandschap

De weg naar de kansel stond nu open voor Schortinghuis. Maar dat betekende nog niet dat hij een beroep ontving. In die tijd was het aantal vacante gemeenten gering. Een jaar lang wachtte hij op een beroepsbrief. Die kwam ten slotte van over de grens. De gemeente Weener in Oost-Friesland begeerde hem unaniem tot voorganger in de vacature van ds. Eduard Meiners. Daar werd hij in 1723 in het ambt bevestigd. Met Jesaja 40:11a deed hij intrede.

Weener zou in verscheidene opzichten onvergetelijk voor de predikant worden. Hij bracht er niet alleen op 13 december van hetzelfde jaar Alette Busz als zijn bruid de pastorie binnen, maar ook werd Weener de plaats van zijn geestelijke geboorte.

Ondanks zijn ernst en ingetogenheid was hij in de eerste maanden van zijn predikantschap een verklaard tegenstander van "Godts naauwen weg en van Zyn geheiligt volk, en had zig in zyn Prediken, Gesprekken, en Conversatie genoegsaam verklaart als partye tegen deselve." Zelf zou hij later schrijven in zijn bekend geworden boek "Het innige christendom" dat hij met een "ingekankerde bitterheid en vijandschap tegen alle innige godsvrucht en godvruchtigen" bezet was.

Enerzijds was zijn vijandschap zo groot dat hij ernaar verlangde al die fijnen te vervolgen en, als het in zijn vermogen zou hebben gelegen, ze uit land en kerk te verbannen. Anderzijds was hij soms ook vol medelijden met hen vanwege hun dwalingen en hij wenste hun "gesonde hersenen" toe.

Loze kalk

Lang zou hij deze standpunten niet volhouden. In februari 1724 kwam er een radicale verandering, toen de Heere hem ontdekte aan zijn staat voor de eeuwigheid. Een gesprek met zijn oudste collega in Weener, ds. H. Klugkist, werd door God gebruikt om hem de ogen te openen. Deze ambtsbroeder onderhield hem over de inhoud van zijn prediking. Dat gebeurde naar aanleiding van Ezechiël 13:22: "Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen door valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield." Deze in eenvoudigheid afgeschoten pijl trof tussen de gespen en het pantsier. In de aflevering voor het jaar 1750 van het tijdschrift "Boekzaal der Geleerde Waerelt" wordt deze situatie uitvoerig weergegeven.

Schortinghuis werd een verloren mens die zijn "onbekeerde, jammerlijke en trouweloze toestand" bij het licht van de Heilige Geest ging inleven. Het gevolg was dat hij het niet alleen in de binnenkamer beleefde, maar het ook op de kansel bracht. Onder tranen riep hij uit: "O gemeente, ik ben verloren, onbekeerd, trouweloos en helwaardig; ik heb uw arme zielen misleid, ik herroep mijn pleisteren met loze kalk!"

De predikant ging anders denken, anders leven, anders preken en anders Gods Woord lezen. Vanuit omliggende plaatsen stroomden de mensen toe om hem te horen preken. We citeren opnieuw de "Boekzaal", die schrijft dat onder zijn bediening er "een merkelijk aantal van geestelyke kinderen van Godt in Sion geboren zijn."

Velen in Weener waren verblijd met de ommekeer van hun herder en leraar, anderen zagen hem liever vertrekken. Dat gebeurde na elf jaar. Midwolda, een onbetekenend dorp in het Groningerland, bracht een beroep op ds. Schortinghuis uit. Hij nam dit aan. Op 25 juli 1734 verliet hij Weener. Zijn vertrek bracht droefheid teweeg, zowel bij de prediker als bij veel van zijn hoorders. Een week later verbond hij zich aan zijn nieuwe gemeente, na bevestiging door ds. Johannes Klugkist, oomzegger van zijn oude collega in Weener. Zacharia 6:9: "En het Woord des Heeren geschiedde tot mij" werd zijn intredetekst. Schortinghuis zou tot aan zijn dood zijn nieuwe gemeente dienen.

Onbegenadigden

Wat in Weener plaatsvond, gebeurde ook in Midwolda: men kwam uit de verre omtrek om het Woord des Heeren te horen. Van werkelijke bloei was in feite geen sprake, althans niet in die context dat zijn gemeente zich uitbreidde. In zestien jaar legden slechts 21 personen belijdenis af.

Dat had alles te maken met het feit dat men daarvoor een helder verslag van bekering moest kunnen uitbrengen, indien mogelijk ongeveer op een wijze zoals Schortinghuis zelf had ervaren. Voor velen was dit een te hoge drempel. Men bleef overigens trouw de diensten bezoeken, lid of geen lid. En de gemeente wende eraan om vanaf de kansel aangesproken te worden met "onbegenadigden."

De predikant van Midwolda was ijverig en trouw in zijn herderlijk werk. Desondanks bleef er tijd over voor het schrijven van een aantal boeken. Al in 1727 en 1729 waren er van zijn hand boekjes met bevindelijke gezangen van de persen gerold. In mei 1740 verscheen "Het innige christendom", dat hem zowel verguizing als verering bracht.

Approbatie

Schortinghuis' hoofdwerk, dat tot 1981 acht drukken beleefde, bevat een uitgebreide samenspraak tussen "kleingeloove, geoefende, onbegenadigde en begenadigde." In de laatste herkennen we de auteur zelf.

Zelden heeft een piëtistisch boek zo veel pennen in beweging gebracht. Doorgaans was het afbrekende kritiek die deze uitgave omgaf. Zelfs van geestverwanten. Even zelden heeft de verschijning van een boek zo veel voeten in de aarde gehad wat de approbatie, de kerkelijke goedkeuring, betrof. In dat opzicht maakte Schortinghuis een vormfout.

Volgens artikel 55 van de Dordtse Kerkorde moest men een theologisch boek van zo'n approbatie laten voorzien. Als regel werd dan het manuscript ter beoordeling aangeboden aan enkele classispredikanten. Zij lazen het en stelden de approbatie op, waarin zij hun mening over de inhoud gaven. Die werd meestal voor in het boek opgenomen. Vaak ademden zulke approbaties een loffelijke geest. Hoogstens maakten de "boecken-keurders" een voorzichtig voorbehoud als men niet geheel achter enkele passages kon staan door op te merken dat men het boek met veel instemming gelezen had, "enige kleinigheden uitgenomen." Een nauwkeurig lezer wist dan wat hem te wachten stond.

Een dergelijke approbatie was door Schortinghuis ook gevraagd. Echter, niet aan zijn collega's in de classis, maar aan de theologische faculteit van Groningen. Dat mocht, mits "met voorweten der classis." En dat liet de auteur na, vanwege de allesbehalve vriendschappelijke contacten.

Niet bevredigend

Op de academie kwam het boek op de ontleedtafel. Men was bereid te approberen, maar niet dan nadat de schrijver twaalf kritische vragen naar tevredenheid zou hebben beantwoord.

Daaruit bleek dat er binnen de faculteit bezwaren leefden tegen de inhoud van "Het innige christendom". Stelde de auteur eigen bevinding boven de Schrift? Domineerde de persoonlijke geloofsbeleving? Een briefwisseling tussen faculteit en auteur volgde. Het antwoord op de twaalf vragen was niet geheel bevredigend. Opnieuw correspondentie. Nu met de vraag om eens nader uit te leggen wat Schortinghuis precies bedoelde met "de vijf nieten." Welke waarde moest men toekennen aan het thema van onvermogen: ik heb niet, weet niet, kan niet, wil niet en deug niet? Men zag daarin de kern van de inhoud weerspiegeld. Het boek ging in de volksmond dan ook als "de vijf nieten" door het leven. Jammer is wel dat de vele critici de "vijf wellen" over het hoofd zagen. Want ware gelovigen kunnen en mogen ook zeggen: "ik weet alles, ik wil alles, ik kan alles, ik vermag alles en ik heb alles." Overigens waren de nieten geen vondst van de auteur; Johann Tauler (ca. 1300-1361) gebruikte deze terminologie reeds.

We laten de onverkwikkelijke strijd rond de approbatie verder rusten. Hij was niet van nadelige invloed op de verkoopcijfers van het boek; binnen veertien jaar verschenen vijf drukken. De vijfde druk heeft Schortinghuis niet meer beleefd. Als een huldeblijk aan de auteur, die 20 november 1750 overleed, werd daarin zijn portret opgenomen.

Vertroost

Met "Het innige christendom" heeft de auteur vele zielen vertroost. Het boek nam een grote plaats in onder de bevindelijken. De laatste herdruk bewijst dat er nog vraag naar is. En het verdient nog steeds aandacht. Evenals de auteur.

Bij het afronden van dit artikel stuitte ik op een knipsel uit deze krant van 5 april. Daarin columneert ds. W. van Gorsel over approbatie. Hij schrijft dat Schortinghuis' 300e geboortedag onopgemerkt voorbijging, maar dat er een herkansing is in november van dit jaar. Het verzoek om het stof van Schortinghuis af te nemen, lag toen al een paar maanden op mijn bureau. Om ook de laatste regels van het boek, de slotbede van kleingeloof, door te geven: "Heere, gedenkt mijner naar het welbehagen tot Uw volk." Want ook kleingeloof behoort tot het innige christendom.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2000

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Vijf nieten en vijf wellen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2000

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's