Naast buigen onder de roede ook verzet
Binnen gereformeerde gezindte leefde ook afkeer jegens Duitse bezetter
Feiten zijn niet weg te poetsen. Maar sommige feiten worden met graagte opgepoetst, terwijl men andere liever onder het stof laat verdwijnen. Dat geldt zeker voor de houding van de bevindelijk gereformeerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Algemeen heerst het beeld dat "de zwaren" -zoals ze vaak spottend worden genoemd- pro-Duits en dus fout waren. Dat er ook vanuit de gereformeerde gezindte verzet kwam, laten de meeste geschiedschrijvers al dan niet bewust liggen.
"De SGP is pro-Duitsch; de leiders zijn N.S.B.-ers" zoo strooit men onder het volk rond", zo schreef ds. G. H. Kersten in De Banier van 24 augustus 1940. "En dat betekent dan zooiets alsof wij landverraders zouden zijn." De laster waarover de SGP-leider in het eerste oorlogsjaar zijn beklag doet, is hardnekkig. Veel naoorlogse publicaties over de bezettingsjaren borduren op dit patroon voort. Ds. Kersten wordt van nationaal-socialistische sympathie beschuldigd en in zijn kielzog de achterban van de SGP.
Onmiskenbaar bestond er voor 1940 binnen orthodox-protestantse kring -zowel binnen de achterban van de SGP als die van de AR- meer waardering voor Duitsland dan voor onze andere buurlanden. Van de Britten moesten de meeste protestanten niet veel hebben vanwege het Engelse optreden tijdens de Boerenoorlogen in Zuid-Afrika. En Frankrijk werd vanwege het sterk rooms-katholieke karakter en de sporen van de Franse Revolutie gewantrouwd.
De sympathie voor Duitsland betekende nog geen hang naar het nationaal-socialisme. Zo veroordeelde de synode van de Gereformeerde Gemeenten onder voorzitterschap van ds. Kersten in 1937 de NSB "om des beginsels wil." Nader onderzoek naar het vermeende stemmenverlies van de SGP aan de NSB in de jaren dertig laat zien dat daarvan slechts bij uitzondering sprake was. Dr. L. de Jong is dan ook teruggekomen op zijn vroegere bewering dat van een forse uitstroom richting de beweging van Mussert sprake zou zijn. Wel had bij ds. Kersten de strijd tegen het nationaal-socialisme een lagere prioriteit dan die tegen het rooms-katholicisme en communisme.
Bijbelverklaring
Toen eenmaal de Duitse inval een feit was, pleitte ds. Kersten voor verootmoediging en onderwerping aan Gods oordelen. Een mens mag niet bijten in de stok waarmee hij wordt geslagen. Dat achtte hij belangrijker dan verzet tegen de bezetter. Met een beroep op Romeinen 13 stelde hij zich op het standpunt dat de Duitse bezetter moest worden gehoorzaamd. Daarbij wist hij zich gesteund door de uitleg van dit tekstgedeelte in de bijbelverklaring van Dächsel, die al ver voor de oorlog in orthodox-protestantse kring groot gezag had.
Dat ds. Kersten door tegenstanders vanwege dit standpunt voor landverrader werd uitgemaakt deed hem pijn, maar hij liet het voor wat het was. "Het zij zoo. Ook Jeremia werd een landverrader geacht, toen hij het diep vervallen volk vermaande in den vreemde van Babel vrede te zoeken."
De SGP-voorman stond daarin niet alleen. Ook bijvoorbeeld de christelijke gereformeerde prof. J. J. van der Schuit en de hervormde ds. I. Kieviet waren de mening toegedaan dat het erom ging te buigen onder Gods slaande hand. Daarbij gingen zij in de praktische uitwerking minder ver dan ds. Kersten, die -achteraf bezien- sommige Duitse maatregelen nogal gemakkelijk opvolgde.
Doordat deze voormannen sterk de nadruk legden op verootmoediging, verkeerde het kerkvolk in onzekerheid. Net zoals de meeste Nederlanders was het grootste deel van de kerkgangers er vooral op uit de oorlog zo goed mogelijk door te komen.
Er is daarnaast ook zeker een lijst met namen te maken van mensen uit de gereformeerde gezindte die heulden met de vijand. Maar er is ook een andere kant. Er was verzet. Degenen echter die zich innerlijk gedrongen voelden zich te verweren tegen de bezettende macht voelden zich vaak niet gesteund door hun voorgangers.
Het standpunt dat onderwerping beter is dan verzet werd niet zomaar door iedereen overgenomen. Binnen de Gereformeerde Gemeenten was het bijvoorbeeld opvallend dat de generale synode van 1941 niet ds. Kersten, maar ds. R. Kok tot praeses koos. Van laatstgenoemde was bekend dat hij op de Duitse bezettingsmacht en op deelname aan het verzet een andere visie had dan ds. Kersten. Deze verkiezing kan worden gezien als een signaal dat er binnen de Gereformeerde Gemeenten een zeker onbehagen leefde omtrent het standpunt van ds. Kersten.
Preekjas
Ds. Kok stond met zijn anti-Duitse houding niet alleen. Ook anderen binnen de Gereformeerde Gemeenten lieten in hun daden blijken een afkeer te hebben van de bezetter. Een sprekend voorbeeld is ds. J. B. Bel, die in 1942 predikant werd te Dirksland. Ofschoon hij nog twee jaar lang na de Duitse inval de lessen van ds. Kersten op de Theologische School had gevolgd en dus voldoende bekend kon zijn met de opvattingen van zijn leermeester, raakte hij kort na zijn bevestiging als predikant betrokken bij het verzet.
Als een van de weinigen beschikte ds. Bel dankzij zijn ambt over een vergunning om het eiland Flakkee te verlaten en naar elders te reizen. Tijdens die tochten nam hij in opdracht van de illegaliteit onder zijn wijde preekjas geheime papieren mee. Vanwege zijn openlijke voorbede voor een overwinning van de geallieerden, werd ds. Bel gearresteerd. Na zijn vrijlating kapittelde hij vanaf de kansel de NSB'ers in de kerk die hem verraden hadden.
De Scherpenzeelse ouderling Van Garderen verborg enige tijd Jan Thijssen, de initiatiefnemer van de Raad van Verzet. Later was de illegale zender van Captain King -schuilnaam van Gilbert Sadi Kirschen- in Van Garderens hooiberg ondergebracht. Deze radiozender werd door de Duitsers ontdekt. Van Garderen wist aan een arrestatie te ontkomen, maar de nazi's namen zijn vrouw gevangen.
De Barneveldse predikant van de gereformeerde gemeente ds. J. Fraanje zorgde soms voor onderdak voor onderduikers en preekte een enkele keer voor een groep onderduikers op boerderij Oud-Schothorst van de familie Folmer in Lunteren. De bekende Zeeuwse ouderling J. J. van Klinken -die enige tijd als evacué op de Veluwe was ondergebracht- las regelmatig een preek voor deze onderduikerskerk. De oud gereformeerde predikant ds. J. van der Poel trotseerde het Duitse gezag en trok er met een schuit op uit om voedsel te halen voor hongerende gemeenteleden in Hardinxveld-Giessendam.
Vooraanstaande SGP'ers als de Zeister hoofdonderwijzer J. van Bochove en de Rijssense onderwijzer J. W. van Houdt -de schrijver van Simon Gieke- waren actief in de illegaliteit. Laatstgenoemde werd op het eind van de oorlog als gijzelaar gevangengenomen en ontsnapte ternauwernood aan een fusillade. In Rotterdam was de artsenpraktijk van J. C. Hage, de schoonzoon van ds. Kersten, een knooppunt van de illegaliteit. De zonen van ouderling-voorganger Bart Roest waren met medeweten van hun vader betrokken bij het verzet. Theo Roest maakte deel uit van de Binnenlandse Strijdkrachten. In plaatsen als Kampen en Genemuiden maakten leden van de Gereformeerde Gemeenten deel uit van de verzetsgroepen.
Avondsluiting
Ook binnen andere geledingen van de gereformeerde gezindte waren er mensen die zich actief verzetten tegen de Duitse bezetter. Van de hervormde ds. J. van Rootselaar is bekend dat hij tegelijkertijd Joden en Duitsers huisvestte en de moed had hen beiden gelijktijdig te betrekken bij de dagelijkse avondsluiting. Wanneer hij de dag besloot, zette hij de deuren naar de verschillende kamers op een kier zodat alle gasten konden meeluisteren.
De jonge predikant E. J. Fokkema van de hervormde gemeente van Goudswaard moest zijn verzet uiteindelijk met de dood bekopen. Op een vergadering in Oud-Beijerland met de burgemeester protesteerde hij openlijk tegen het gehoorzamen van de Duitse bevelen. Ds. Fokkema moest onderduiken. In augustus 1944 werd hij gearresteerd en uiteindelijk naar het concentratiekamp Bergen-Belsen getransporteerd. Daar beleefde hij op 15 april de bevrijding. Door ziekte waren zijn krachten zodanig afgenomen dat hij veertien dagen later overleed.
Vier hervormd-gereformeerde voorgangers zaten vanwege hun uitspraken of daden enige tijd vast als gijzelaar, te weten de predikanten C. van den Boogert uit Ridderkerk, J. D. van Hof uit Rotterdam, H. Schroten uit Rotterdam-Charlois en Th. G. Vollebregt uit Oude-Tonge.
De hervormde ds. H. Harkema uit Wijk werd eind 1944 gevangengenomen vanwege zijn relaties met de illegaliteit. Na de Bevrijding bekleedde ds. Harkema om zijn "goede houding" in de oorlog enige tijd het ambt van burgemeester in de gemeente Wijk. Om diezelfde reden beriep Zeist hem. Omdat die gemeente tijdens de oorlog te maken had gehad met de pro-Duitse ds. R. Bartlema, wilde ze per se dat van de nieuwe dominee bekend was dat hij in de oorlog aan de goede kant had gestaan.
Deputaten CGK
Binnen reformatorische kring hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) misschien wel het duidelijkst stelling genomen tegen het nazisme. Weliswaar was er na de oorlog kritiek op de houding van de bekende prof. G. Wisse in de eerste oorlogsjaren. Ook hij pleitte voor verootmoediging en dat kreeg soms het karakter van het afwijzen van verzet. Anderzijds is bekend dat hij aan het eind van de oorlog zijn gewicht bij de bezetter in de schaal wierp en daarmee de stad Middelburg voor een ramp bewaarde. Maar het standpunt van de officiële organen in de Christelijke Gereformeerde Kerken was glashelder. Deputaten hadden de moed om de kerken krachtig op te roepen mannen te onttrekken aan de Duitse Arbeidsdienst.
De christelijke gereformeerde predikanten H. Hoogendoorn uit Zierikzee en J. Kampman uit Opperdoes behoorden tot een verzetsgroep. De ongetrouwde ds. A. Ponstein te Lisse herbergde een Joods gezin. In Aalten, in de Achterhoek, werd de knokploeg geleid door de christelijke gereformeerde Houwers. Hij ontkwam aan de uitvoering van een doodvonnis omdat zijn veroordeling bij een bombardement verloren ging.
Een van de eerste mensen uit de gereformeerde gezindte die daadwerkelijk het leven lieten vanwege zijn verzetsactiviteiten was ds. J. Kars, voorganger van de Nederduits gereformeerde gemeente te Capelle aan den IJssel. Hij was lid van de verzetsgroep De Leeuwengarde, die zich al in de eerste helft van de oorlog bezighield met sabotage. De Capelse pastorie was een centrum van verzetswerk. In april 1942 werd ds. Kars gearresteerd en op een van de laatste dagen van hetzelfde jaar op de Leusderheide gefusilleerd.
Onderzoek
De conclusie is duidelijk. Er waren binnen de gereformeerde gezindte mensen die samenwerkten met de Duitsers. Vele anderen in die kring stelden zich zoals de meeste Nederlanders -achteraf bezien- te slap op. Maar onmiskenbaar waren er ook die zich verzetten tegen de bezetter. Zij vormden een minderheid. Het beeld van de houding van orthodox-protestantse kring in oorlogstijd wordt in hoge mate bepaald door de opstelling van de voormannen, die bovendien in de officiële geschiedschrijving vaak verkeerd is geduid. Op het grondvlak kwam men soms tot anderen keuzen. Het is een omissie dat tot op heden daar geen systematisch onderzoek naar is gedaan.
Dit is het eerste artikel in een drieluik over de houding van gereformeerden in de Tweede Wereldoorlog. Volgende week vrijdag in de bijlage Mensen het tweede artikel: "Vooral verzetjes en nauwelijks verzet".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 2001
Reformatorisch Dagblad | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 2001
Reformatorisch Dagblad | 48 Pagina's