Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Puriteinen waren breder   ontwikkeld dan anglicanen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Puriteinen waren breder ontwikkeld dan anglicanen

'Utrecht' houdt studiedag over Reformatie en scholastiek:

3 minuten leestijd

UTRECHT - Een afwijking zou het puritanisme zijn, een intolerante verenging van de anglicaanse traditie, die tenminste terug zou gaan op de erfenis van de kerkvaders. Dr. Carl Trueman rekende gisteren in Utrecht af met dit "traditionele beeld" onder historici. Wat betreft kennis van de Vroege Kerk konden de puriteinen zich goed meten met de anglicaanse theologen. En wat betreft de middeleeuwse theologie waren ze zelfs breder ontwikkeld.

De Universiteit Utrecht belegde gisteren, samen met de onderzoeksgroep Oude Gereformeerde Theologie, een vervolg op het symposium "Reformatie en scholastiek: een oecumenische onderneming?", dat in mei 1997 plaatshad. De bijdragen aan die dag werden gisteren in boekvorm gepresenteerd. Daarnaast was er aandacht voor recent onderzoek naar de relatie tussen scholastiek en de reformatorische theologie.

Duistere periode

Volgens dagvoorzitter dr. W. J. van Asselt behoort de reformatorische orthodoxie uit de eeuw na de Reformatie tot de "minst bekende" tijdvakken uit de christelijke geschiedenis. Te veel, zei hij, is deze tijd gepresenteerd als een "duistere periode", als een vervorming van de reformatorische ontdekkingen, door het toelaten van de filosofie van Aristoteles binnen de theologie.

Van Asselt stelde tegenover deze visie het onderzoek van de zogeheten Nieuwe School, waartoe zich geleerden rekenen die een veel positievere visie hebben op de reformatorische orthodoxie. Een van de voortrekkers van deze Nieuwe School, prof. dr. Richard A. Muller, was gisteren te gast in Utrecht.

Muller, hoogleraar aan het Calvin Seminary in Grand Rapids, wil uiterst behoedzaam omgaan met het etiket "aristotelisch" op de theologie uit de nareformatische tijd. Hij situeert de reformatorische orthodoxie liever in het "lange theologische debat" vanuit de Vroege Kerk, via de Middeleeuwen en de Reformatie naar de Renaissance. Orthodoxe theologen namen die delen uit deze lange traditie over die geschikt waren voor de theologische behoefte van de eigen tijd. Bovendien gebruikten theologen uit de tijd na de Reformatie weliswaar elementen uit de filosofie van Aristoteles, maar wijzigden ze die ook vaak radicaal. Zo hadden ze een totaal ander godsbeeld dan de "onbewogen beweger" van Aristoteles.

Vijand

De christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar prof. dr. W. van 't Spijker liet zien dat er binnen de Vroege Reformatie twee stromingen zijn in de waardering van de scholastiek. Luther verwierp de filosofie van Aristoteles radicaal als vijandig aan de leer van vrije genade. Filosoferen zonder Christus is in zijn ogen afgoderij. Zwingli en Bucer zagen daarentegen een positief gebruik van de scholastiek als een hulpmiddel om de bijbelse theologie te verwoorden.

De latere lutherse orthodoxie keerde op haar beurt weer terug tot het scholastieke begrippenmateriaal, waardoor er methodische verwantschap ontstond met de reformatorische orthodoxie. Inhoudelijk waren de verschillen, vooral in de leer van het avondmaal en de verkiezing, echter groot.

Niet losmaken

Dr. Trueman, docent aan de universiteit van Aberdeen, pleitte ervoor om het onderzoek naar theologische posities niet los te maken van de historische, politieke, culturele en sociale context waarin theologen leefden. Wie dat doet, loopt het risico hedendaagse vragen in te lezen in oude teksten.

Trueman stelde dat de puriteinen minimaal net zo goed en zelfs nog beter dan hun anglicaanse tijdgenoten onderlegd waren in de christelijke theologische erfenis uit de Vroege Kerk en de Middeleeuwen. Hij noemde daarbij theologen als John Owen, Richard Baxter, William Perkins en Thomas Watson.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Puriteinen waren breder   ontwikkeld dan anglicanen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's