Zijlstra
De jongere generatie zegt zijn naam waarschijnlijk niets meer, maar onder de ouderen roept die altijd nog wel enige herkenning op. De afgelopen zondag overleden Jelle Zijlstra was in de Nederlandse politiek jarenlang een vooraanstaand man. Als minister van Economische Zaken, later van Financiën en vervolgens als president van De Nederlandsche Bank, bouwde hij een reputatie op van financiële deskundigheid en soliditeit. Korte tijd was hij premier. Verschillende malen trad hij op als lijstaanvoerder van de ARP. Meer dan in de politiek voelde Zijlstra zich echter thuis in de wetenschap. Al op jonge leeftijd was hij hoogleraar aan de VU. Zijn politieke loopbaan zag hij eerder als een opdracht. Een verplichting aan de Anti-Revolutionaire Partij waarmee hij zich als gereformeerde verbonden wist. Binnen de ARP vormde hij de overgang tussen de traditionele mannenbroeders van het type Jan Schouten en progressieven zoals Aantjes, die in de nadagen van de ARP de toon aangaven. In de verkiezingscampagne van 1956 presenteerde zijn partij hem als een voorbeeld van modern christelijk staatsmanschap. Onder leiding van Zijlstra (met zijn 37 jaren nog jong vergeleken met lijstaanvoerders als Drees. Romme en Oud) wilde de ARP met haar tijd meegaan. Die modernisering kon echter het zetelverlies van de ARP niet stuiten. De kamerverkiezingen in de jaren vijftig en zestig pakten iedere keer weer teleurstellend uit. Eerst brokkelde het hervormde deel van de achterban af, later kwam ook in gereformeerde kring de binding aan de ARP onder druk te staan. Alleen in 1967, na het kortstondige premierschap van Zijlstra, was er sprake van een tijdelijke opleving. Mede door het optreden van cabaretier Wim Kan gold Zijlstra toen bij de kiezers als de financiële redder van het vaderland. De oudere generatie antirevolutionairen, die in de tijd van Colijn waren opgegroeid, beschouwde Zijlstra aanvankelijk als rood. Hij onderschreef immers het keynesiaanse economische model waarin de overheid een belangrijke rol vervult als aanjager van de economie. Bovendien was Zijlstra op economisch gebied geneigd zijn beleidskeuzes niet als principiële standpunten te presenteren, maar veeleer pragmatisch te verdedigen. In veel gevallen had hij daar geen ongelijk in. Al te gemakkelijk werden in de ARP-traditie zware principiële onderbouwingen bedacht bij allerlei politieke standpunten. Zo was Colijn voor vrijhandel en Kuyper voor protectie. Beide voormannen baseerden echter hun standpunt op de geschiedenis van de torenbouw van Babel. Ook al beseffen we dat op de grondvragen van het economisch bestel geen neutrale antwoorden mogelijk zijn, toch moeten we ons hoeden om allerlei economische beslissingen een z ware principiële lading te geven. Als minister en later als president van De Nederlandsche Bank stond Zijlstra een voorzichtig en terughoudend uitgavenbeleid voor. Alleen op die manier konden de staatsschuld en de inflatie in toom gehouden worden. Vandaar zijn kritiek op het royale beleid van het kabinet-Den Uyl. Achteraf gezien heeft hij daar gelijk in gekregen. Pas onder Lubbers en Kok kwamen de overheidsfinanciën weer op orde. Zo is met Zijlstra een man heengegaan die in het naoorlogse politieke bestel onmiskenbaar een belangrijke rol heeft vervuld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 2001
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 2001
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's