Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het "neer tamied" van Amersfoort

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het "neer tamied" van Amersfoort

Orthodox-Joodse gemeente viert 275-jarig jubileum

5 minuten leestijd

AMERSFOORT - De Joodse gemeente van Amersfoort jubileert. Afgelopen zondag bestond de synagoge 275 jaar. Ze komt zaterdags samen in de oudste nog in gebruik zijnde sjoel van Nederland.

Het gebedshuis staat op een van de mooiste plekjes van de Amersfoortse binnenstad, op een idyllisch terreintje dat omgeven wordt door de Muurhuizen, de Korte Gracht en de Drieringensteeg.

Het "neer tamied" (eeuwig brandend licht) in de Amersfoortse synagoge verspreidt zijn zwak schijnsel al sinds 1727. De passerende voetganger kan het lampje, als hij het gebouw opmerkzaam beziet, ook door de boogramen ontdekken vanaf de Korte Gracht of de Drieringensteeg. "Het "neer tamied" is onder meer het symbool van Gods aanwezigheid", vertelt Nechama Mayer-Hirsch. "De lamp mag, net als vroeger de menora, de zevenarmige kandelaar in de tempel, nooit uitgedaan worden."

In de periode dat Hitler zijn donkere schaduwen over Europa wierp, ging het lampje echter wél uit. De Duitsers vernielden het interieur van de synagoge volkomen. Sinds 1945, het jaar waarin de Joodse gemeente opnieuw werd geïnstalleerd, brandt het lampje weer. Samen met haar man Rob behoort Nechama tot de ongeveer 100 leden tellende orthodoxe Nederlandse Israëlitische gemeente van Amersfoort.

Mayer opent de deur van de synagoge. Hij deelt in het kleine portaal onmiddellijk keppeltjes uit. Een volgende deur geeft toegang tot de gemeenschapsruimte. In het midden van de sjoel staat de "bima". Vanaf die verhoging leest de rabbijn of een jongen die zijn bar mitswa viert, elke zaterdag uit de thora.

Een belangrijk element in het gebedshuis is de heilige arke. Deze kast gaat schuil achter een prachtig voorhangsel, dat in de Tempel de scheiding aangaf tussen het Heilige en het Allerheiligste. In het hart van de heilige arke staan acht thorarollen. Mayer rolt er een uit op de bima. "Dit is een heel bijzonder exemplaar", vertelt hij. "De familie Italiaander nam haar in de zeventiende eeuw mee uit Italië. De rol is gemaakt van kosjer hertenleer."

Mayer is nauw betrokken bij de inrichting van de tentoonstelling "Mazzeltov!" in Flehite. In het museum aan de Westsingel in Amersfoort is deze tot 5 januari 2003 te bezichtigen naar aanleiding van het 275-jarig jubileum van de plaatselijke Joodse gemeenschap.

De expositie begint met een zogenaamde levenstrap. "We verbeelden het Joodse leven van de wieg tot het graf", licht projectleider Gerard Raven toe. "Allerlei gebruiksvoorwerpen die hierbij horen, hebben we hier uitgestald." Een besnijdenismes bijvoorbeeld, en een negentiende-eeuws besnijdenisboekje. Een jongetje toont de geschenken die hij voor zijn dertiende verjaardag kreeg ("bar mitswa", zoon der wet): "tefillien" (gebedsriemen) om arm en hoofd en een prachtige gebedsmantel met zilveren sluiting. Ernaast liggen originele uitnodigingskaarten voor een bar- en bat-mitswahfeest. Meisjes zijn al op hun 12e "dochter der wet".

Hoogtepunt in het Joodse leven is de "choepa", het huwelijk. De tekst van de trouwkaarten van de Amersfoortse echtparen Amnon en Marchien en Jonathan en Shulamith is afgedrukt in het Nederlands, het Engels en het Ivriet. Onder een donker fluwelen baldakijn (symbool van het samen opbouwen van een huis) staan de als bruid en bruidegom aangeklede poppen. Als de bruidegom aan zijn echtgenote het huwelijkscontract heeft aangeboden, trapt hij vervolgens traditioneel een glas aan scherven. "Zolang de tempel in Jeruzalem niet herbouwd is, kent het Joodse leven nooit volmaakte vreugde", licht Mayer toe. "Om die reden laten we in onze huizen ook altijd een klein stukje muur onbepleisterd."

De geschiedenis van de Joodse gemeenschap van Amersfoort begon in het midden van de zeventiende eeuw. Ergens rond 1650 vestigden de eerste Portugese (sefardische) Joden zich in de stad. Later kwamen er ook Hoogduitse (asjkenazische) Joden bij. De beide groepen hielden gezamenlijke godsdienstoefeningen in een huis. Hun doden begroeven ze op een begraafplaats bij de Bloemendaalse Poort. Tot 1873 was deze dodenakker in gebruik; daarna werden de Joden aan de Soesterweg begraven.

In 1661 kregen Joden voor het eerst burgerrechten in Amersfoort. Op de tentoonstelling liggen kopieën van de officiële stukken waaruit blijkt dat Josef Perreira en Emanuel de Tor Alto toegelaten werden als poorters van de stad. De asjkenazim waren getalsmatig in de meerderheid. In 1725 kochten zij het Juffersgat, een lapje grond aan de Drieringensteeg. Deze sjoel was een van de eerste in Nederland die zo openlijk en zichtbaar in de stad verscheen.

Nog op een andere wijze drukten de Joodse inwoners hun stempel op de stad. Zij waren actief in de textiel- en de tabakshandel. Omdat de bierindustrie op haar retour was, kon Amersfoort wel een opkikker van de stedelijke economie gebruiken. Een van de belangrijkste Amersfoortse figuren uit zijn tijd was de tabakshandelaar Benjamin Cohen. Hij was een van de bestuurders van de Joodse gemeente, maar hij trad ook op als bankier voor stadhouder prins Willem V. Toen die vluchtte voor opstandige patriotten bood Cohen hem zijn prestigieuze Huis met de Paarse Ruitjes aan. Als dank voor zijn gastvrijheid schonk de prins Cohen zijn geschilderd portret. Het doek maakt deel uit van de tentoonstelling in Flehite.

Tussen augustus 1942 en april 1943 werden de Joodse Amersfoorters gedwongen hun woonplaats te verlaten. Velen kwamen op tragische wijze aan hun einde in concentratiekampen. Een relatief groot deel van de gemeenschap wist echter te overleven door onder te duiken in de omgeving. Zo kon het Joodse leven in Amersfoort na het intermezzo van de Tweede Wereldoorlog weer op gang komen.

De orthodoxe rabbijnen S. Evers en B. Jacobs zijn betrokken bij de diensten in de Nederlands Israëlitische gemeente. "Elke zaterdag komen hier in de synagoge zo'n twintig mannen en tien vrouwen bijeen", vertelt Nechama Mayer. "Op hoogtijdagen zit het hier vol", vult haar man Rob aan. Gebeden, thoralezing en -uitlegging en het zingen van de Hebreeuwse psalmen staan centraal. "We zingen a capella, onder leiding van een voorzanger. Dat gaat uitstekend. We bidden met de woorden van de psalmen. Hoe kan het beter?"

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2002

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Het "neer tamied" van Amersfoort

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2002

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's