Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén kind gered, een heel volk gered

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén kind gered, een heel volk gered

Albertha Colijn redde Joodse kleuter Sara Philipson met een vlucht door het weiland

7 minuten leestijd

"Ik hoop dat ik in het dal der rechtvaardigen mag worden gesteld na mijn heengaan." Albertha Vos-Colijn uit Wijk en Aalburg hecht niet zozeer aan de onderscheiding "Rechtvaardige onder de Volken", waarmee ze dinsdag werd gedecoreerd. Veel meer hecht ze aan de ontmoeting met de vrouw die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog redde, Sara Arzi-Philipson, en haar familie. En aan het Woord dat ze hun mocht meegeven: Psalm 78:1-7.

Onderscheidingen"Rechtvaardige onder de Volken", het Israëlische laureaat voor mensen die tijdens de Wereldoorlog hun leven hebben gewaagd voor het redden van Joden, worden wel vaker uitgereikt. De manier waarop de Yad Vashem-onderscheiding uiteindelijk aan Albertha Vos (75) kon worden uitgereikt, was bijzonder.

Toen het bruine nazi-monster Nederland binnenviel, was Albertha Colijn 13 jaar. De oudste van een christelijk gereformeerd gezin van later tien kinderen weet nog dat het verzet tegen de Duitse overheerser in haar geboorteplaats Rijnsburg vroeg ontstond. Een van de Rijnsburgers die het kleinschalige verzet begonnen, was Piet van Egmond, alias Piet Sik. "Hij slachtte illegaal en bracht het vlees naar mensen in Oegstgeest en naar Lenie Visser in Amsterdam. Deze vrouw probeerde Joodse kinderen te redden uit de handen van de Duitsers. Uit de treinen naar concentratiekampen haalde zij kinderen, die ze liet onderduiken."

Albertha werkte inmiddels bij Van Egmond in de huishouding, maar ze schoof ook diens illegale blaadjes van de naamloze Rijnsburgse verzetsorganisatie onder de deur. "Behalve bij NSB'ers, maar die waren in Rijnsburg op één hand te tellen. Rijnsburg was procentueel gezien hét bolwerk van het verzet om Joodse kinderen te redden."

Erger

Tijdens een van zijn illegale vleesleveranties in 1943 ontdekte Van Egmond een klein Joods meisje bij Lenie. "Die zwarte handel van jou is erger dan die van mij, zei hij tegen haar. Hij nam het meisje, Sara Lea Philipson, mee naar zijn huis in Rijnsburg, waar hij al onderduikers verborg."

Sara was toen 3 jaar oud. Zij stamde uit een Leids gezin met vijf kinderen. Hun buurman, ene De Groot, was een fanatieke nationaal-socialist. De SS'er had besloten het hele gezin van het vervolgde volk, inclusief de vijf kindertjes, te vermoorden. Als eerste schoot hij vader Philipson midden op de Breestraat dood. Het Leidse verzet liet onmiddellijk moeder Philipson met haar kinderen onderduiken. De vrouw stond daarbij zelfs haar jongste, een paar weken oude baby, af, om de kans te vergroten dat deze de verschrikkingen zou overleven.

Zo kwam Saartje bij Piet van Egmond in Rijnsburg. Dat ging een halfjaar goed. De SS kwam Saartje echter op het spoor. "Op 17 januari 1944 stonden er twee mannen bij Piet op de stoep, de rechercheurs Biesheuvel en de Leidse buurman De Groot. Ze pakten Sara op en zetten haar op een stoel. "Wat gaat u met haar doen?" vroeg ik. "We brengen haar naar een zomerkamp", aldus de verraders. "En dan wordt ze doodgemaakt", antwoordde ik. "Hoe kom je daarbij? Jij moet je grote mond houden", reageerden ze." De onverschrokken Albertha, onder haar broers en zussen bekend als "de generaal", bleef echter op scherp staan.

Ontzettingsplan

Piet van Egmond was niet thuis, maar wel in Rijnsburg, op pad voor het verzet. Hij hoorde van de inval en smeedde bij de gereformeerde predikant ds. Hendrikus Post, een broer van de bekende verzetsman Johannes Post, meteen een ontzettingsplan. Hij zou via de achterdeur binnenstormen en Jan Wildschut, een andere verzetsman, via de zijdeur en vervolgens zouden ze beide nazi's doden. De SS'ers hadden echter de achterdeur op slot gedaan, zodat alleen Wildschut binnenviel. "Hij schoot meteen De Groot dood. Omdat Piet niet naar binnen kon, moest Wildschut vluchten. Zigzaggend door de straat ontkwam hij, terwijl Biesheuvels kogels hem om de oren floten. Ik pakte Sara op en rende via de achterdeur het huis uit, door de weilanden. Een paar kilometer verderop stond ons huis, waar we al twee Joodse onderduikers, Bart Roest en Suusje, hadden. Vader vond dat de Heere ons deze plicht oplegde. Vandaar uit is Sara verder getransporteerd."

Albertha bracht diezelfde avond nog inderhaast gemaakte briefjes rond met de mededeling dat alle mannen van Rijnsburg moesten weggaan, omdat er een razzia zou volgen op de dood van De Groot. Direct na het rondbrengen vluchtte Albertha naar haar oma in Den Haag, vervolgens naar een tante in Bussum. De burgemeester van Rijnsburg gaf haar vader en moeder echter te verstaan dat het beter was de verblijfplaats van hun oudste dochter prijs te geven. Die lieten zich overtuigen, in de hoop zo haar leven te sparen. De burgervader -"wij dachten dat het een verrader was, maar dat bleek niet zo"- ondervroeg de 16-jarige over de verblijfplaats van Sara, maar liet Albertha verder ongemoeid.

Arrestatie

Met Piet van Egmond liep het minder mooi af. Hij dook met zijn vrouw Jannetje en dochter Jannie onder op een boerderij in Zwammerdam. In juni '44 werd zijn verblijfplaats ontdekt. De SS'ers kwamen eerst bij de verkeerde boerderij. Die boer wilde niet meewerken en werd met zijn twee zoons tegen de muur gezet en voor de ogen van zijn vrouw doodgeschoten. Daarop werkte de boer die Piet verborg, wel mee.

Zijn vrouw en dochter werden ongemoeid gelaten, maar Piet werd tijdens zijn verhoor in Leiden geschopt en geslagen door politieman Kruisheer. Ten onrechte werd Van Egmond ter dood veroordeeld voor het doodschieten van De Groot. Hij kwam terecht in een dodencel in een Rotterdamse gevangenis. "'s Ochtends om zes uur werden mensen opgehaald om te worden geëxecuteerd. Zes keer is de medegevangene van Piet daarvoor meegenomen. Hij leefde toen zo met de Heere, dat hij bang was om weer te worden losgelaten, omdat hij dan Gods nabijheid zou missen."

Dolle Dinsdag naderde. De Duitsers werden steeds zenuwachtiger. Toen 6 september 1944 was aangebroken, werden de gevangenen in de betrokken gevangenis om en om doodgeschoten of vrijgelaten. Piet was de laatste die uit de cel kwam. "Du bist ein guter Mann, zei de Duitse officier, Piet op zijn schouder kloppend, en liet hem vrij."

Alle Philipsons, op de vader na, overleefden de holocaust en emigreerden naar Israël. Ook Piet van Egmond haalde het einde van de oorlog. Hij ontmaskerde zijn verrader, Van Zuylen, die zich later had ingedrongen in het Oegstgeester verzet en zich na de bevrijding prostitueerde als kok in het Canadese leger; Kruisheer, de politiefunctionaris die hem martelde; en rechercheur Biesheuvel, die het direct na de Bevrijding had geschopt tot hoofdcommissaris van politie in Alkmaar. "Hij ondervroeg ze en liet de verdere berechting over aan anderen. Hij was geen man voor wraak, maar erg gesloten", aldus mevrouw Vos.

Na de oorlog zette Van Egmond zich ervoor in alle Joodse kinderen die hij had ondergebracht, terug te brengen naar hun ouders, als die het hadden overleefd. In de jaren '60 trouwde Albertha Colijn met Piet van Egmond. Het huwelijk duurde slechts een jaar. Toen overleed de oud-verzetsman aan kanker.

Vervoering

Toen zus Corrie Aalhuizen-Colijn in haar huidige thuisland Canada het ontsnappingsverhaal van Sara aan een landgenote vertelde, raakte deze in vervoering. Zij zetten een oproep voor hernieuwde kennismaking met Albertha in de Jerusalem Post, die Sara las. Ze reageerde onmiddellijk. De hereniging volgde. Daarop probeerde de inmiddels gehuwde Israëlische een Yad Vashem-onderscheiding voor haar weldoenster te regelen. Dat lukte eerst niet. "De Yad Vashem-organisatie onderzoekt de zaak altijd eerst grondig. Zij geloofde Sara eerst niet, omdat ze in 1944 nog maar drieënhalf jaar oud was. Maar omdat het verhaal over de weilanden klopte en omdat Sara bleef aanhouden, is het haar uiteindelijk gelukt."

Ondertussen waren Rijnsburgers van hun kant bezig Piet van Egmond en zijn eerste vrouw als "Rechtvaardigen onder de Volken" onderscheiden te krijgen. Ook zij kregen dinsdag -postuum- de Yad Vashem-onderscheiding, het hoogste laureaat van de staat Israël.

Allevijf kinderen Philipsons waren dinsdag aanwezig, evenals zus Corrie. "Het was geweldig", zegt een enthousiaste mevrouw Vos. "Ik mocht Sara, orthodox Joods, een complete Statenbijbel geven, verfraaid met kalfsleer en gravures. Ik heb bij het etentje gebeden en het begin van Psalm 78 gelezen: "En dat zij hun hoop op God zouden stellen." Het gaat uiteindelijk niet om mijn, maar om Gods eer. Ik heb maar één kind gered. Maar de man van de Yad Vashem-organisatie zei: Wie één kind redt, redt een heel volk." Dat lijkt letterlijk de waarheid. Sara werd moeder van vijf kinderen en grootmoeder van reeds zeventien kleinkinderen.

Mevrouw Vos heeft het recht in het Yad Vashem-museum in Jeruzalem een plaquette met haar naam te onthullen. Of ze daartoe de gezondheid krijgt en of ze dat doet, weet ze nog niet. "Al de weg leidt mij mijn Heiland", zegt ze, vol overgave.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Eén kind gered, een heel volk gered

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 2002

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's